Einde inhoudsopgave
Besluit collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen
5 Verlaging voor de toekomst van kosten of risicopremies van bij de verzekeraar lopende verzekeringen
Geldend
Geldend vanaf 24-12-2011
- Bronpublicatie:
20-12-2011, Stcrt. 2011, 23113 (uitgifte: 23-12-2011, regelingnummer: BLKB2011/1954M)
- Inwerkingtreding
24-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2011, Stcrt. 2011, 23113 (uitgifte: 23-12-2011, regelingnummer: BLKB2011/1954M)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
De compensatieregelingen hebben ook gevolgen voor de toekomst. Voor zover de oorspronkelijk overeengekomen kosten een bepaald vastgesteld normniveau te boven gaan, vindt namelijk daarvan voor de toekomst verlaging plaats. In sommige situaties vindt bovendien voor de toekomst verlaging plaats van de premie voor bepaalde risicodekkingen, bijvoorbeeld voor dekking van het risico van vroegtijdig overlijden. Deze verlaging van kosten en/of risicopremies kan enerzijds tot gevolg hebben dat toekomstige premiebetalingen lager worden dan oorspronkelijk overeengekomen. Anderzijds kan het voordeel van de verlaging worden doorgegeven door onder handhaving van het overeengekomen premieniveau, hogere verzekerde rechten overeen te komen.
Voor lijfrenten heeft de verlaging van een in de toekomst te betalen premie geen andere fiscale gevolgen dan dat het mogelijk als inkomensvoorziening in aftrek te brengen bedrag in dezelfde mate lager wordt. Als onder handhaving van het premieniveau hogere verzekerde rechten worden overeengekomen, heeft die verhoging als zodanig geen fiscale gevolgen. Die verhoging leidt uiteindelijk wel tot een hogere verzekeringsuitkering ineens of in termijnen waarover regulier wordt geheven volgens de bepalingen van de Wet IB 2001.
Voor kapitaalverzekeringen kunnen de premieverlagingen en de verhoging van de verzekerde rechten in beginsel gevolgen hebben voor zowel het recht op vrijstelling van de kapitaalsuitkering als voor de werking van bepalingen met eerbiedigende werking van vóór 2001 gesloten contracten. Wat betreft het recht op vrijstelling van een of meer kapitaalsuitkeringen geldt, ongeacht het van toepassing zijnde fiscale regime, dat de premies per verzekeringsjaar binnen een bepaalde bandbreedte moeten zijn betaald. Voor bijvoorbeeld een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) geldt een bandbreedte van 10 : 1 voor de hoogste respectievelijk laagste premie op basis van het verzekeringsjaar. In dit verband worden globaal gesproken de premie voor de uitkering bij leven en de premie voor de uitkering ten gevolge van overlijden samengeteld. Indien bij een KEW de bandbreedte van 10:1 ten volle is benut door het betalen van een hoge storting gevolgd door reguliere betalingen die op jaarbasis een tiende daarvan vormen, zou een verlaging van de reguliere premie op grond van de compensatieregelingen niet alleen leiden tot het verlies van het recht op vrijstelling van de kapitaalsuitkering maar ook tot onmiddellijke afrekening over de waarde van de KEW en overgang naar box 3.
Onbenoemd Goedkeuring
Onbenoemd Goedkeuring