Hof Amsterdam, 23-10-2014, nr. K14/0065
ECLI:NL:GHAMS:2014:4476
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-10-2014
- Zaaknummer
K14/0065
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:4476, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑10‑2014; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Beklag over belediging op internetforum.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BEKLAGKAMER
Beschikking van op het beklag met het rekestnummer K14/0065 van
[Klager].
1. Het beklag
Het klaagschrift is op 19 februari 2014 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen [beklaagde], werkzaam als gezinsmanager bij [instantie] ter zake van smaad en belediging.
2. Het verslag van de advocaat-generaal
Bij verslag van 20 juni 2014 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.
3. De voorhanden stukken
Behalve van het klaagschrift en van het verslag heeft het hof kennis genomen van het ambtsbericht namens de hoofdofficier van justitie te Amsterdam van 24 april 2014.
4. De beoordeling van het beklag
Klager heeft op [datum 1] op zijn website [website] een column gepubliceerd met de titel [titel], waarin hij zich in grove bewoordingen uitlaat over “de jeugdzorg” in het algemeen. Klager beticht de jeugdzorg onder meer van leugens, het begaan van strafbare feiten en stelt hij dat [de jeugdzorg alleen een commercieel belang heeft, medewerkers een premie krijgen voor elk kind dat aan hen wordt uitgeleverd en dat zij door geweld zullen omkomen].
De column van klager is eveneens op Facebook gepubliceerd. Beklaagde, zelf werkzaam in de jeugdzorg, heeft op [een dag later] op de column gereageerd. Alvorens inhoudelijk op enkele stellingen van klager in te gaan, begint haar reactie met de woorden: [reactie met daarin het woord imbeciel].
In zijn column van [datum 2, week na datum 1] [titel] geeft klager de reactie van beklaagde integraal weer en heeft hij daarop gereageerd. Zoals aangekondigd in zijn column, heeft klager op dezelfde dag bij brief aangifte gedaan van smaad en belediging omdat beklaagde hem “imbeciel” heeft genoemd.
Het hof heeft in het kader van de beklagprocedure op grond van artikel 12 van het wetboek van Strafrecht te beoordelen of een zaak die aan de strafrechter zal worden voorgelegd, een gerede kans heeft op een veroordeling.
Het hof is van oordeel dat gelet op de context van de discussie, geenszins vast staat dat de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen zou komen tot een veroordeling van beklaagde.
Wie wind zaait, zal storm oogsten, is een gezegde dat klager voor hij gepeperde uitlatingen op het internet doet, in gedachte zou moeten nemen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat in de uitwisseling van berichten via publieke fora op het internet het fatsoen vaak ver te zoeken is en dat daarbij menigmaal ook de strafrechtelijke grenzen overschreden worden.
Het hof heeft er begrip voor dat het Openbaar Ministerie in veel van dit soort gevallen niet tot vervolging overgaat omdat er niet blijkt van voldoende maatschappelijk belang dat de vervolging kan rechtvaardigen.
In dit geval kan het hof de beslissing van de officier van justitie, op de door het Openbaar Ministerie aangedragen gronden in het hierbij in kopie gevoegde verslag en ambtsbericht gegeven gronden, billijken.
Zonder te miskennen dat klager het woord “imbeciel” als beledigend heeft kunnen ervaren, is het hof van oordeel dat in gevallen als de onderhavige, en mede gelet op de context waarin de bewoordingen zijn gebezigd, het strafrecht niet het geëigende middel is om daar tegen op te treden.
Het hof acht het beklag kennelijk ongegrond.
5. De beslissing
Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
door mrs. P.C. Kortenhorst, voorzitter, N. van der Wijngaart en P.F.E. Geerlings, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.