Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval
Artikel 11 Regeling van geschillen
Geldend
Geldend vanaf 27-10-1986
- Bronpublicatie:
26-09-1986, Trb. 1986, 164 (uitgifte: 28-11-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-10-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-10-1986, Trb. 1986, 125 (uitgifte: 17-10-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
1.
Ingeval zich een geschil voordoet tussen Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, of tussen een Staat die Partij bij dit Verdrag is, en de Organisatie betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg, ten einde het geschil te regelen door middel van onderhandeling of door enig ander vreedzaam middel voor de regeling van geschillen dat voor hen aanvaardbaar is.
2.
Indien een geschil van deze aard tussen Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, niet kan worden geregeld binnen één jaar na het verzoek om overleg ingevolge het bepaalde in het eerste lid, wordt het, op verzoek van een partij bij dit geschil, onderworpen aan arbitrage of ter beslissing voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof. Ingeval een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, kan een partij bij het geschil, indien binnen zes maanden na de datum van het verzoek de partijen bij het geschil geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van arbitrage, de President van het Internationale Gerechtshof of de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties verzoeken één of meer scheidsmannen aan te wijzen. In het geval van tegenstrijdige verzoeken door de partijen bij het geschil, heeft het verzoek aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de voorrang.
3.
Bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag kan een Staat verklaren zich niet gebonden te achten door één van de in het tweede lid bedoelde procedures voor de regeling van geschillen, of door beide. De overige Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, zijn niet gebonden aan een in het tweede lid bedoelde procedure voor de regeling van geschillen met betrekking tot een Staat die Partij bij dit Verdrag is en voor wie een dergelijke verklaring van kracht is.
4.
Een Staat die Partij bij dit Verdrag is en een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig het bepaalde in het derde lid, kan deze te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris.