Prg. 2019/236
Motiveringsgebrek. Als het hof in het eindarrest een volstrekt ander standpunt inneemt dan in het tussenarrest, is het gebonden aan de algemene eis van een behoorlijke motivering.
HR 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1276
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 juli 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze.
- Zaaknummer
18/01481
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS87561:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1276, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:490, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2019
- Wetingang
Art. 230, 232, 353 Rv; art. 2:11, 2:180, 6:162 BW; art. 121 Gw; art. 6 EVRM
Essentie
Procesrecht. Mag hof in eindarrest zonder nadere motivering volledig afwijken van inhoud tussenarrest, dat weliswaar geen bindende eindbeslissing bevatte?
Nee. Als Hof in eindarrest andere weg inslaat, is het gehouden dit behoorlijk te motiveren.
Samenvatting
Vier B.V.’s van Aabo Trading vorderen in eerste aanleg schadevergoeding van verweerder als voormalig bestuurder van een B.V., vanwege het niet volstorten van aandelen. Deze B.V. heeft de facturen van de Aabo B.V.’s tot € 71.503,69 onbetaald gelaten en is failliet gegaan. Ex art. 2:11 jo 2:180 lid 2 BW is verweerder als bestuurder hoofdelijk aansprakelijk gesteld.
De rechtbank heeft de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.