BNB 2001/144
Voor het verschil in behandeling tussen uitwonende en thuiswonende studenten bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging
HR 06-12-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8849, m.nt. Ch.J. Langereis
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 december 2000
- Magistraten
Korthals Altes; Beukenhorst; Monné; Amersfoort, van; Bavinck
- Zaaknummer
34933
- Conclusie
A-G mr. Van den Berge
- Noot
Ch.J. Langereis
- LJN
AA8849
- JCDI
JCDI:ADS888313:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA8849, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA8849, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑2000
- Wetingang
Art. 46, negende lid, Wet IB 1964 en art. 26 IVBPR
Essentie
Voor het verschil in behandeling tussen uitwonende en thuiswonende studenten bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging
Samenvatting
Het bij Wet van 24 februari 1988, Stb. 70, ingevoerde systeem hield aanvankelijk in dat voor de grote groep studenten met recht op studiefinanciering gold dat tegenover het slechts gedeeltelijk belasten van de uitkeringen tot bestrijding van bepaalde noodzakelijke studiekosten en meerkosten als gevolg van het uitwonend zijn, stond dat de studiekosten slechts gedeeltelijk als buitengewone last aftrekbaar waren. In de jaren 1991 t/m 1994 zijn de percentages waarvoor de uitkering was vrijgesteld en de studiekosten niet aftrekbaar waren, geleidelijk verhoogd tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.