Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:52 BW:Verjaring bij vernietigbaarheid
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:52 BW
Verjaring bij vernietigbaarheid
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. A.E.B. ter Heide, actueel t/m 01-01-2018
Actueel t/m
01-01-2018
Tijdvak
01-01-1992 tot: -
Auteur
mr. A.E.B. ter Heide
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:52 BW
De verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging (lid 1)
Het beroep op verjaring is een bevrijdend verweer tegen een rechtsvordering. De stelplicht en bewijslast liggen dan ook bij degene die zich op de verjaring beroept. Daartoe zal hij die zich op de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging beroept, dienen te stellen en te bewijzen dat aan de voorwaarden waaronder de verjaring intreedt, is voldaan. Voor wat betreft de in lid 1 genoemde situaties betekent dat concreet:
—
in geval van onbekwaamheid: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de onbekwaamheid is geëindigd dan wel de handeling ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger is gekomen;
—
in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de invloed heeft opgehouden te werken;
—
in geval van bedrog, dwaling of benadeling: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment het bedrog, de dwaling of de benadeling is ontdekt;
—
in geval van een andere vernietigingsgrond: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de bevoegdheid om de vernietigingsgrond in te roepen, ten dienste is komen te staan.12
De schuldeiser kan ter afwering van het beroep op verjaring de daaraan ten grondslag gelegde feiten betwisten of zich erop beroepen dat hij de verjaring tijdig heeft gestuit. In het eerste geval is sprake van een betwisting van de feitelijke grondslag van het verjaringsverweer; daarvoor heeft de schuldeiser niet de bewijslast, ook niet voor de feiten die hij zijnerzijds aanvoert ter motivering van zijn betwisting. In het tweede geval is sprake van een bevrijdend verweer tegen het bevrijdende verjaringsverweer; de stelplicht en bewijslast van de onderbreking van de lopende verjaring door stuiting rusten op de schuldeiser. Zie Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:306 en 3:316 BW. Een laatste mogelijkheid is dat de schuldeiser zich beroept op verlenging van de verjaringstermijn op grond van art. 3:321 BW. Zie voor de bewijslastverdeling daaromtrent Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:321 BW.
Geen buitengerechtelijke vernietiging na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging (lid 2)
Voor een beroep op lid 2 is vereist dat de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging conform lid 1 is komen vast te staan. Voor de stelplicht en de bewijslast daarvan wordt dus verwezen naar het commentaar op lid 1.
Uit HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951, NJ 2013/55 blijkt dat dat de verjaring ingevolge art. 3:52 lid 1 onderdeel d een aanvang neemt zodra de partij die een beroep op de vernietigbaarheid toekomt, die bevoegdheid daadwerkelijk kan uitoefenen.
Zie voor een voorbeeld HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506, NJ 2016/195, r.o. 4.2.2: ‘Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat de termijn van de verjaring van de rechtsvordering van Valkema-Datema tot vernietiging van de lease-overeenkomsten op grond van het ontbreken van toestemming, is gaan lopen vanaf het tijdstip waarop zij met de overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden, en dat op Dexia de stelplicht en — bij voldoende betwisting — de bewijslast rust van de feiten waaruit haar bekendheid kan worden afgeleid.’ Zie in gelijke zin HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6508, r.o. 4.1.2., RvdW 2012/323. Bepalend is overigens welke feiten en omstandigheden bekend zijn en niet of bekendheid bestaat met de juridische beoordeling daarvan (zie HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1866, NJ 2016/439).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:52 BW
Verjaring bij vernietigbaarheid
mr. A.E.B. ter Heide, actueel t/m 01-01-2018
01-01-2018
01-01-1992 tot: -
mr. A.E.B. ter Heide
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:52 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 3 artikel 52
De verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging (lid 1)
Het beroep op verjaring is een bevrijdend verweer tegen een rechtsvordering. De stelplicht en bewijslast liggen dan ook bij degene die zich op de verjaring beroept. Daartoe zal hij die zich op de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging beroept, dienen te stellen en te bewijzen dat aan de voorwaarden waaronder de verjaring intreedt, is voldaan. Voor wat betreft de in lid 1 genoemde situaties betekent dat concreet:
in geval van onbekwaamheid: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de onbekwaamheid is geëindigd dan wel de handeling ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger is gekomen;
in geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de invloed heeft opgehouden te werken;
in geval van bedrog, dwaling of benadeling: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment het bedrog, de dwaling of de benadeling is ontdekt;
in geval van een andere vernietigingsgrond: hij die zich op de verjaring beroept moet stellen en bewijzen op welk moment de bevoegdheid om de vernietigingsgrond in te roepen, ten dienste is komen te staan.12
De schuldeiser kan ter afwering van het beroep op verjaring de daaraan ten grondslag gelegde feiten betwisten of zich erop beroepen dat hij de verjaring tijdig heeft gestuit. In het eerste geval is sprake van een betwisting van de feitelijke grondslag van het verjaringsverweer; daarvoor heeft de schuldeiser niet de bewijslast, ook niet voor de feiten die hij zijnerzijds aanvoert ter motivering van zijn betwisting. In het tweede geval is sprake van een bevrijdend verweer tegen het bevrijdende verjaringsverweer; de stelplicht en bewijslast van de onderbreking van de lopende verjaring door stuiting rusten op de schuldeiser. Zie Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:306 en 3:316 BW. Een laatste mogelijkheid is dat de schuldeiser zich beroept op verlenging van de verjaringstermijn op grond van art. 3:321 BW. Zie voor de bewijslastverdeling daaromtrent Lock, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:321 BW.
Geen buitengerechtelijke vernietiging na verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging (lid 2)
Voor een beroep op lid 2 is vereist dat de verjaring van de rechtsvordering tot vernietiging conform lid 1 is komen vast te staan. Voor de stelplicht en de bewijslast daarvan wordt dus verwezen naar het commentaar op lid 1.
Voetnoten
1.
Uit HR 9 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9951, NJ 2013/55 blijkt dat dat de verjaring ingevolge art. 3:52 lid 1 onderdeel d een aanvang neemt zodra de partij die een beroep op de vernietigbaarheid toekomt, die bevoegdheid daadwerkelijk kan uitoefenen.
2.
Zie voor een voorbeeld HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506, NJ 2016/195, r.o. 4.2.2: ‘Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat de termijn van de verjaring van de rechtsvordering van Valkema-Datema tot vernietiging van de lease-overeenkomsten op grond van het ontbreken van toestemming, is gaan lopen vanaf het tijdstip waarop zij met de overeenkomsten daadwerkelijk bekend is geworden, en dat op Dexia de stelplicht en — bij voldoende betwisting — de bewijslast rust van de feiten waaruit haar bekendheid kan worden afgeleid.’ Zie in gelijke zin HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6508, r.o. 4.1.2., RvdW 2012/323. Bepalend is overigens welke feiten en omstandigheden bekend zijn en niet of bekendheid bestaat met de juridische beoordeling daarvan (zie HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1866, NJ 2016/439).