Einde inhoudsopgave
Wet pleziervaartuigen 2016
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 18-01-2016
- Bronpublicatie:
23-12-2015, Stb. 2016, 26 (uitgifte: 15-01-2016, kamerstukken: 34265)
- Inwerkingtreding
18-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2015, Stb. 2016, 26 (uitgifte: 15-01-2016, kamerstukken: 34265)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
Deze wet is niet van toepassing op:
- a.
wat de ontwerp en bouwvoorschriften van bijlage I, deel A, van de richtlijn betreft:
- 1°
uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen, met inbegrip van wedstrijdroeiboten en trainingsroeiboten, die als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;
- 2°
kano’s en kajaks die ontworpen zijn om uitsluitend met menselijke kracht te worden voortgestuwd, gondels en waterfietsen;
- 3°
surfplanken die uitsluitend zijn ontworpen om door de wind te worden voortgestuwd en die worden bediend door een of meer staande personen;
- 4°
surfplanken;
- 5°
originele historische vaartuigen en individuele replica’s daarvan die vóór 1950 zijn ontworpen en hoofdzakelijk met de oorspronkelijke materialen zijn gebouwd, en als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;
- 6°
experimentele vaartuigen, mits zij niet in de Europese Unie in de handel worden gebracht;
- 7°
voor eigen gebruik gebouwde vaartuigen, onder de voorwaarde dat zij daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Europese Unie in de handel worden gebracht;
- 8°
onverminderd het tweede lid, vaartuigen die specifiek bestemd zijn om te worden bemand en passagiers te vervoeren voor commerciële doeleinden, ongeacht het aantal passagiers;
- 9°
duikboten;
- 10°
luchtkussenvoertuigen;
- 11°
draagvleugelboten;
- 12°
met stoomkracht aangedreven vaartuigen met externe verbranding die als brandstof gebruikmaken van kolen, cokes, hout, olie of gas;
- 13°
amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt;
- b.
wat de uitlaatemissievoorschriften van bijlage I, deel B, van de richtlijn betreft:
- 1°
voortstuwingsmotoren die gemonteerd zijn op of specifiek bestemd zijn voor montage op:
- aa.
uitsluitend voor wedstrijden bedoelde vaartuigen die als zodanig door de fabrikant worden aangeduid;
- bb.
experimentele vaartuigen, op voorwaarde dat zij niet in de Europese Unie in de handel worden gebracht;
- cc.
vaartuigen die specifiek bestemd zijn om te worden bemand en passagiers te vervoeren voor commerciële doeleinden, onverminderd lid 3, ongeacht het aantal passagiers;
- dd.
duikboten;
- ee.
luchtkussenvoertuigen;
- ff.
draagvleugelboten;
- gg.
amfibische vaartuigen, te weten motorvoertuigen, op wielen of rupsbanden, die zowel op water als aan land kunnen worden gebruikt;
- 2°
originelen en individuele replica’s van historische voortstuwingsmotoren die op een ontwerp van vóór 1950 gebaseerd zijn, niet in serie geproduceerd zijn en gemonteerd worden op de in onderdeel a, onder 5° of 7°, bedoelde vaartuigen;
- 3°
voor eigen gebruik gebouwde voortstuwingsmotoren, op voorwaarde dat zij nadien gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het moment waarop het vaartuig in bedrijf is gesteld, niet in de Europese Unie in de handel worden gebracht;
- c.
wat de geluidsemissievoorschriften van bijlage I, deel C, van de richtlijn betreft:
- 1°
alle in onderdeel b bedoelde vaartuigen;
- 2°
een voor eigen gebruik gebouwd vaartuig, op voorwaarde dat deze daarna gedurende een periode van vijf jaar, gerekend vanaf het in bedrijf stellen van het vaartuig, niet in de Europese Unie in de handel wordt gebracht.
2.
Indien hetzelfde vaartuig ook kan worden gebruikt voor de verhuur of voor sport- en vrijetijdscursussen is deze wet van toepassing indien het vaartuig voor recreatiedoeleinden in de Europese Unie in de handel wordt gebracht.