HR, 29-01-1997, nr. 32 049
ECLI:NL:HR:1997:AA3184
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-01-1997
- Zaaknummer
32 049
- LJN
AA3184
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Dividendbelasting (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1997:AA3184, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑01‑1997; (Cassatie)
- Wetingang
- Vindplaatsen
BNB 1997/117 met annotatie van J. Hoogendoorn
FED 1997/289 met annotatie van J.J. VETTER
WFR 1997/197
V-N 1997/774, 27 met annotatie van Redactie
Uitspraak 29‑01‑1997
Inhoudsindicatie
-
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 1996 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de dividendbelasting.
1. Aanslag en bezwaar Aan belanghebbende is over het tijdvak 1991 een naheffingsaanslag in de dividendbelasting opgelegd ten bedrage van f 62.083,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
2. Loop van het geding tot dusverre Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De uitspraak van dit hof van 31 augustus 1993 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 30 november 1994, BNB 1995/103, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
4. Beoordeling van de klacht 4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan: De Inspecteur heeft bij uitspraak van 22 juni 1993 beslist dat er met betrekking tot de kapitaalsuitbreiding van 17 april 1991 geen sprake is van een herkapitalisatie als bedoeld in artikel 58 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), daar het verzoek als bedoeld in dat artikel niet vóór de kapitaalsuitbreiding bij de inspecteur belast met de aanslagregeling voor de vennootschapsbelasting is ingediend. Hiermee heeft de Inspecteur het verzoek van belanghebbende van 9 juni 1993 - genoemd in overweging 3.1.5 van het arrest van de Hoge Raad van 30 november 1994, BNB 1995/103 - afgewezen. Tegen voormelde uitspraak heeft belanghebbende geen beroep ingesteld bij de belastingrechter. 4.2. Het Hof heeft geoordeeld dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 5, aanhef en letter b, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (tekst 1991), nu geen sprake is van een onherroepelijk vaststaande uitspraak van de Inspecteur, waarin is beslist dat sprake is van een herkapitalisatie in de zin van artikel 58 van de Wet. Dit oordeel is juist. Het door belanghebbende gedane beroep op de Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 25 maart 1991, BNB 1991/142, faalt reeds omdat deze Resolutie niet kan meebrengen dat een onherroepelijk vaststaande uitspraak van de Inspecteur - de uitspraak van 22 juni 1993 - alsnog aan het oordeel van de belastingrechter wordt onderworpen. De van een andere opvatting uitgaande klacht faalt derhalve.
5. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 29 januari 1997 vastgesteld door de raadsheer Van der Linde als voorzitter, en de raadsheren Bellaart, De Moor, Van der Putt-Lauwers en Van Brunschot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.