HR, 01-12-2006, nr. 42 923
ECLI:NL:HR:2006:AZ3373
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-12-2006
- Zaaknummer
42 923
- LJN
AZ3373
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Milieubelastingen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2006:AZ3373, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑12‑2006; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2006/62.9 met annotatie van Redactie
NTFR 2006/1744 met annotatie van mr. T.A.D. van Wordragen
Uitspraak 01‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Hoor en wederhoor ten aanzien van ter zitting overgelegd stuk.
Nr. 42.923
1 december 2006
ME
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 21 februari 2006, nr. 04/0887, betreffende na te melden aanslag in de hondenbelasting van de gemeente Nijmegen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het tijdvak 1 augustus tot en met 31 december 2003 een aanslag in de hondenbelasting van de gemeente Nijmegen opgelegd tot een bedrag van € 33,98, welke aanslag op het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak van het Hoofd van de afdeling Burgerzaken en Belastingen van de gemeente Nijmegen is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Daarop kan geen acht worden geslagen, nu de wet niet de mogelijkheid biedt zodanig stuk in te dienen.
Belanghebbende heeft de zaak mondeling doen toelichten door mr. A. Jankie, advocaat te 's-Gravenhage.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Belanghebbende klaagt onder meer dat ter zitting door de heffingsambtenaar een stuk aan het Hof is overgelegd, waarvan hij geen kopie heeft ontvangen en waarop hij niet gericht heeft kunnen reageren.
3.2. Noch in het proces-verbaal van de zitting voor het Hof, noch in 's Hofs uitspraak wordt melding gemaakt van het overleggen ter zitting van een stuk door de heffingsambtenaar.
3.3. Onder de gedingstukken die de griffier van het Hof aan de griffier van de Hoge Raad heeft gezonden, bevindt zich evenwel een stuk met als opschrift "Raadplegen Bevolkingsadministratie - Stamrapport". Bovenaan dit stuk is door (klaarblijkelijk) de griffier van het Hof aangetekend "Door de Ambtenaar ter zitting van 9 november 2005 overgelegd".
3.4. Dit laat geen andere conclusie toe dan dat ter zitting door de heffingsambtenaar een stuk aan het Hof is overgelegd, en dat daarvan ten onrechte geen melding is gemaakt in het proces-verbaal van de zitting of in de uitspraak.
3.5. Het Hof mocht op dat stuk geen acht slaan zonder hetzij de behandeling van de zaak te schorsen teneinde belanghebbende de gelegenheid te geven zich over de inhoud van dat stuk te beraden en zijn standpunt daaromtrent te bepalen hetzij zich ervan te vergewissen dat belanghebbende voor de bepaling van zijn standpunt aan zodanige schorsing geen behoefte had (vgl. HR 27 september 2002, nr. 37003, BNB 2002/379).
3.6. Nu het Hof op het stuk wel acht heeft geslagen - de vaststellingen in onderdeel 2.2 van zijn uitspraak zijn kennelijk daaraan ontleend - maar uit 's Hofs uitspraak of het proces-verbaal van de zitting niet blijkt dat het Hof het onder 3.5 vermelde in acht heeft genomen, en belanghebbende in cassatie erover klaagt dat hem geen gelegenheid is gegeven zich over de inhoud van dat stuk uit te laten, kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven.
3.7. Verwijzing moet volgen voor een nieuwe behandeling van de vraag of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarbij dient aan belanghebbende alsnog de gelegenheid te worden geboden zich uit te laten over het hiervoor onder 3.3 bedoelde stuk. De overige klachten behoeven thans geen behandeling. De hierin aan de orde gestelde vragen kunnen, voorzover nodig, na verwijzing aan de orde komen.
4. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de gemeente Nijmegen aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente Nijmegen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2006.