NJB 2021/111:Opruiing in zaak Blokkeerfriezen, art. 131 Sr: bij de beoordeling of de door een verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van deze bepaling, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard. In casu kon het hof bij de beoordeling van het opruiende karakter van het geschrift – een op Facebook geplaatst bericht – tot uitgangspunt nemen dat een herkenbare omschrijving van het feit waartoe wordt opgeruid volstaat en dat daarbij kan worden gekeken naar de gehele inhoud van het geschrift, de strekking daarvan en de context waarin de uiting is gedaan. Het hof kon oordelen dat de oproep een opruiende strekking heeft omdat onmiskenbaar wordt opgeroepen tot het verhinderen van een geoorloofde betoging (door onder meer de actiegroep Kick Out Zwarte Piet) en de oproep niet anders kan worden begrepen dan als een aanmoediging om de demonstranten – hoe dan ook – de weg te versperren en hen zo te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden. Betekenis van ‘terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was’, art. 162 aanhef en onder 1° Sr: om zulk gevaar te kunnen aannemen is vereist dat ten tijde van het versperren van de openbare land- of waterweg naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest dat gevaar voor de veiligheid van het verkeer – daaronder is te verstaan: de veiligheid van verkeersdeelnemers en/of hun voertuigen – te duchten was. Niet van belang daartoe is dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien. In casu kon het hof oordelen dat ten tijde van de versperring naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest dat gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was en dat dit gevaar ook gevaar voor schade aan voertuigen omvat, mede erop gelet dat sprake was van een niet aangekondigde en/of vooraf aangeduide beperking of belemmering van de verkeersdoorstroming, terwijl meerdere mededaders hun voertuig hebben verlaten en op de snelweg zijn gaan staan en lopen waardoor het verkeer volledig tot stilstand is gekomen en een file is ontstaan. Het door ‘bedreiging met geweld’ een geoorloofde openbare vergadering of betoging verhinderen, art. 143 Sr: vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld zou worden gepleegd. Dat geweld kan zowel geweld tegen personen als geweld tegen goederen betreffen. In casu kon het hof oordelen dat bij de demonstranten in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld zou worden gebruikt, mede erop gelet dat de mededaders met ongeveer vijftien voertuigen de snelweg op zijn gekomen, dat zij de bussen met daarin de demonstranten gedwongen tot stilstand hebben gebracht, dat met vuisten en/of omhoog geheven armen richting de bussen is gezwaaid en dat tegen één of meerdere autobussen is geslagen.