Rb. Den Haag, 06-05-2013, nr. 438220 FA RK 13-1660
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2627
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
06-05-2013
- Zaaknummer
438220 FA RK 13-1660
- LJN
CA2627
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2013:CA2627, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 06‑05‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 06‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Het teruggeleidingsverzoek van vader is, nadat de vader hangende de HKOV-procedure op grond van een in kort geding door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst omgang met de kinderen heeft gekregen, bij gebrek aan belang, ingetrokken. De vader heeft de kinderen echter niet als afgesproken bij de moeder teruggebracht; hij is nog voordat een B in de HKOV-procedure is gegeven met de kinderen vertrokken naar de VS. Op de zelfstandige verzoeken van de moeder heeft de rechtbank Den Haag zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-1660
Zaaknummer: C/09/438220
IKO 12/0141
Datum beschikking: 6 mei 2013
Internationale kinderontvoering/omgang/gezag
Beschikking op het op 28 februari 2013 ingekomen verzoek van:
[de vader],
de vader,
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
advocaat: mr. A.J. van Steensel te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. M.T.M. Whiterod te Utrecht.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- -
het verzoekschrift;
- -
de op 19 maart 2013 van de zijde van de moeder overgelegde stukken;
- -
de brief d.d. 2 april 2013 van de zijde van de vader;
- -
het faxbericht van 17 april 2013 van de zijde van de vader;
- -
de op 23 april 2013 van de zijde van de moeder overgelegde stukken;
- -
het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- -
het faxbericht d.d. 25 april 2013 van de zijde van de vader;
- -
de op 25 april 2013 van de zijde van de moeder overgelegde stukken;
- -
het e-mailbericht d.d. 26 april 2013 van James D. Garbolino, liaisonrechter in de
Verenigde Staten, werkzaam in het California Superior Court, met bijgaand bericht
van Judge Bill Henry, rechter in het Hays County District Court te Texas, Verenigde Staten.
Op 21 maart 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten. Het betrof hier een regiezitting in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.C. Olland.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van crossborder mediation, gefaciliteerd door het Mediation Bureau, onderdeel van het Centrum Internationale Kinderontvoering, tot een minnelijke schikking te komen. Op
- 22.
maart 2013 heeft het Mediation Bureau de rechtbank bericht dat de mediation niet is gestart.
De minderjarige [minderjarige 1], heeft in raadkamer haar mening kenbaar gemaakt.
Op 26 april 2013 is de zaak ter terechtzitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten. Van de zijde van de vader zijn pleitnotities en nadere stukken overgelegd.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank een voorlopig oordeel gegeven dat hierna, onder het kopje "Beoordeling" nader zal worden omschreven.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- -
het faxbericht d.d. 3 mei 2013 van de zijde van de moeder;
- -
het faxbericht d.d. 3 mei 2013 van de zijde van de vader.
Verzoek en verweer
Het verzoek luidt primair, met toepassing van artikel 13 van de Wet van 2 mei 1990, Stb. 202, de onmiddellijke terugkeer, althans de terugkeer, te gelasten van na te noemen minderjarigen naar de Verenigde Staten, waarbij de moeder de minderjarigen dient terug te brengen naar de Verenigde Staten, dan wel, indien zij nalaat de minderjarigen terug te brengen, te bepalen wanneer de moeder de minderjarigen met de benodigde reisdocumenten aan de vader zal afgeven zodat de vader de minderjarigen mee terug kan nemen naar de Verenigde Staten, met veroordeling van de moeder in de kosten die de vader heeft moeten maken in verband met de achterhouding en de teruggeleiding.
Subsidiair verzoekt de vader een internationale omgangsregeling vast te stellen, primair de regeling die partijen onderling zijn overeengekomen en welke regeling is vastgelegd in het vonnis van de rechtbank van het District Court Hayes County op 29 juni 2012, subsidiair een regeling vast te stellen waarbij de vader de minderjarigen tweemaal per week kan spreken en zien per skype en/of ander communicatiemiddel, alsmede een vakantieregeling waarbij de minderjarigen jaarlijks enige weken bij de vader zijn en waarbij de minderjarigen ten minste jaarlijks één vakantie zullen doorbrengen bij de vader in de Verenigde Staten, onder afgifte door de moeder aan de vader van de geldige paspoorten van de minderjarigen en onder bepaling dat de moeder de helft van de reiskosten van deze vakanties moet dragen door haar de retourtickets van de minderjarigen te laten betalen en zowel primair als subsidiair te bepalen dat, indien de moeder zich niet houdt aan de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling, de vader deze beschikking ten uitvoer mag leggen met behulp van politie en justitie en de vader daarnaast het recht heeft de moeder te laten gijzelen, subsidiair onder de bepaling dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 5.000,-- per dag voor iedere dag of een deel daarvan met een maximum van € 200.000,--, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom in geval (zowel primair als subsidiair) de moeder de vader niet toestaat contact te hebben met de minderjarigen dan wel in het geval van vakanties de moeder de minderjarigen en hun paspoorten niet aan de vader geeft.
De moeder voert verweer, dat hierna - voor zover nodig - zal worden besproken.
De moeder verzoekt zelfstandig voor recht te verklaren, althans vast te stellen, dat de moeder het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft over de minderjarigen, althans, indien de rechtbank aanneemt dat partijen het gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, subsidiair haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen te belasten, en voor zover omgang wordt bepaald:
- -
vast te stellen dat elke zondag tussen 17.00 uur en 18.00 uur Nederlandse tijd skype of telefooncontact tussen de vader en de minderjarigen plaatsvindt, en dat in de Nederlandse schoolvakanties van één week of langer, vier in onderling overleg af te spreken omgangsmomenten (zonder overnachting) zijn, waarbij de omgang uitsluitend in Nederland zal plaatsvinden, onder voortdurende begeleiding en voortdurend toezicht van een door de moeder aan te wijzen derde, waarbij de vader zijn paspoort gedurende de omgang zal inleveren aan deze derde, en waarbij de kosten voor begeleiding en toezicht voor rekening van de vader komen en hij deze kosten bij vooruitbetaling moet voldoen.
Tevens verzoekt de moeder veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.
Feiten
Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] te [plaats huwelijk], in de Verenigde Staten van Amerika.
Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- -
[minderjarige 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], Verenigde Staten van Amerika, en
- -
[minderjarige 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats] Verenigde Staten van Amerika.
De minderjarigen verblijven thans bij de moeder in Nederland.
De vader is Amerikaans burger.
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en is tevens Amerikaans burger.
Beide minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn Amerikaans burger.
Op 5 november 2009 is bij vonnis van Hays County District Court te Texas (hierna: de rechtbank te Hays County) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De vader is bij vonnis benoemd tot sole managing conservator over de minderjarigen en de moeder tot possessory conservator. Er is een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen vastgelegd.
Bij vonnis van 28 januari 2011 van de rechtbank te Hays County is de omgangsregeling gewijzigd.
Op 6 december 2011 heeft de rechtbank te Hays County bij wijze van voorlopige voorziening partijen benoemd tot joint managing conservator, waarbij de moeder de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen mocht bepalen, mits die hoofdverblijfplaats was gelegen in Hays County. In dit vonnis is onder meer het volgende opgenomen:
"IT IS ORDERED that the primary residence of the children shall be within Hays County, Texas or Travis County, Texas, during the pendency of these temporary orders and the parties shall not remove the children from this area of geographic restriction for the purpose of changing the primary residence of the children until modified by further order of the court of continuing jurisdiction or by written agreement signed by the parties and filed with the Court. ITS IS FURTHER ORDERED that [de moeder] shall have the exclusive right to designate the children's primary residence within this geographic area.".
Op 28 februari 2012 heeft een jury voor de rechtbank van Hays County vragen beantwoord ten aanzien van het belang van de minderjarigen bij een door de moeder verzochte wijziging van het sole managing conservatorship van de vader naar de moeder. De jury is daarbij tot het oordeel gekomen dat de moeder sole managing conservator over de minderjarigen moet worden en dat zij de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen in Nederland of in de Verenigde Staten mag bepalen.
De moeder is hierop met de minderjarigen vertrokken naar Nederland; de minderjarigen zijn vanaf 8 maart 2012 ingeschreven in de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.
Op 29 juni 2012 heeft de rechtbank te Hays County op grond van de behandeling op 22, 23, 24, 27 en 28 februari 2012 van het verzoek van de moeder tot wijziging van het sole managing conservatorship voor de jury, en het oordeel van die jury daarover, de moeder benoemd tot sole managing conservator over de minderjarigen en de vader tot possessory conservator, een geografische restrictie aangebracht ter zake de woonplaats van de minderjarigen (in Nederland of de Verenigde Staten), zoals ook de jury had gedaan en de omgangsregeling die partijen inmiddels onderling waren overeengekomen vastgelegd. Die omgangsregeling houdt onder meer in dat de vader, zolang hij in de Verenigde Staten woont en de minderjarigen in Nederland wonen, recht heeft op omgang met de minderjarigen vanaf 27 juli 2012 tot 30 juli 2012 en gedurende één week tijdens het schooljaar tot de kerstvakantie 2012. Voor de periode vanaf de kerstvakantie van 2012 heeft de vader recht op omgang gedurende vijf periodes van één week tijdens het schooljaar, gedurende de kerstvakantie in de even jaren en gedurende een onafgebroken periode van 30 dagen tijdens de zomervakantie. Tevens is een regeling opgenomen voor elektronisch contact. De vader is van deze beslissing niet in hoger beroep gegaan; de beslissing heeft kracht van gewijsde.
Hoewel de vader in juli 2012 en in oktober 2012 voor het hebben van omgang met de minderjarigen naar Nederland is gereisd heeft hij geen omgang met de minderjarigen gehad.
Op 18 oktober 2012 heeft de rechtbank te Hays County een verzoek van de vader strekkende tot wijziging van het sole managing conservatorship toegewezen, en de vader, in plaats van de moeder, benoemd tot sole managing conservator over de minderjarigen. Tevens is beslist dat de vader de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen in de Verenigde Staten mag bepalen. De moeder is benoemd tot possessory conservator over de minderjarigen. Tegen deze beslissing is een door de moeder ingesteld rechtsmiddel nog aanhangig; de mondelinge behandeling is gepland in juni 2013.
Bij vonnis d.d. 17 december 2012 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Assen is op vordering van de vader een contactregeling tussen de vader en de minderjarigen bepaald waarbij de vader op 18 december 2012 en 19 december 2012 in Assen contact met de minderjarigen mag hebben, alsook dat in Assen drie contacten in de voorjaarsvakantie 2013 en de meivakantie zullen plaatsvinden, zulks onder verbeurte van een dwangsom door de moeder.
De vader is van de voormelde beslissing in appel gegaan. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft hierop bij (hersteld) arrest van 19 maart 2013 voormelde beslissing van de voorzieningenrechter vernietigd en -uitvoerbaar bij voorraad- gelast dat, zolang op het inmiddels door de vader ingediende verzoek tot teruggeleiding niet is beslist en de bodemrechter te Assen niet nader over de omgang heeft beslist, de in de beslissing van
- 29.
juni 2012 van de rechtbank te Hays County vastgelegde omgangsregeling dient te worden nagekomen, in die zin dat de minderjarigen met de vader in Nederland omgang zullen hebben:
- 1.
vanaf zaterdag 23 maart 2013 om 11.00 uur tot zondag 24 maart 2013 om 18.00 uur;
- 2.
in de meivakantie van 2013 gedurende vier aaneengesloten -door partijen in onderling overleg te bepalen- dagen, vanaf 11.00 uur op de eerste dag tot 18.00 uur op de vierde dag;
- 3.
in de zomervakantie van 2013 gedurende veertien aaneengesloten -door partijen in onderling overleg te bepalen- dagen, vanaf 11.00 uur op de eerste dag tot 18.00 uur op de veertiende dag,
waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder thuis zal ophalen en terugbrengen, en zulks onder verbeurte van een dwangsom wanneer de moeder niet aan de omgangsregeling meewerkt. Voorts is bepaald dat de minderjarigen in het midden van elke werkweek op een door partijen in onderling overleg vast te stellen dag en tijd een skype en/of telefonisch contact met de vader hebben.
Op 26 april 2013 zijn partijen in kort geding bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, ter beëindiging van hun geschil ter zake van de omgang van de vader met de minderjarigen een regeling overeengekomen die, ondertekend door partijen, bij in executoriale vorm uitgegeven proces-verbaal is vastgelegd. Kort weergegeven houdt die regeling in dat de vader de minderjarigen van maandag 29 april 2013 tot en met 2 mei 2013 en in de zomervakantie van 6 tot en met 20 juli 2013 (in Leiden of omgeving) bij zich mag hebben. Hij dient daartoe zijn paspoort tevoren af te geven bij de politie te Meppel. De overdracht van de minderjarigen zal telkens plaatsvinden bij McDonald's te Meppel.
De vader heeft de minderjarigen op 2 mei 2013 niet bij de moeder teruggebracht maar is met de kinderen naar Amerika afgereisd.
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Alhoewel de advocaat van de vader bij fax van 3 mei 2013 heeft laten weten dat hij het teruggeleidingsverzoek intrekt, nu de vader daarbij geen belang meer heeft vanwege zijn verblijf (met de kinderen) in de Verenigde Staten, acht de rechtbank het toch in het belang van de kinderen de loop van het geding tot op heden weer te geven. Daarvoor is te meer reden omdat ter zitting reeds een voorlopig oordeel is gegeven en de moeder van haar kant heeft verzocht om schriftelijke vastlegging daarvan in deze beschikking.
Het verzoek tot teruggeleiding
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en de Verenigde Staten zijn partij bij het Verdrag.
Inhoudelijke beoordeling
Het Verdrag heeft - voor zover hier van belang - tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde achterhouding in de zin van het Verdrag, wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren, geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Staat van gewone verblijfplaats
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de minderjarigen ten tijde van de overbrenging naar Nederland op 4 maart 2012 hun gewone verblijfplaats hadden in de Verenigde Staten dan wel in Nederland.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip gewone verblijfplaats als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag een feitelijk begrip is dat losstaat van het Nederlandse internrechtelijke begrip woonplaats of domicilie. Aan dit begrip dient inhoud te worden gegeven door de omstandigheden en feiten van het concrete geval. Hierbij spelen de duur van het feitelijke verblijf en het bestaan van nauwe maatschappelijke banden een belangrijke rol.
Tussen partijen staat vast dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen tot 4 maart 2012 in de Verenigde Staten was. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat in het onderhavige geval de Verenigde Staten aangemerkt dienen te worden als de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen ten tijde van de overbrenging naar Nederland op
4 maart 2012.
Gezag/ongeoorloofde overbrenging?
De vader stelt zich op het standpunt dat hij op 4 maart 2012 tezamen met de moeder het gezag over de minderjarigen uitoefende, zodat zij voor een verhuizing van de minderjarigen zijn toestemming behoefde en dat daaraan niet afdoet dat de moeder vanaf 29 juni 2012 met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen was belast, te meer daar hij vanaf 18 oktober 2012, in plaats van de moeder, weer met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen is belast.
De moeder stelt dat zij op 29 februari 2012, na het oordeel van de jury dat zij zou worden benoemd tot sole managing conservator (de ouder die alleen met het gezag over de minderjarigen is belast) en dat zij de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen in de Verenigde Staten dan wel in Nederland mocht bepalen, bevoegd was om, zonder voorafgaande toestemming van de vader, met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen. Dat het oordeel van de jury eerst op 29 juni 2012 is bekrachtigd door de rechtbank te Hays County maakt dit volgens de moeder niet anders.
De moeder stelt zich voorts op het standpunt dat, nu de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen per 4 maart 2012 in Nederland was gelegen, de rechtbank te Hays County op
18 oktober 2012 onbevoegd was tot het nemen van de beslissing waarbij de vader in plaats van de moeder met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen is belast. De moeder is dan ook van mening dat de beslissing van 18 oktober 2012 van de rechtbank te Hays County in Nederland niet kan worden erkend. Overigens, zo stelt de moeder, is thans in de Verenigde Staten een door haar ingeleide procedure aanhangig strekkende tot vernietiging van de Amerikaanse beslissing van 18 oktober 2012.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de overbrenging al dan niet ongeoorloofd was. Daarbij is van belang wie van de ouders, tezamen of alleen, ten tijde van de overbrenging naar het recht van de Verenigde Staten het gezag over de minderjarigen uitoefende.
Teneinde duidelijkheid te verkrijgen over het in de Verenigde Staten geldend gezagsrecht vanaf 28 februari 2012/29 februari 2012, vanaf 29 juni 2012 en vanaf 18 oktober 2012, in de onderhavige zaak, heeft de rechtbank de vader ter terechtzitting van 21 maart 2013 verzocht om een zogenaamde artikel 15-verklaring in het geding te brengen. Via de Nederlandse Centrale Autoriteit heeft de vader daartoe de Amerikaanse Centrale Autoriteit benaderd. De Amerikaanse Centrale Autoriteit heeft vervolgens contact gelegd met de rechter die de zaak van partijen in de rechtbank te Hays County, te weten Judge Bill Henry, onder zich heeft. Via de Amerikaanse liaisonrechter, James D. Garbolino, is op 26 april 2013 bij het Bureau van de Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming, rechtbank Den Haag, een e-mail bericht binnengekomen van Judge Bill Henry voornoemd.
Rechter Henry heeft het volgende meegedeeld:
"As on February 28, 2012 the mother was named sole managing conservator with the right to establish the domicile of the child. Father had visitation rights.
As of June 29, 2012 the parties were in the same position.
As of October 18, 2012 the father moved to modify the previous order and was named sole managing conservator with the right to establish domicile. The mother has an pending motion for new trial on this judgment, which has not ruled on by the court.".
De rechtbank beschouwt voormelde verklaring van rechter Henry als een verklaring als bedoeld in artikel 15 van het Verdrag en leidt uit het voorgaande af dat de moeder op
4 maart 2012 belast was met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen en dat zij de bevoegdheid had om zonder toestemming van de vader de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te bepalen in Nederland, zodat geen sprake was van ongeoorloofde overbrenging van de minderjarigen als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag.
Ongeoorloofde vasthouding?
Daar waar de vader stelt dat -nu hij in plaats van de moeder op 18 oktober 2012 het eenhoofdig gezag heeft verkregen- de minderjarigen sedert 18 oktober 2012 ongeoorloofd door de moeder worden vastgehouden in Nederland overweegt de rechtbank dat moet worden bezien of de beschikking van 18 oktober 2012 van de rechtbank te Hays County in Nederland, volgens de hier geldende regels van internationaal privaatrecht, erkend dient te worden en voor tenuitvoerlegging in aanmerking komt.
Nu over de erkenning van gegeven beslissingen tussen Nederland en de Verenigde Staten geen verdrag van kracht is, gelden de in artikel 12 juncto 431 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ontwikkelde regels, die inhouden dat een in een vreemde Staat gewezen uitspraak voor erkenning in aanmerking komt indien (i) de rechtsmacht van de buitenlandse rechter is gebaseerd op een naar internationale maatstaven aanvaardbare rechtsmachtgrond, (ii) de buitenlandse procedure is gevoerd met inachtneming van de beginselen van een behoorlijke procesgang (met name waar het betreft de oproeping van verweerder en diens recht op tegenspraak), en (iii) de buitenlandse uitspraak niet strijdig is met de Nederlandse openbare orde. Tenuitvoerlegging van een buitenlandse uitspraak in Nederland is zonder verdragsregeling niet mogelijk.
Ter terechtzitting van 26 april 2013 heeft de rechtbank haar voorlopig oordeel aan partijen meegedeeld, inhoudende dat vaststaat dat de moeder vanaf begin maart 2012, doch in ieder geval vanaf 29 juni 2012, het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uitoefent en rechtmatig met de minderjarigen in Nederland verblijft. Dat op 18 oktober 2012 een gezagsbeslissing is gegeven waarbij het gezagsrecht van de moeder op 18 oktober 2012 in de Verenigde Staten is overgegaan op de vader, doet daar niet aan af, aangezien naar het oordeel van de rechtbank de beslissing van 18 oktober 2012 van de rechtbank te Hays County niet voor erkenning in deze procedure in aanmerking komt. Immers, onduidelijk is of de moeder in de aan die beslissing voorafgaande procedure behoorlijk is opgeroepen en of zij de gelegenheid heeft gekregen om verweer te voeren. Daar komt bij dat vaststaat dat de rechter te Hays County rechtsmacht heeft aangenomen terwijl de gewone verblijfplaats van de kinderen al sinds 4 maart 2012 was gewijzigd. Voor zover hij die rechtsmacht heeft gegrond op een voor onbeperkte termijn geldende aanvaarding daarvan door partijen, ongeacht de woonplaats van de minderjarigen, acht de rechtbank dat onaanvaardbaar, te meer daar ook de vader inmiddels niet meer in Texas woonachtig was. Derhalve heeft de Texaanse rechtbank zich ten onrechte bevoegd geacht om op het bij hem voorliggende verzoek van de vader tot eenhoofdig gezag te beslissen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is van een ongeoorloofde vasthouding van de minderjarigen in Nederland sedert 18 oktober 2012 door de moeder. De rechtbank neemt bij dit oordeel tevens in aanmerking de door de moeder in de Verenigde Staten aanhangig gemaakte procedure strekkende tot vernietiging van de beslissing van 18 oktober 2012 en de mededeling van de vader ter terechtzitting van
26 april 2013 dat hij in oktober 2012 naar Nederland is gekomen om de beslissing van de rechtbank te Hays County aan de moeder te laten zien en om de minderjarigen te bezoeken. De rechtbank leidt hieruit af dat de vader op dat moment en met de beslissing van 18 oktober 2012 in de hand, niet de intentie had om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen. Kennelijk vond hij op dat moment niet, althans in onvoldoende mate, dat de minderjarigen ongeoorloofd bij de moeder in Nederland verbleven. Daarmee strookt dat hij ter zitting heeft verklaard de teruggeleidingsprocedure met name te zijn begonnen om zijn omgangsrechten zoals vastgesteld in de eerdere Amerikaanse beslissing te waarborgen.
Na het sluiten van de behandeling is op 3 mei 2013 een faxbericht binnengekomen van de zijde van de moeder waarin is vermeld dat de vader (in strijd met het gezagsrecht van de moeder en de ter zitting in een proces-verbaal vastgelegde omgangsafspraken) de minderjarigen mee heeft genomen naar de Verenigde Staten zonder medeweten van de moeder. Daarop heeft de advocaat van de vader bij fax d.d. 3 mei 2013 laten weten dat de rechtbank het verzoek om teruggeleiding als ingetrokken kan beschouwen nu de vader daarbij geen belang meer heeft.
De rechtbank stelt vast dat de vader de kinderen thans -zonder toestemming van de moeder, die het eenhoofdig gezag heeft- naar de Verenigde Staten heeft overgebracht. In het licht van dat gegeven heeft de vader -zoals door diens advocaat gemeld- geen belang meer bij vastlegging van het oordeel in het dictum.
De zelfstandige verzoeken van de moeder
Ingevolge artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in zaken betreffende minderjarigen de rechter bevoegd van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijk verblijf van de minderjarigen.
Nu de woonplaats van de minderjarigen ingevolge artikel 1:12 van het Burgerlijk Wetboek in [woonplaats], gelegen is, is niet de rechtbank Den Haag bevoegd van het onderhavige verzoek kennis te nemen, maar de rechtbank Noord Nederland. De rechtbank zal de onderhavige zaak dan ook naar de bevoegde rechtbank verwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van de verzoeken van de moeder kennis te nemen;
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Noord-Nederland.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.J. Hoekstra-van Vliet, J.M. Vink en J. Visser, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 mei 2013.