Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:273 BW:Beëindigingsvordering in geval van huur van woonruimte
Archief
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:273 BW
Beëindigingsvordering in geval van huur van woonruimte
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Documentgegevens:
mr. W.L. Valk, actueel t/m 25-11-2017
Actueel t/m
25-11-2017
Tijdvak
01-08-2003 tot: -
Auteur
mr. W.L. Valk
Vindplaats
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:273 BW
Beperking tot in de opzegging vermelde gronden (lid 1)
Volgens lid 1 neemt de rechter bij zijn beslissing op de beëindigingsvordering uitsluitend de in de opzegging vermelde gronden in aanmerking. Omdat de tekst van de opzegging vastligt in het opzeggingsexploot, respectievelijk de opzeggingsbrief (art. 7:271 lid 3 en 4 BW) zullen zich slechts zelden bewijsvragen voordoen. Toch is dat niet ondenkbaar: de vraag welke gronden geacht kunnen worden in de opzegging te zijn vermeld, is immers een kwestie van uitleg. De letterlijke tekst van de opzeggingsbrief is niet beslissend, maar de betekenis die de huurder in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de inhoud van de opzeggingsbrief mocht toekennen.1 Indien een bepaalde uitleg steunt op bepaalde door de verhuurder gestelde feiten en de huurder betwist die feiten, dan draagt de verhuurder volgens de hoofdregel van art. 150 Rv met betrekking tot die feiten de bewijslast. Voor de stelplicht en bewijslast met betrekking tot uitleg, vgl. nader Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:35 BW.2
Verlenging voor bepaalde of onbepaalde tijd (lid 2)
De norm van lid 2 richt zich tot de rechter die de beëindigingsvordering afwijst. Vragen van stelplicht en bewijslast lijken zich daarbij niet voor te doen.
Tijdstip van en veroordeling tot ontruiming (lid 3)
De norm van lid 3 richt zich tot de rechter die de beëindigingsvordering toewijst. Vragen van stelplicht en bewijslast lijken zich daarbij niet voor te doen.
HR 1 november 2002, NJ 2004/114 (Engelgeer/Engelgeer) met betrekking tot de parallelle bepaling uit de regeling van huur van bedrijfsruimte. Vergelijk Asser/Rossel & Heisterkamp 7-II 2017/424.
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:273 BW
Beëindigingsvordering in geval van huur van woonruimte
mr. W.L. Valk, actueel t/m 25-11-2017
25-11-2017
01-08-2003 tot: -
mr. W.L. Valk
Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 7:273 BW
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Burgerlijk Wetboek Boek 7 artikel 273
Beperking tot in de opzegging vermelde gronden (lid 1)
Volgens lid 1 neemt de rechter bij zijn beslissing op de beëindigingsvordering uitsluitend de in de opzegging vermelde gronden in aanmerking. Omdat de tekst van de opzegging vastligt in het opzeggingsexploot, respectievelijk de opzeggingsbrief (art. 7:271 lid 3 en 4 BW) zullen zich slechts zelden bewijsvragen voordoen. Toch is dat niet ondenkbaar: de vraag welke gronden geacht kunnen worden in de opzegging te zijn vermeld, is immers een kwestie van uitleg. De letterlijke tekst van de opzeggingsbrief is niet beslissend, maar de betekenis die de huurder in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de inhoud van de opzeggingsbrief mocht toekennen.1 Indien een bepaalde uitleg steunt op bepaalde door de verhuurder gestelde feiten en de huurder betwist die feiten, dan draagt de verhuurder volgens de hoofdregel van art. 150 Rv met betrekking tot die feiten de bewijslast. Voor de stelplicht en bewijslast met betrekking tot uitleg, vgl. nader Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:35 BW.2
Verlenging voor bepaalde of onbepaalde tijd (lid 2)
De norm van lid 2 richt zich tot de rechter die de beëindigingsvordering afwijst. Vragen van stelplicht en bewijslast lijken zich daarbij niet voor te doen.
Tijdstip van en veroordeling tot ontruiming (lid 3)
De norm van lid 3 richt zich tot de rechter die de beëindigingsvordering toewijst. Vragen van stelplicht en bewijslast lijken zich daarbij niet voor te doen.
Voetnoten
1.
HR 1 november 2002, NJ 2004/114 (Engelgeer/Engelgeer) met betrekking tot de parallelle bepaling uit de regeling van huur van bedrijfsruimte. Vergelijk Asser/Rossel & Heisterkamp 7-II 2017/424.
2.
Meijer en Wattendorff, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:35 BW.