Einde inhoudsopgave
Privaatrechtelijke gevolgen van een schending van het mededingingsrecht (O&R nr. 96) 2016/1.1
1.1 Introductie onderwerp
I.P.M Ligteringen, datum 01-01-2016
- Datum
01-01-2016
- Auteur
I.P.M Ligteringen
- JCDI
JCDI:ADS582308:1
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Commissiebesluit 24 januari 2007, COMP/38.889 (Gasgeïsoleerd schakelmateriaal).
Dit is een vereenvoudigde weergave van het feitencomplex dat ten grondslag ligt aan Rechtbank Oost-Nederland 16 januari 2013, TenneT/ABB, OR 2013/55 m.nt. Drijber, JOR 2013/129 m.nt. Katan. Zie hierover: Braat 2013, Van Leuken 2013, Rosielle & Kuijper 2013.
Dit voorbeeld gaat ervan uit dat Albert Heijn een economische machtspositie heeft. Of dit in de werkelijkheid zo is, is de vraag. Zie: https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/10785/NMa-Ahold-en-Coop-mogen-supermarkten-van-Jumbo-overnemen/.
HvJ EG 28 september 2006, Unilever Bestfoods/Commissie, C-552/03 P, Jurispr. 2006, p. I-9091; HvJ EG 14 december 2000, Masterfoods, C-344/98, Jurispr. 2000, p. I-11412, M&M 2001, p. 222-226 m.nt. Wesseling.
Commissie 23 april 2013, SA.33584, PbEU C116/19, punten 33-34, 58-62.
Hiervan heb ik geen voorbeeld gegeven.
Jones & Suffrin 2014, p. 1-3, Whish & Bailey 2012, p. 4, 19-23.
Jones & Suffrin 2014, p. 1-3, Whish & Bailey 2012, p. 23. Zie ook artikel 119 VWEU jo. artikel 120 VWEU en artikel 3 VEU.
Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, PbEU 2008, C115/47. Artikel 81 en 82 EG oud.
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, PbEG 2003, L1/01.
Zie o.a. Verordening 01/2003 die de rol van de nationale mededingingsautoriteiten en nationale civiele rechters regelt, de EG-concentratieverordening die de bevoegdheden van de Commissie bij concentraties regelt en Verordening 659/1999 die de bevoegdheden en verplichtingen van de lidstaten en de Commissie wanneer het gaat om staatssteun vaststelt.
Het strafrechtelijk onderzoek naar bouwfraude richtte zich op oplichting, valsheid in geschrifte, de (oude) Wet economische mededinging, belastingmisdrijven, omkoping en ambtelijke corruptie. Het vermoeden bestond dat aannemers bij de aanbesteding van bouwprojecten geheim vooroverleg voerden en kunstmatig de prijzen ophoogden. Het onderzoek richtte zich op vier bouwbedrijven: Heijmans Infrastructuur, Koop Tjuchem, KWS en BAMNBMWegenbouw NV. Wat de bouwfraude wordt genoemd, gaat in feite over twee zaken: de eerste kwestie is de vermeende schaduwboekhouding van Koop Tjuchem. Deze boekhouding zou bewijzen dat in de bouwwereld een omvangrijk zwart betalingssysteem bestond waarbij opdrachtgevers stelselmatig te hoge kosten in rekening werden gebracht. De tweede zaak speelt bij de bouw van de Schipholtunnel. De drie bedrijven die dit project hebben uitgevoerd, zouden zich schuldig hebben gemaakt aan het vervalsen van facturen, opdrachtbonnen en financiële overzichten.
1. Het onderwerp van mijn proefschrift kan ik het beste inleiden aan de hand van drie praktijkvoorbeelden:
ABB is bij besluit van de Europese Commissie beboet wegens haar deelname aan een internationaal kartel op de markt van gasgeïsoleerd schakelmateriaal.1 TenneT start onder meer naar aanleiding hiervan een civielrechtelijke procedure en eist schadevergoeding van ABB wegens schending van artikel 101 VWEU.2
Albert Heijn verplicht een Belgische producent van hagelslag tot een verlaging van 2 procent van de prijs die zij aan deze producent betaalt. Indien de producent niet akkoord gaat, stopt Albert Heijn met het afnemen en verkopen van hagelslag van de Belgische producent. Onder deze druk zwicht de producent. Een aantal maanden later gaat de producent failliet. Deze eenzijdige prijsverlaging, afgedwongen door Albert Heijn, kan misbruik van een economische machtspositie opleveren in de zin van artikel 102 VWEU.3 Een variatie op deze casus is het geval dat Unilever gratis of tegen een geringe vergoeding vrieskisten beschikbaar stelt aan detailhandelaars waarbij in de overeenkomst een exclusiviteitsbeding is opgenomen: in de vrieskist mogen alleen ijsproducten van Unilever worden bewaard.4
De gemeente Eindhoven koopt in 2011 het Philipsstadion en het trainingscomplex ‘De Herdgang’ van voetbalclub PSV. Vervolgens geeft de gemeente het stadion en trainingscomplex in erfpacht aan PSV. De gemeente heeft daarvoor een lening afgesloten. PSV betaalt een erfpachtcanon van ten minste het bedrag dat de gemeente aan rente betaalt. De Commissie is van mening dat sprake is van onrechtmatige staatssteun omdat de gemeente niet heeft gehandeld als een gemiddelde investeerder in een markteconomie.5
De drie bovenstaande voorbeelden laten goed zien dat het mededingingsrecht op een aantal pijlers rust. De eerste pijler is het verbod op mededingingsbeperkende overeenkomsten (kartelverbod). De tweede pijler bestaat uit het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Het verbod op staatssteun is de derde pijler. De vierde pijler is het toezicht op fusies.6 De pijlers geven aanleiding tot verschillende kwesties.
2. De hoofddoelstelling van het mededingingsrecht is de bescherming van eerlijke en onvervalste concurrentie binnen een vrije markt. Het mededingingsrecht tracht concurrentie tussen ondernemingen onderling zo hevig mogelijk te houden. De veronderstelling is dat concurrentie leidt tot lagere prijzen, betere efficiëntie, optimale allocatie van productiemiddelen en zo tot een hogere welvaart van consumenten. Bij een optimaal werkende markt krijgen consumenten de hoogste kwaliteit producten voor de laagst mogelijke prijs. Bovendien zorgt concurrentie voor een vernieuwingsprikkel.7 Daarnaast is het bevorderen van marktintegratie een doel van het Europese mededingingsrecht.8 De gedachte achter een effectieve handhaving van het mededingingsrecht is het nastreven van zo hoog mogelijke welvaart voor iedereen.
3. De handhaving van het Unierechtelijke mededingingsrecht heeft in beginsel een duale structuur. Artikel 101 en 102 VWEU9 kunnen door eenieder voor de nationale civiele rechter worden ingeroepen.10 Deze artikelen lenen zich daardoor voor privaatrechtelijke handhaving. Daarnaast kent het mededingingsrecht een bestuursrechtelijk toezicht (publiekrechtelijke handhaving).11 Europees mededingingsrecht wordt publiekrechtelijk gehandhaafd door de Europese mededingingsautoriteit en de Europese Commissie. De Autoriteit Consument & Markt draagt zorg voor de publiekrechtelijke handhaving van het Nederlandse mededingingsrecht.12 In Nederland hebben we bij de bouwfraudezaak gezien dat ook het strafrecht een rol kan spelen bij overtredingen van het mededingingsrecht.13
4. Ik richt me op het economische mededingingsrecht en niet op oneerlijke mededinging in de zin van maatschappelijk onzorgvuldig handelen of oneerlijke handelspraktijken (onrechtmatige daad) en evenmin op het intellectuele eigendomsrecht.