Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen
Einde inhoudsopgave
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/1.3:1.3 Hoofdstukindeling
Waarschijnlijkheid van fiscale rechtsgevolgen (FM nr. 145) 2016/1.3
1.3 Hoofdstukindeling
Documentgegevens:
C. Bruijsten, datum 04-05-2016
- Datum
04-05-2016
- Auteur
C. Bruijsten
- JCDI
JCDI:ADS613255:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 2 zal ik eerst aangeven waar de praktijk tegen onzekerheid aanloopt bij fiscale rechtsvindingsvraagstukken en waar een nadere invulling van die onzekerheid in de vorm van een waarschijnlijkheidswaarde mogelijk gewenst is. Het gaat daarbij in eerste instantie om belastingplichtigen die onzeker zijn ten aanzien van de mogelijke fiscale gevolgen van voorgenomen of reeds verrichte rechtshandelingen en die een inschatting wensen van de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten. (Hoe groot is de kans dat een rechtshandeling tot belastingheffing leidt?) Maar het gaat ook om de waardering van onzekere belastingposities op de commerciële balans van ondernemingen. In beide gevallen komt de vraag op wat de waarschijnlijkheid is van de verschillende mogelijke rechtsgevolgen.
Wanneer sprake is van meerdere mogelijke uitkomsten, zal de belastingplichtige moeten afwegen welk standpunt in de aangifte zal worden ingenomen. Een vraag die bij onzekere situaties vaak opkomt, is of een pleitbaar standpunt wordt ingenomen. Om die reden zal ik het pleitbare standpunt in mijn onderzoek meenemen. Het leerstuk van het pleitbare standpunt komt in hoofdstuk 3 aan de orde. Dit onderwerp is voor het onderzoek naar het antwoord op de kernvraag niet noodzakelijk. De reden waarop ik het pleitbare standpunt toch bespreek, is omdat de vraag of sprake is van een pleitbaar standpunt bij onzekere gevallen in de praktijk vanwege het boeterisico heel belangrijk is en vaak gesteld wordt. Bovendien kan vanuit een theoretisch perspectief de vraag worden gesteld of de pleitbaarheid van een standpunt gekoppeld is aan een bepaalde mate van waarschijnlijkheid van dat standpunt. Daarmee is dan toch een link gelegd met de kernvraag.
In een specifieke casus zijn de rechtsgevolgen het sluitstuk van een rechtsvindingsproces. Maar zoals ik zal laten zien kunnen ze ook het startpunt zijn. Van net zo groot belang als de rechtsgevolgen, is de rechtvaardiging (onderbouwing) van die rechtsgevolgen. Deze rechtvaardiging wordt gevonden tijdens het rechtsvindingsproces. Rechtsvinding is dus niet alleen een zoektocht naar rechtsgevolgen, maar ook naar de rechtvaardiging van die rechtsgevolgen. Een eventuele onzekerheid over de rechtsgevolgen vloeit voort uit één of meerdere elementen van het rechtsvindingsproces. Dus als we iets zinnigs willen zeggen over de waarschijnlijkheid van de mogelijke rechtsgevolgen in een specifieke casus, dan moeten we eerst een analyse maken van het rechtsvindingstraject.
In hoofdstuk 4 stel ik een model op van het fiscale rechtsvindingsproces. Daarbij zal ik eerst de vraag beantwoorden wat fiscale rechtsvinding precies inhoudt. Ook het in de literatuur veel gemaakte onderscheid tussen eenvoudige gevallen en moeilijke gevallen komt daarbij aan de orde. Ik maak tevens een onderscheid tussen wat ik noem voorwaartse rechtsvinding en achterwaartse rechtsvinding. In de praktijk is rechtsvinding vaak een combinatie van deze twee rechtsvindingsstrategieën. Vervolgens kom ik met het model van het fiscale rechtsvindingsproces waarbij ik sterk leun op verzamelingen. Ook de onzekerheid in de vorm van waarschijnlijkheid krijgt hier een plaats. Ik beperk mij overigens tot het opstellen van een rechtsvindingsmodel dat kan helpen bij de analyse van de waarschijnlijkheid van de mogelijke rechtsgevolgen in een specifieke casus.
In hoofdstuk 5 bespreek ik vervolgens de rechtsvindingsruimte. Dit is de ruimte waarbinnen het fiscale rechtsvindingsproces plaatsvindt. Deze ruimte bestaat uit verschillende verzamelingen. Ik maak daarbij een onderscheid tussen feiten, rechtsnormen, logische afleidingsregels en juridische afleidingsregels. De afleidingsregels stellen ons in staat om feiten, rechtsnormen en andere tijdens het rechtsvindingsproces afgeleide stellingen te combineren en vervolgens nieuwe stellingen af te leiden. De mogelijke rechtsgevolgen van een fiscaal rechtsvindingsproces kunnen worden aangemerkt als het eindstation van het rechtsvindingsproces (alhoewel dat proces niet zelden wordt aangevangen met één of meerdere mogelijke rechtsgevolgen).
Zodra ik het model heb besproken en de waarschijnlijkheid daarin een plaats heb gegeven, zal ik in hoofdstuk 6 nader ingaan op het begrip waarschijnlijkheid. Ook bespreek ik de meerdere interpretaties van waarschijnlijkheid. Het blijkt namelijk dat we het begrip waarschijnlijkheid op meerdere manieren uit kunnen leggen. Niet elke interpretatie van waarschijnlijkheid helpt ons verder als we de onzekerheid in het fiscale rechtsvindingsproces willen begrijpen. In dit hoofdstuk ga ik tevens in op de vraag of het mogelijk is de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk te kwantificeren. Het antwoord op de kernvraag komt dan al in zicht.
In hoofdstuk 7 bespreek ik de Bayesiaanse methode, dat wil zeggen de toepassing van de ook in het strafrecht bekende formule van Bayes. Ik zal onderzoeken in hoeverre deze formule geschikt is om de waarschijnlijkheid van de mogelijke uitkomsten van een onzeker rechtsvindingsvraagstuk in kaart te brengen. Na hoofdstuk 7 hebben we een antwoord op de kernvraag.
Het onderzoek in de voorgaande hoofdstukken biedt overigens ook ruimte voor een aantal aanvullende observaties. In mijn beschrijving van het model van het fiscale rechtsvindingsproces in hoofdstuk 4 introduceer ik mijn definitie van het begrip bewijs. In hoofdstuk 8 werk ik dat verder uit, waarbij ik het begrip onzekerheid na een aantal theoretische hoofdstukken weer terugplaats in de praktijk – maar dan wel vanuit het perspectief van de besproken theorie.
In hoofdstuk 9 volgt ten slotte een korte verkenning van toekomstige ontwikkelingen in de technologie zoals de data-analyse, en roep ik de vraag op in hoeverre dit ertoe zal leiden dat het antwoord op de kernvraag van mijn onderzoek te zijner tijd anders zal moeten worden beantwoord.
Het onderzoek is afgesloten op 1 juli 2015. Latere ontwikkelingen zijn slechts bij uitzondering verwerkt.