BNB 1997/384
Kwade trouw en navordering. Voordeel uit optie opbrengst van arbeid?
HR 11-06-1997, ECLI:NL:PHR:1997:AA2160, m.nt. R.H. Happé
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 juni 1997
- Magistraten
Jansen, R.J.J.; Linde, van der; Bellaart; Brunschot, van; Meij
- Zaaknummer
32 299
- Conclusie
Plv. P-G mr. Van Soest
- Noot
R.H. Happé
- LJN
AA2160
- JCDI
JCDI:ADS171904:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:AA2160, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑06‑1997
ECLI:NL:PHR:1997:AA2160, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑06‑1997
- Wetingang
Art. 16, eerste lid, AWR; art. 22, eerste lid, letter b, Wet IB 1964
Essentie
Kwade trouw en navordering. Voordeel uit optie opbrengst van arbeid?
Samenvatting
1. Een belastingplichtige is te kwader trouw in de zin van art. 16, eerste lid, laatste volzin, AWR, indien hij de Inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen heeft onthouden of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. Alsdan is er - anders dan het Hof heeft geoordeeld - geen plaats voor vernietiging van een navorderingsaanslag wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel, ook niet indien het feit ter zake waarvan de aanslag is opgelegd de Inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn.
2. Belanghebbende, directeur ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.