type:coll:
Rb. Amsterdam, 13-01-2021, nr. C/13/681539 / HA ZA 20-328
ECLI:NL:RBAMS:2021:67
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-01-2021
- Zaaknummer
C/13/681539 / HA ZA 20-328
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:67, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑01‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2022:2961
Uitspraak 13‑01‑2021
Inhoudsindicatie
Onrechtmatige perspublicatie uitzending. Nieuwe feiten aanleiding tot procedure. Verweer verjaring, misbruik van recht en gezag van gewijsde. Beroep op verjaring slaagt. Vorderingen afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/681539 / HA ZA 20-328
Vonnis van 13 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAGNETIC FIELDS RESEARCH MEDICAL CENTRE NEW YORK-TOKYO-ZURICH-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Godlinze,
eiseres,
advocaat mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage,
tegen
1. de vereniging
AVROTROS,
gevestigd te Hilversum ,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 4] ,
gevestigd te [plaats] ,
5. [gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
6. [gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Eiseres zal hierna MFR worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk AVROTROS c.s. worden genoemd. Gedaagden 1 tot en met 3 zullen ieder afzonderlijk AVROTROS, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd. Gedaagden 4 tot en met 6 zullen gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd, en ieder afzonderlijk [gedaagde sub 4] , de heer [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] .
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 18 februari 2020,
- -
de akte overlegging producties van MFR van 25 maart 2020,
- -
de conclusie van antwoord, met producties,
- -
het tussenvonnis van 2 september 2020, waarin mondelinge behandeling is bepaald,
- -
het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 november 2020, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is directeur enig aandeelhouder van Torino Amsterdam B.V. welke vennootschap op haar beurt directeur enig aandeelhouder is van MFR.
2.2.
[naam 1] is de bedenker van de BioStabil 2000 (hierna: de BioStabil) en heeft dit met MFR geproduceerd en op de markt gebracht.
2.3.
De BioStabil is een zilveren of gouden ketting met hanger. Volgens [naam 1] en MFR heeft de BioStabil genezende werking door magnetisme. De BioStabil werd onder andere te koop aangeboden in reclamespotjes uitgezonden in het televisieprogramma Tell Sell.
2.4.
Op 8 maart 2004 heeft het televisieprogramma Radar van omroep AVROTROS aandacht besteed aan de BioStabil (hierna: Uitzending 1). Het programma werd gepresenteerd door [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 3] was bij het programma betrokken als verslaggever. In Uitzending 1 is de mening van verschillende deskundigen over de verschillende aspecten van de BioStabil weergegeven, onder andere van [gedaagden]
2.5.
Over Uitzending 1 is in 2005 tussen [naam 1] en AVROTROS (destijds TROS) geprocedeerd bij de rechtbank Amsterdam. [naam 1] vorderde in deze procedure een schadevergoeding van AVROTROS omdat hij vond dat Uitzending 1 onrechtmatig was. De rechtbank heeft bij vonnis van 9 februari 2005 (hierna: Vonnis 1) beslist dat Uitzending 1 niet onrechtmatig is. De vorderingen van [naam 1] zijn afgewezen. [naam 1] heeft geen hoger beroep ingesteld.
2.6.
De Reclame Code Commissie heeft in haar beslissing van 12 maart 2007 beslist dat de reclamespotjes over de BioStabil die werden uitgezonden op Tell Sell misleidend zijn. Dit is bevestigd door het College van Beroep in zijn beslissing van 22 mei 2007.
2.7.
Fragmenten van Uitzending 1 zijn herhaald op 4 januari 2010 als onderdeel van een speciale jubileumuitzending van het programma Radar (Uitzending 2).
2.8.
Op 22 januari 2010 is op de website van Radar een kort artikel geplaatst met als titel ‘BioStabil is terug als placebo’, over het interview dat [naam 1] had gegeven in het Dagblad van het Noorden, waarbij hij aangaf een comeback te willen maken. Twee jaar later, in 2012, heeft [naam 1] een kort geding aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam waarin hij een rectificatie van dit artikel heeft gevorderd.
2.9.
In het vonnis van 20 september 2012 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de publicatie op de website van Radar van 22 januari 2010 niet onrechtmatig is (hierna: Vonnis 2). Volgens de voorzieningenrechter verwees de publicatie alleen naar het interview dat [naam 1] zelf had gegeven aan het Dagblad van het Noorden en voor het overige verwees het alleen naar Uitzending 1, waarover al was geoordeeld in Vonnis 1. [naam 1] heeft geen hoger beroep ingesteld.
2.10.
In de uitzending van Radar van 26 september 2016, die ging over elektromagnetische straling en producten die dit onschadelijk zouden kunnen maken, is kort aandacht besteed aan de BioStabil (hierna: Uitzending 3). Er zijn tijdens deze uitzending geen fragmenten getoond van Uitzending 1. [gedaagde sub 2] heeft tijdens Uitzending 3 gezegd, voor zover relevant:
“Dan ga ik u even een verhaal vertellen. Wij hebben hier in dit programma ooit eens de BioStabil aangepakt, van [naam 1] . En die kwam bij de rechter binnen en zei “ik heb bewijs dat het werkt. Ik heb koffers vol met bedankbrieven”. Nadat wij aandacht hebben besteed aan dat product zijn de verkopen gekelderd en mensen hebben het er ook niet zo vreselijk veel meer over gehad. Mensen ervaren soms iets, he… op basis van een placebo-gevoel.”
2.11.
Op 13 maart 2017 heeft de heer [naam 2] , als jurist namens [naam 1] en MFR, een brief gestuurd aan AVROTROS waarin hij hen onder meer sommeert de schade die [naam 1] en MFR hebben geleden te vergoeden.
2.12.
In 2017 is [naam 1] nogmaals een procedure gestart bij de rechtbank Amsterdam en heeft hij de herroeping van Vonnis 1 gevorderd wegens bedrog. Volgens [naam 1] zou Radar vóór de uitzending van Uitzending 1 hebben geweten dat een onjuiste magnetische kracht zou zijn vermeld. De rechtbank wijst in haar vonnis van 28 maart 2018 de vordering af (hierna: Vonnis 3) omdat dit pas ná Uitzending 1 (en Vonnis 1) bij AVROTROS bekend was. Daarnaast is overwogen dat het onderwerp van de magnetische kracht ook al aan de orde is gekomen in Vonnis 1.
2.13.
Per brief van 17 oktober 2016 heeft [naam 1] een verzoek ingediend bij de TU Delft om openbaarmaking van alle documenten die betrekking hebben op de kwestie BioStabil op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: het Wob-verzoek). Op 4 januari 2017 heeft de TU Delft bij besluit het verzoek van [naam 1] deels afgewezen en aantal documenten toegezonden. Tot deze documenten behoorden: correspondentie tussen mr. Baarsen (voormalig advocaat van [naam 1] ) en een gepensioneerde hoogleraar van de faculteit van de TU Delft, de heer [naam 4] , van april 2012, en een ongedateerd onderzoeksrapport voorzien van een brief aan Tros Radar van 23 juni 2005.
In de brief van 10 april 2012 van de heer [naam 4] aan mr. Baarsen staat, voor zover relevant:
“(…) De berekeningen aan een ronde axiaal gepolariseerde schijfmagneet – de kwestie BioStabil 2000 zijn verricht door Dr.Ir. M.D. Verweij van de TU Delft en zijn gepresenteerd in een vertrouwelijk onderzoeksrapport aan TROS-Radar. Mr. A. van Tricht van Tros geeft mij geen toestemming om dit volledige rapport aan u te doen toekomen. In overleg met Mr. Van Tricht heb ik toestemming gekregen om die passages uit dit vertrouwelijke rapport als bijlagen bij dit schrijven te voegen (…).”
2.14.
[naam 1] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de TU Delft en heeft ook gevorderd om [gedaagde sub 2] en mevrouw A. van Tricht, jurist van AVROTROS (hierna: Van Tricht), te horen als getuigen. Dit verzoek is door zowel de rechtbank als de Raad van State afgewezen en ongegrond verklaard.
2.15.
Eind 2019 heeft MFR samen met [naam 1] een verzoek ingediend tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor bij de rechtbank Den Haag. MFR en [naam 1] verzoeken de getuigen [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en Van Tricht te horen. Verweerder in deze zaak is de TU Delft en AVROTROS heeft zich als belanghebbende in deze zaak gevoegd.
3. Het geschil
3.1.
MFR vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. een verklaring voor recht dat AVROTROS, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] jegens MFR onrechtmatig hebben gehandeld door de uitzending van Uitzending 1;
II. een verklaring voor recht dat AVROTROS, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] jegens MFR onrechtmatig hebben gehandeld door de uitzending van Uitzending 2 en 3;
III. een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 5] c.s., althans de heer [gedaagde sub 5] jegens MFR onrechtmatig hebben gehandeld door ten behoeve van Uitzending 1 op onzorgvuldige wijze de winkelwaarde van de BioStabil als sieraad te schatten op een bedrag van € 40,-;
IV. AVROTROS c.s. ieder hoofdelijk, des dat de een betalend, de anderen tot het bedrag van die betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om aan MFR de schade te vergoeden die zij als gevolg van Uitzending 1 reeds heeft geleden en in de toekomst nog zal kunnen lijden, op te maken bij staat;
V. AVROTROS, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk, des dat de een betalend, de anderen tot het bedrag van die betaling zullen zijn bevrijd, te veroordelen om aan MFR de schade te vergoeden die zij als gevolg van de onrechtmatige Uitzending 2 en Uitzending 3 reeds heeft geleden en in de toekomst nog zal kunnen lijden, op te maken bij staat;
VI. AVROTROS en [gedaagde sub 2] te veroordelen om uiterlijk in de tweede uitzending van het programma Radar die zal worden uitgezonden na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan het begin van die uitzending door [gedaagde sub 2] , zittend aan de presentatietafel met een neutrale toon en normale snelheid zonder enige toevoeging de volgende tekst uit te spreken:
In onze uitzending van 8 maart 2004 hebben wij aandacht besteed aan de BioStabil. De rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van … geoordeeld dat de wijze waarop wij aandacht aan de BioStabil hebben gegeven onrechtmatig is geweest nu wij daarbij essentiële journalistieke waarden niet acht hebben genomen. Wij hebben onder meer door het op onrechtmatige wijze monteren van twee zinsdelen bij de introductie van het item ten onrechte de indruk gewekt dat de ontwerper van de BioStabil wetenschappers in het algemeen als flapdrollen aanmerkt. De rechtbank Amsterdam heeft in haar vonnis geoordeeld dat wij misbruik hebben gemaakt van onze positie als kritisch consumentenprogramma en het vertrouwen dat het publiek in ons stelt door op de wijze zoals wij dat hebben gedaan het product BioStabil op negatieve wijze voor het voetlicht te brengen.
En aansluitend deze aldus uitgesproken tekst tegen de achtergrond van het logo van Radar gedurende 30 seconden in beeld te houden;
VII. te bepalen dat AVROTROS en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de een betalend, de anderen tot het bedrag van die betaling zullen zijn bevrijd, voor iedere dag die zij in gebreke blijven om aan de hoofdveroordeling zoals die onder punt 6 van dit petitum is omschreven te voldoen, aan MFR een dwangsom van € 10.000,- zullen verbeuren.
VIII. AVROTROS c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
MFR legt aan haar vordering ten grondslag dat zowel Uitzending 1 als 2 en 3 onrechtmatig zijn. Drie punten zijn met name de aanleiding voor deze procedure: de vooraankondiging van het item BioStabil in Uitzending 1 waarbij de uitspraak van [naam 1] op misleidende wijze is gemonteerd; de in beeld gebrachte persoon [naam 3] (hierna: [naam 3] ) in Uitzending 1 blijkt geen consument te zijn die op zoek was naar een BioStabil, maar een door AVROTROS geïnstrueerd persoon; en er is geen onderzoeksopdracht van Radar aan de TU Delft verstrekt, zoals in het vooraankondiging van Uitzending 1 gesuggereerd, er is alleen een globale meting door de TU Delft verricht. Achteraf is wel een onderzoek verricht door de TU Delft en dit onderzoeksrapport is niet bekend gemaakt aan MFR en [naam 1] .
Daarnaast zijn er nog een aantal onrechtmatige aspecten: de beeldmanipulatie van het pand van MFR, het in beeld brengen van de lege enveloppen, de uitspraken van wetenschappers de heer Uitdehaag en de heer Van Steenwijk, het vermeende standaardwerk van [naam 1] , het gesuggereerde profiteren van andersmans lijden, het beweerdelijke wereldwijde patent, met een magneetje naar de juwelier zou goedkoper zijn, schending beginsel van hoor en wederhoor, vooraf niet deugdelijk geïnformeerd over aard en doel publicatie, en de expert opinion van de heer Woubrugge. Ten slotte zijn ook de feiten met betrekking tot kracht en samenstelling van de in de BioStabil toegepaste magneet onjuist.
Naast de aansprakelijkheid van omroep AVROTROS zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] volgens MFR ook persoonlijk aansprakelijk omdat [gedaagde sub 2] eindverantwoordelijk was voor het programma Radar en [gedaagde sub 3] als verslaggever ook zeer nauw betrokken was bij de totstandkoming van Uitzending 1.
[gedaagden] zijn hoofdelijk aansprakelijk omdat zij de waarde van de BioStabil onzorgvuldig hebben geschat in Uitzending 1.
Uitzending 2 is onrechtmatig omdat dit een herhaling is van fragmenten van Uitzending 1, zonder dat er journalistieke noodzaak bestond om deze beelden te herhalen. Uitzending 3 is onrechtmatig wegens nieuwe onterechte uitlatingen van [gedaagde sub 2] over de BioStabil.
3.3.
AVROTROS c.s. voeren verweer. Ten eerste stellen zij dat sprake is van verjaring op grond van 3:310 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) omdat de door MFR gestelde schade het gevolg is van de uitzending op 8 maart 2004 en daarom vijf jaar later is verjaard op 9 maart 2009. Ten tweede maken MFR (en [naam 1] ) misbruik van recht als bedoeld in artikel 3:13 BW omdat deze procedure identiek is aan de eerder door [naam 1] gevoerde procedures. Ten derde heeft Vonnis 1 gezag van gewijsde waardoor deze vorderingen moeten worden afgewezen. Dat deze procedure is ingesteld door MFR in plaats van [naam 1] maakt niet uit omdat zij intrinsiek verbonden zijn, omdat hun belangen zijn vereenzelvigd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Verjaring
4.1.
Het meest verstrekkende verweer is dat is dat vorderingen van MFR volledig zijn verjaard, dit verweer zal daarom als eerste worden beoordeeld.
4.2.
De wet bepaalt in artikel 3:310 lid 1 BW dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De ratio van de verjaringstermijn van vijf jaar is de rechtszekerheid. Als de benadeelde op de hoogte is van de schade en de aansprakelijke persoon, kan hij vanaf dat moment een rechtsvordering instellen. Daarom is het in dat kader rechtvaardig als de aansprakelijke partij niet te lang in onzekerheid wordt gelaten of een rechtsvordering wordt ingesteld. Hierbij speelt ook een rol dat de bewijspositie van de aansprakelijke partij verslechtert indien de tijd verstrijkt. Als de benadeelde dus niet binnen vijf jaar een rechtsvordering instelt, rechtvaardigt dit ‘stilzitten’ dat zijn vordering verjaart.
- Uitzending 1 en 2
4.3.
De vordering tot vergoeding van schade die MFR stelt te hebben geleden als gevolg van Uitzending 1, uitgezonden op 8 maart 2004 is verjaard. MFR is op die datum bekend geworden met de schade en aansprakelijke partij. Op grond van de vijfjarige verjaringstermijn betekent dat in beginsel (zie hierna onder 4.9) alle vorderingen van MFR zijn verjaard op 9 maart 2009. Hetzelfde geldt voor Uitzending 2. Die heeft plaatsgevonden op 4 januari 2010 en eventuele vorderingen uit dien hoofde zijn vijf jaar daarna verjaard. Nu [gedaagden] niet figureren in Uitzending 3, zal de vordering ten aanzien van hen, wat daar verder ook van zij, worden afgewezen.
- Uitzending 3
4.4.
Uitzending 3 heeft plaatsgevonden op 26 september 2016. De vijfjaarstermijn was ten tijde van het instellen van de vordering met betrekking tot deze uitzending nog niet verstreken. Wel is het zo dat deze uitzending voornamelijk slechts verwijst naar Uitzending 1 en dat in Vonnis 1 alle gestelde onrechtmatigheden (behoudens de hierna te bespreken “nieuwe feiten”) aan de orde zijn gekomen en door de rechtbank zijn verworpen. De rechtbank sluit zich aan bij hetgeen in Vonnis 1 is overwogen nu in deze procedure niet is gebleken waarom dit ten opzichte van MFR anders zou moeten zijn, noch welk eigen belang MFR zou hebben bij zelfstandige beoordeling. Bovendien geldt dat ook indien MFR wel een eigen belang zou hebben, de rechtbank geen grond ziet om Uitzending 3 ten opzichte van MFR als onrechtmatig te beoordelen. In Uitzending 3 komt de BioStabil slechts kort aan de orde en worden er geen beelden van de eerdere uitzendingen getoond. Dat in de uitzending andere producten worden besproken waarvan de werking niet wetenschappelijk kan worden bewezen, maakt de uitzending niet onrechtmatig ten opzichte van MFR. In Vonnis 1 is overigens ook geoordeeld dat het niet onrechtmatig was om in Uitzending 1 te concluderen dat de werking van de BioStabil niet wetenschappelijk is onderbouwd. Dat is ten opzichte van MFR niet anders. Dat het standpunt van [naam 1] in Uitzending 3 wordt geparafraseerd is, gezien hetgeen in de verschillende procedures tussen partijen is geoordeeld, niet onrechtmatig ten opzichte van MFR. Tot slot heeft MFR onvoldoende gesteld welke additionele schade deze uitzending (naast de schade die zou zijn veroorzaakt door Uitzending 1 en 2) voor haar zou hebben opgeleverd.
- nieuwe feiten
4.5.
MFR heeft gesteld dat er nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen die nog niet eerder zijn beoordeeld waardoor haar vorderingen niet zijn verjaard. MFR stelt dat zij omstreeks juni/ juli 2018 bekend is geworden met deze nieuwe feiten.
4.6.
MFR stelt, samengevat, dat in de vooraankondiging van Uitzending 1 een uitspraak van [naam 1] misleidend zou zijn gemonteerd en gebleken is dat de persoon [naam 3] , anders dan in Uitzending 1 gepresenteerd, geen consument is. Dit zijn feiten en zaken waarmee MFR meteen bekend zou kunnen zijn geweest na Uitzending 1, indien zij hier onderzoek naar had gedaan. Van de benadeelde, in dit geval MFR, wordt ook een bepaalde mate van onderzoek verwacht. Dit onderzoek ziet op de aansprakelijke partij en/of gestelde schade, en dus ook op de onrechtmatigheid zelf.
Deze twee feiten zijn dan ook geen nieuwe feiten waarmee MFR ook pas daadwerkelijk bekend had kunnen worden in 2018. Als zij eerder onderzoek had gedaan was ze hier ook eerder bekend mee geworden. Dat is nu juist waar de verjaringstermijn voor bedoeld is; voor de rechtszekerheid van AVROTROS c.s. dat zij er op kan vertrouwen dat er geen rechtsvordering meer zal worden ingesteld. In Uitzending 3 komen deze “nieuwe” aspecten niet aan de orde zodat dit voor beoordeling van die uitzending niet relevant is.
4.7.
Ook stelt MFR dat het onrechtmatig is dat Radar in Uitzending 1 heeft aangegeven dat er onderzoek zou zijn gedaan door de TU Delft voorafgaand aan de uitzending, terwijl dit niet zo is. Het publiek is misleid door te zeggen dat er een onderzoek is verricht, terwijl slechts een globale meting is verricht. Daarna is achteraf wel een onderzoek verricht door de TU Delft, maar dit onderzoeksrapport is niet aan MFR en [naam 1] bekend gemaakt.
MFR stelt dat zij pas bekend is geworden met dit feit door het Wob-verzoek in 2017. Op basis daarvan ontving zij namelijk het (ongedateerde) onderzoeksrapport dat blijkens de begeleidende brief uit juni 2005 kwam. Er is dus pas door de TU Delft een onderzoek verricht naar de werking en inhoud van de BioStabil ná Uitzending 1. Doordat zij hiermee pas bekend is geworden in 2017 (dan wel 2018) is dit nieuwe feit nog niet verjaard, aldus MFR.
4.8.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Ten eerste is in Vonnis 1 over de magnetische waarde en samenstelling van de BioStabil al geoordeeld dat de wijze waarop Radar de ‘onderzoeksgegevens’ (van de globale meting) van de wetenschappers aan de orde heeft gesteld niet onrechtmatig is (r.o. 35 Vonnis 1):
“(…) Wat er ook zij [onderstreping rb] van de correcte omschrijving dan wel waarde van de magnetische kracht van de BioStabil, hetgeen daaromtrent in de uitzending van Radar aan de orde is gesteld, is niet onrechtmatig te noemen. De Tros heeft een aantal deskundigen de inhoud van de BioStabil en diens magnetische kracht laten onderzoeken. Dat behoort bij uitstek bij een voorlichtend en informerend consumentenprogramma. Van een onjuiste mededeling zijdens Radar, dan wel een onrechtmatige verdraaiing van de feiten is geen sprake. (…)”
Vervolgens was MFR in 2012 al op de hoogte van het feit dat er wel een onderzoeksrapport was van de TU Delft. De voormalig advocaat van [naam 1] , mr. Baarsen, was al op de hoogte van dit rapport (en de foutieve weergave van de exacte magnetische kracht van BioStabil) blijkens de brief van 10 april 2012 van de heer [naam 4] aan hem (zie 2.13). Dat MFR daarna nog niet op de hoogte was van de inhoud kan gedaagden niet worden verweten, mr. Baarsen had hier ook om kunnen vragen of op dat moment al een Wob-verzoek kunnen indienen. Dat dit is gestuit door middel van de brief van de heer [naam 2] aan AVROTROS op 13 maart 2017 (2.11), blijkt niet uit de inhoud van de brief.
Hierdoor is conclusie dat ook dit gestelde feit niet leidt tot een ander oordeel. Ook op dit punt is de vordering van MFR verjaard.
- redelijkheid en billijkheid
4.9.
Subsidiair stelt MFR dat mocht sprake zijn van verjaring, het beroep van AVROTROS c.s. hierop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Gedaagden en TU Delft hebben expres het onderzoeksrapport uit 2005 achtergehouden en daardoor verhinderd dat MFR hierover ging procederen, totdat de Wob-procedure hierover meer duidelijkheid gaf aan MFR.
Dit is onjuist omdat, zoals hiervoor ook overwogen in 4.8, ten eerste in Vonnis 1 al aan de orde is gekomen dat de wijze waarop de wetenschappers aan het woord zijn gekomen met de genoemde resultaten niet onrechtmatig is. En MFR heeft hier niet pas voor het eerst over gehoord door de Wob-procedure, maar was hier al van op de hoogte door de brief de heer [naam 4] aan mr. Baarsen van 10 april 2012, waarna zij op dat moment al een Wob-verzoek had kunnen indienen.
4.10.
Als MFR dit zo onrechtmatig vond, had het juist op haar weg gelegen om meteen actie te ondernemen. Vooral na de brief van 10 april 2012 aan mr. Baarsen. MFR heeft in dat kader onvoldoende toegelicht waarom zij hierna langere tijd heeft stil gezeten (van 2012 tot 2017 tot het doen van het Wob-verzoek en van 2017 tot 2020 tot het uitbrengen van de dagvaarding).
4.11.
Tot slot is het standpunt van MFR dat elke rechter opnieuw alle feiten moet beoordelen ongeacht of sprake is van verjaring, onjuist. Het doel van verjaring is nu juist dat als een bepaalde periode is verstreken een partij zijn kans heeft gehad om het geschil (volledig) te laten beoordelen door een feitenrechter.
4.12.
Ten aanzien van de door MFR gestelde verjaringstermijn van 20 jaar voor de verklaring voor recht heeft MFR onvoldoende toegelicht waarom voor de verklaring voor recht een andere verjaringstermijn zou gelden dan vijf jaar, volgend uit artikel 3:310 BW. MFR heeft alleen belang bij een verklaring voor recht indien zij beoogt een rechtsvordering in te stellen. In dit geval gaat het daarbij om een vordering tot vergoeding van schade en een rectificatie. Nu deze vorderingen stranden heeft MFR geen belang bij de verklaring voor recht en kan in het midden blijven of die is verjaard.
4.13.
De vorderingen van MFR ten aanzien van alle drie de uitzendingen worden afgewezen.
4.14.
MFR zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AVROTROS c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat 1.086,00 (2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.742,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt MFR in de proceskosten, aan de zijde van AVROTROS c.s. tot op heden begroot op € 1.742,00,
5.3.
veroordeelt MFR in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat MFR niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan doormr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2021.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑01‑2021