Einde inhoudsopgave
Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2011
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stb. 2011, 12 (uitgifte: 21-01-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2011, 12 (uitgifte: 21-01-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Op verzoek van de eigenaar van een zeeschip dat in het openbaar register is teboekgesteld, kan door of namens Onze Minister het recht om de Nederlandse vlag te voeren, genoemd in artikel 28, eerste lid, en de plicht van de kapitein er voor zorg te dragen dat op het schip geen andere vlag naast of in plaats van de Nederlandse vlag wordt gevoerd, genoemd in artikel 28, tweede lid, tijdelijk worden opgeschort, indien:
- a.
met betrekking tot het zeeschip een rompbevrachtingsovereenkomst is gesloten met een buiten het Koninkrijk woonachtige of gevestigde rompbevrachter;
- b.
de rompbevrachter, bedoeld in onderdeel a, ingevolge de wetgeving van de staat waar het zeeschip buiten het Koninkrijk in een register van rompbevrachtingen is ingeschreven, toestemming heeft gekregen dat het zeeschip de vlag van die vreemde staat mag voeren op grond van zijn band met die staat; en
- c.
aan het bepaalde in de onderdelen a tot en met c van het derde lid, is voldaan.
2.
De opschorting vindt plaats door de aantekening daarvan op de zeebrief, bedoeld in artikel 18.
3.
De in het tweede lid bedoelde aantekening op de zeebrief wordt op verzoek van de eigenaar van het zeeschip geplaatst, indien:
- a.
ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat het zeeschip overeenkomstig de wetgeving van de betrokken vreemde staat het recht verkrijgt of zal verkrijgen de vlag van die staat te voeren;
- b.
naar het oordeel van Onze Minister de wettelijke vereisten van de betrokken vreemde staat betreffende de veiligheid en navigatie ter zee, en het voorkomen van vervuiling van de zee en haar kusten, alsmede de toepassing daarvan, ten minste gelijkwaardig zijn aan die van het Koninkrijk.
- c.
ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat een of meer onderdanen van die vreemde staat overeenkomstig de wetgeving van die staat verantwoordelijk zijn voor de voldoening aan de vereisten, bedoeld in onderdeel b;
- d.
aan Onze Minister zijn overgelegd een afschrift van de teboekstelling in het openbaar register alsmede de schriftelijke toestemming ter zake van de rompbevrachting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, van de eigenaar, van de houders van hypotheken en van andere zakelijk gerechtigden, die staan ingeschreven in het openbaar register. Ten aanzien van het afschrift van de teboekstelling is het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van toepassing, en
- e.
ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat naar het recht van die vreemde staat aan de persoon of personen bedoeld in het derde lid, onderdeel c, niet het recht wordt toegekend over de eigendom van het zeeschip te beschikken, het zeeschip te bezwaren of daarop zakelijke rechten te vestigen.
4.
De aantekening, bedoeld in het tweede lid, vermeldt:
- a.
de naam van de staat wiens vlag het schip zal gaan voeren;
- b.
indien het schip in enig register van die staat wordt geregistreerd, de naam van dat register;
- c.
de naam of namen van de persoon of personen, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, die voor het schip verantwoordelijk zijn; en
- d.
de periode waarvoor de tijdelijke opschorting van het recht de Nederlandse vlag te voeren, is verleend.
5.
Indien voor Curaçaose, onderscheidenlijk Sint Maartense zeeschepen op voet van het bepaalde in dit artikel voor de periode, bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, het recht de Nederlandse vlag te voeren, tijdelijk is opgeschort, worden deze schepen voor zover hoofdstuk II van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten niet van toepassing is, in bedoelde periode aangemerkt als vreemde schepen varende onder vreemde vlag.
6.
Onze Minister geeft kennis van de aantekening op de zeebrief, bedoeld in het tweede lid, aan de Bewaarder van het openbaar register waar het schip in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten is teboekgesteld, die daarvan aantekening maakt in het openbaar register bij de teboekstelling van het zeeschip.
7.
De eigenaar daagt[lees: draagt] er zorg voor dat de aldus aangetekende zeebrief gedurende de periode dat het recht de Nederlandse vlag te voeren is opgeschort, zich aan boord van het schip bevindt.