Einde inhoudsopgave
Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen
Artikel 18 Beheerste bedrijfsvoering
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 516 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
13-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 517 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
Een fonds beschikt over goede administratieve en boekhoudkundige procedures en adequate interne controlemechanismen, stelt in het kader van het risicobeheer schriftelijk beleid vast ten aanzien van de beheersing van te lopen risico’s en draagt zorg voor de uitvoering van dat beleid. Het fonds evalueert het beleid ten minste driejaarlijks en past het beleid na een belangrijke wijziging zo spoedig mogelijk aan. Het risicobeheer is doeltreffend en goed geïntegreerd in de organisatiestructuur en de besluitvormingsprocessen.
2.
Het fonds stelt onder meer strategieën, processen en rapportageprocedures schriftelijk vast om op individueel en geaggregeerd niveau de risico’s waaraan het fonds en de door het fonds uitgevoerde pensioenregelingen zijn of kunnen worden blootgesteld regelmatig te onderkennen, meten, bewaken en beheren en hierover te rapporteren. Hierbij worden ook de onderlinge afhankelijkheden en relaties tussen de in de vorige zin genoemde risico’s beschreven.
3.
Onder risico’s als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in ieder geval de risico’s verstaan die zich, voor zover van toepassing, bij het fonds of derden waaraan de werkzaamheden zijn uitbesteed op de volgende terreinen kunnen voordoen:
- a.
aangaan van pensioenverplichtingen en reservevorming;
- b.
afgestemd beheer van activa en passiva;
- c.
beleggingen, met name derivaten, securitisaties en vergelijkbare verbintenissen;
- d.
beheer van het liquiditeits- en concentratierisico;
- e.
beheer van het operationele risico;
- f.
verzekering en andere risicobeperkingstechnieken; en
- g.
milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen met betrekking tot de beleggingsportefeuille en het beheer daarvan.
4.
Een fonds neemt bij de uitvoering van een premieovereenkomst of premieregeling in de opbouwfase of een variabele uitkering de beleggingsrisico’s die deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden lopen vanuit hun oogpunt in aanmerking bij het opstellen en uitvoeren van het beleid ten aanzien van de beheersing van te lopen risico’s.
5.
De risicobeheerfunctie, bedoeld in artikel 143a, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 138a, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt zodanig opgezet dat zij bevorderlijk is voor het risicobeheer.
6.
Een algemeen pensioenfonds draagt er zorg voor dat de administratieve en boekhoudkundige procedures, bedoeld in het eerste lid, de scheiding waarborgen tussen de afgescheiden vermogens die per collectiviteitkring worden aangehouden.