V-N 1999/37.31
EUROPEES RECHT Zesde richtlijn. De Oostenrijkse toeristenbelastingen hebben ten dele het karakter van een omzetbelasting. Art. 33 Zesde richtlijn verzet zich niet tegen die heffingen. Deze bewuste heffingen voorzien anders dan de BTW niet in de aftrek van voorbelasting. Tevens worden heffingen niet op dezelfde wijze afgewenteld op de eindverbruiker en tenslotte worden de toeristenbelastingen berekend op basis van de jaaromzet. Arrest HvJ
HvJ EG 08-06-1999, ECLI:EU:C:1999:285
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
- Datum
8 juni 1999
- Zaaknummer
C-338/97
C-344/97
C-390/97
- LJN
AS3791
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:1999:285, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 08‑06‑1999
ECLI:EU:C:1999:154, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 18‑03‑1999
Essentie
EUROPEES RECHT Zesde richtlijn. De Oostenrijkse toeristenbelastingen hebben ten dele het karakter van een omzetbelasting. Art. 33 Zesde richtlijn verzet zich niet tegen die heffingen. Deze bewuste heffingen voorzien anders dan de BTW niet in de aftrek van voorbelasting. Tevens worden heffingen niet op dezelfde wijze afgewenteld op de eindverbruiker en tenslotte worden de toeristenbelastingen berekend op basis van de jaaromzet. Arrest HvJ
Uitspraak
(...)
2. Deze vragen zijn gerezen in de gedingen tussen Pelzl e.a. en de Steiermärkische Landesregierung, Wiener Städtische Allgemeine Versicherungs AG e.a. en de Tiroler Landesregierung, en STUAG Bau-Aktiengesellschaft en de Kärntner Landesregierung, ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.