HR, 03-04-2012, nr. S 10/04509
ECLI:NL:HR:2012:BV9117
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
03-04-2012
- Zaaknummer
S 10/04509
- LJN
BV9117
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV9117, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV9117
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Beslag. Verbeurdverklaring. Het Hof heeft in zijn overweging tot uitdrukking gebracht dat het heeft vastgesteld dat verdachte het onder 4 bewezenverklaarde witwassen heeft begaan ten aanzien van de onder hem inbeslaggenomen geldbedragen die hij weliswaar niet door het hem onder 2 tenlastegelegde, maar niettemin door de handel in verdovende middelen had verworven. Gelet op dit niet onbegrijpelijke oordeel is de beslissing t.a.v. de inbeslaggenomen geldbedragen niet onverenigbaar met de vrijspraak t.z.v. het onder 2 tenlastegelegde.
3 april 2012
Strafkamer
nr. S 10/04509
SG/DAT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 mei 2010, nummer 23/001726-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. H. Loth, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt erover dat de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen geldbedragen niet naar behoren met redenen is omkleed.
2.2. Aan de verdachte is in deze zaak tenlastegelegd:
"1. hij op of omstreeks 26 mei 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte tezamen met een ander of anderen, althans alleen, voorgenomen misdrijf om opzettelijk te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken aan [betrokkene 1] (ongeveer) 0,5 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk
- één of meer telefonische contact(en) heeft gelegd en/of onderhouden met die [betrokkene 1] en/of
- die [betrokkene 1] heeft ontmoet (teneinde geld en verdovende middelen uit te wisselen);
2. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2008 tot en met 26 mei 2008 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht of afgeleverd of verstrekt (aan [betrokkene 1] en/of één of meer onbekend gebleven hard drugsgebruikers en/of personen) of vervoerd (ongeveer) een of meer wikkel(s) cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I;
3. hij op of omstreeks 26 mei 2008 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 33,3 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4. hij op of omstreeks 26 mei 2008, te Amsterdam, althans in Nederland, een geldbedrag, te weten (ongeveer) 4000 Euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf."
2.3. Ter zake van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde is een bewezenverklaring gevolgd, doch van het onder 2 tenlastegelegde heeft het Hof de verdachte vrijgesproken op de grond:
"dat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van verdovende middelen, nu uit de verklaring van [betrokkene 1] (één van de kopers) niet blijkt dat hij juist in die periode cocaïne heeft gekocht van de verdachte."
2.4. Een in hoger beroep gevoerd verweer is in de bestreden uitspraak als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte ten onrechte is veroordeeld ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde. De verdachte heeft volgens de raadsman een plausibele verklaring gegeven voor de grote geldbedragen die bij de verdachte zijn aangetroffen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de verdachte zijn grote geldbedragen in beslag genomen. Hij had een bedrag van EUR 922,35 bij zich op het moment van zijn aanhouding. Tevens is later in zijn woning een bedrag van EUR 2.935,- aangetroffen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geld dat hij bij zich had kasgeld betrof uit zijn eigen onderneming. Over het geld dat bij hem thuis aangetroffen is, heeft hij verklaard dat het een restant was van een lening van EUR 9.000,- waarvan hij dagelijkse boodschappen en zijn rekeningen betaalde.
Deze verklaring voor het bezit van het geld is naar het oordeel van het hof niet geloofwaardig en hoogst onwaarschijnlijk. Zo heeft verdachtes broer tegen de politic verklaard dat de verdachte nooit geld had en dat hij niet begrijpt hoe de verdachte aan het inbeslaggenomen geld kan zijn gekomen. Nu het hier aanzienlijke geldbedragen betreft en nu de verdachte bekent zich bezig te hebben gehouden met de verkoop van cocaïne, overweegt het hof dat het niet anders kan dan dat het geld aangetroffen bij de verdachte afkomstig is uit de handel in verdovende middelen. Het verweer wordt daarom verworpen."
2.5. Met betrekking tot de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen is in de bestreden uitspraak voorts overwogen:
"De hierna als zodanig te melden in beslag genomen telefoons en geldbedragen, te weten: een geldbedrag van EUR 922,35 en een geldbedrag van EUR 2.935,-, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het onder 1 en 4 bewezen verklaarde met betrekking tot respectievelijk deze telefoons en deze geldbedragen is begaan."
2.6. Door te overwegen zoals hiervoor onder 2.3, 2.4 en 2.5 weergegeven, heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat het heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 4 bewezenverklaarde 'witwassen' heeft begaan ten aanzien van de onder hem inbeslaggenomen geldbedragen die hij weliswaar niet door het hem onder 2 tenlastegelegde, maar niettemin door de handel in verdovende middelen had verworven. Gelet op dit niet onbegrijpelijke oordeel is de beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen geldbedragen niet onverenigbaar met de vrijspraak ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Het middel faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 3 april 2012.