Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling visserij
Artikel 10a
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2015
- Bronpublicatie:
30-04-2015, Stcrt. 2015, 12733 (uitgifte: 04-05-2015, regelingnummer: WJZ/15032842)
- Inwerkingtreding
01-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2015, Stcrt. 2015, 12733 (uitgifte: 04-05-2015, regelingnummer: WJZ/15032842)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een visser die gebruik maakt van de vistuigen, genoemd in artikel 32a, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, doet wekelijks uiterlijk op dinsdag om 24.00 uur opgave aan de Minister van zijn aalvangsten en zijn visserij-inspanning in de voorafgaande week. Uit deze opgave blijkt:
- a.
de naam van de visser;
- b.
de hoeveelheid aal in kilogram, onderscheiden naar het soort vistuig, bedoeld in onderdeel d, waarmee het is gevangen;
- c.
de herkomst van de aal;
- d.
het aantal en het soort vistuigen waarmee de visser in de betreffende week op aal heeft gevist.
2.
De opgave geschiedt op een door de Minister beschikbaar te stellen format.
3.
In afwijking van het eerste lid kan een visser die in een bepaalde periode geen gebruik maakt van de vistuigen genoemd in artikel 32a, eerste lid, hiervan voorafgaand aan die periode opgave doen.
4.
Van de verplichting uit het eerste lid zijn uitgezonderd diegenen, die op grond van artikel 104, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij alle aalvangsten registreren.