FED 1996/802:Belanghebbende, de gemeente Almelo, verkocht in 1990 een perceel grond met BTW. Aan het perceel zelf waren geen bewerkingen verricht en er waren geen voorzieningen getroffen die uitsluitend dienstbaar waren aan dat perceel. In de omgeving waren wel infrastructurele voorzieningen aangebracht. Naar aanleiding van het Sint-Oedenrode-arrest (BNB 1991/19) maakt belanghebbende in 1993 alsnog bezwaar tegen de door haar voldane BTW. Zij beroept zich ter rechtvaardiging van haar termijnoverschrijding op het Emmott-arrest van het HvJ EG, stellende dat Nederland een implementatieverzuim heeft begaan. HR: In het Sint-Oedenrode-arrest is overwogen dat de Wet OB 1968 onder het begrip 'bouwterrein' ex art. 4, derde lid, sub b, Zesde richtlijn enkel verstaat bouwrijp gemaakte grond. Dit betekent dat de Nederlandse wetgeving een omschrijving van het begrip 'bouwterrein' bevat. Naar mede blijkt uit HvJ EG, V-N 1996, blz. 1545 (Emmen) is deze omschrijving niet in strijd met de Zesde richtlijn, al kan de gekozen wijze van implementatie voor andere gronden dan bouwterreinen tot een afwijking van de Zesde richtlijn leiden (zie het 'bloembollen-arrest', BNB 1995/87). Het hof heeft terecht het beroep op het Emmott-arrest verworpen.