V-N 2003/9.8
FISCAAL BESTUURSRECHT Boete. Betekenis van art. 6 EVRM op de fiscale bestuurlijke boete. Recht op toegang tot rechter geschonden bij zeer trage uitspraak op bezwaar
EHRM 23-07-2002, ECLI:NL:XX:2002:AV1874, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
23 juli 2002
- Magistraten
Thomassen; Palm; Graukur Jörundsson; Türmen; Bîrsan; Casadevall; Maruste
- Zaaknummer
36985/97
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- LJN
AV1874
- JCDI
JCDI:ADS660435:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2002:AV1874, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 23‑07‑2002
- Wetingang
Art. 6 EVRM; art. 25 AWR; art. 67a t/m 67p AWR; art. 25 Inv.w 1990
Essentie
FISCAAL BESTUURSRECHT Boete. Betekenis van art. 6 EVRM op de fiscale bestuurlijke boete. Recht op toegang tot rechter geschonden bij zeer trage uitspraak op bezwaar
Samenvatting
Het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) oordeelt dat art. 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ook van toepassing is op bestuurlijke boetes die kunnen worden opgelegd zonder dat vast hoeft te staan dat belastingplichtige opzettelijk of verwijtbaar heeft gehandeld.
In de zaak Västberga Taxi Aktiebolag en Vulic tegen Zweden geeft het EHRM (hierna: hof) een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.