Rb. Roermond, 11-11-2009, nr. 96740 / JE RK 09-1352
ECLI:NL:RBROE:2009:BK2959
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
11-11-2009
- Zaaknummer
96740 / JE RK 09-1352
- LJN
BK2959
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2009:BK2959, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 11‑11‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 11‑11‑2009
Inhoudsindicatie
1:261 Burgerlijk Wetboek; verzoek machtiging tot uithuisplaatsing in een weekendpleeggezin; geen sprake van uithuisplaatsing in het kader van de verzorging en opvoeding.
Partij(en)
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaak-/rolnummer: 96740 / JE RK 09-1352
Beschikking van 11 november 2009 betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel
in de zaak van
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1993, hierna te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt naast de minderjarige en verzoeker als belanghebbenden aan:
- [de moeder],
wonende te [woonplaats],
[adres],
- [de vader],
wonende te [woonplaats],
[adres].
Het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de moeder, [de moeder].
1. Het verloop van de procedure
1.1.
De minderjarige is ondertoezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, mede kantoorhoudende te 's-Hertogenbosch. De ondertoezichtstelling loopt tot 16 november 2009.
1.2.
De voornoemde stichting heeft op 22 oktober 2009 een verzoekschrift met bijlage(n) ingediend, strekkende tot
: verlenging van de ondertoezichtstelling;
: verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een
zorgaanbieder 24-uurs alsmede tot
: verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing voor een weekendpleeggezin.
1.3.
Het plan van aanpak en het verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling, alsmede het indicatiebesluit zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
1.4.
Op 3 november 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij de behandeling zijn verschenen:
- -
de minderjarige,
- -
[de vader],
- -
[I], namens de stichting.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1.
De verlenging van de ondertoezichtstelling.
Op grond van de verkregen informatie van de stichting zoals in opgemelde stukken aangegeven en hetgeen tijdens de terechtzitting nog naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van de minderjarige de termijn van de ondertoezichtstelling met één jaar dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
2.2.
De machtiging tot verlenging van de uithuisplaatsing in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs.
Op grond van de verkregen inlichtingen is de kinderrechter tevens van oordeel dat de verlenging van de termijn van machtiging tot uithuisplaatsing als verzocht in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk is.
2.3.
De machtiging tot uithuisplaatsing voor een weekendpleeggezin.
Namens de stichting is gesteld dat [de minderjarige] in overleg met haar verzorgers om een weekendpleeggezin heeft gevraagd, waar zij één weekend per maand zou kunnen verblijven. De stichting vindt een weekendpleeggezin voor [de minderjarige] wenselijk, omdat [de minderjarige] moeite heeft met het opbouwen en onderhouden van contacten met leeftijdsgenoten. Dit kan [de minderjarige] leren in een weekendpleeggezin, waar jongeren van haar eigen leeftijd wonen.
Desgevraagd is namens de stichting ter zitting verklaard dat deze machtiging vereist is omdat het om een gesubsidieerde plek gaat. Een indicatiebesluit en een machtiging van de kinderrechter is nodig om het verblijf in het weekendpleeggezin mogelijk te maken.
2.4.
Artikel 1:261, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt onder meer dat de kinderrechter een stichting kan machtigen een minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
In het onderhavige geval wordt de machtiging tot uithuisplaatsing verzocht voor een weekendpleeggezin. De plaatsing geschiedt gedurende één weekend per maand en heeft tot doel het opbouwen en onderhouden van contacten tussen [de minderjarige] en leeftijdsgenoten. Overigens verblijft de minderjarige bij haar gezinshuis-ouders.
De kinderrechter komt tot het oordeel dat voor onderhavig verzoek de ratio voor rechterlijke toetsing ontbreekt. Het systeem van regelgeving met betrekking tot de uithuisplaatsing is er naar het oordeel van de kinderrechter niet op gericht tijdelijk, gedurende een steeds terugkerende korte periode, de minderjarige onder de invloedssfeer van een derde te brengen en de minderjarige overigens bij haar verzorgers te laten opgroeien. De minderjarige wordt niet onttrokken aan (de zorg van) haar verzorgers nu er in casu geen sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot opvoeden en verzorgen. Uithuisplaatsing in het belang van de verzorging en opvoeding is derhalve niet aan de orde.
Mitsdien wordt beslist als hierna bepaald.
- 1.5.
Aan deze plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de ouders dienen bij te dragen, conform de daarvoor geldende regeling.
- 2.
De beslissing
De kinderrechter
- 2.1.
verlengt de termijn waarvoor de minderjarige voornoemd onder toezicht is gesteld van voormelde stichting, met één jaar, ingaande 16 november 2009;
- 2.2.
verlengt de termijn van machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie van een zorgaanbieder voor geïndiceerde jeugdzorg, tot uiterlijk
16 november 2010;
- 2.3.
wijst af het verzoek omtrent de machtiging tot uithuisplaatsing bij een (weekend) pleeggezin;
2.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C.G. Brants, kinderrechter, en ter openbare terechtzitting van 11 november 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.