V-N 2001/24.16
VENNOOTSCHAPSBELASTING Deelnemingsvrijstelling. Liquidatieverlies bij bedrijfsvoortzetting. Consequenties voor afgewaardeerde vorderingen van gelieerde schuldenaar
HR 18-04-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB1122, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 april 2001
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Zuurmond; Brunschot, van; Vliet, van; Lourens; Kalmthout, van
- Zaaknummer
36 048
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AB1122
- JCDI
JCDI:ADS901565:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB1122, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑04‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB1122, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2001
- Wetingang
Art. 13b, eerste lid Wet Vpb 1969; art. 13b, vierde lid (oud) Wet Vpb 1969; art. 13d, achtste lid, onderdeel b, Wet Vpb 1969
Essentie
VENNOOTSCHAPSBELASTING Deelnemingsvrijstelling. Liquidatieverlies bij bedrijfsvoortzetting. Consequenties voor afgewaardeerde vorderingen van gelieerde schuldenaar
Samenvatting
Belanghebbende, X BV cs, houdt zich onder meer bezig met het creëren van een afzetmarkt voor haar producten in Engeland. Daartoe werd in 1988 H Ltd opgericht. H Ltd kreeg echter geen vat op de Engelse markt. Zij heeft haar activiteiten per 1 april 1994 beëindigd. Vanaf dat moment is de mede-aandeelhouder J Ltd als agent gaan werken. De verkopen aan Engelse afnemers kwamen sedertdien voor rekening van C BV, een fiscale eenheiddochter van X BV, die ook de orderadministratie, levering en facturering zelf is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.