HR, 16-02-2016, nr. 14/05631
ECLI:NL:HR:2016:238
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-02-2016
- Zaaknummer
14/05631
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:238, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑02‑2016; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2676, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:238, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑02‑2016
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO. Conclusie AG: falende bewijsklachten over het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Partij(en)
16 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/05631
LBS/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 oktober 2014, nummer 21/003981-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2016.
Conclusie 22‑12‑2015
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO. Conclusie AG: falende bewijsklachten over het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Nr. 14/05631 Zitting: 22 december 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 14 oktober 2014 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk.
Er bestaat samenhang met de zaken 14/05478 en 14/05633. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft namens verdachte twee middelen van cassatie voorgesteld.
In het eerste middel wordt geklaagd over de bewezenverklaring van feit 2 voor zover inhoudend dat verdachte opzettelijk in een pand softdrugs aanwezig heeft gehad.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 11 februari 2010 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [a-straat 1] - ongeveer 16,8 kilogram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, en - ongeveer 9.955 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II”
6. Die bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
“9. Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal (p. 622-623), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Op donderdag 11 februari 2010 vond er een doorzoeking plaats in een woning, perceel [a-straat 1] te Amersfoort, alwaar [betrokkene 1] staat ingeschreven (volgens GBA). Tijdens de doorzoeking werden de navolgende voorwerpen aangetroffen en in het belang van het onderzoek in beslag genomen:
• 1 kartonnen doos met nieuwe zwarte strijkzakken, (slaapkamer 1);
• 1 AH big shopper tas met een zwarte zak met hennep, (slaapkamer 2);
• 1 crèmekleurige weegschaal, (kast eetkamer);
• 5 lege (vuilnis) zakken, (kast eetkamer);
• 3 zwarte bigshopper tassen, (kast eetkamer);
• 1 AH bigshopper tas, (kast eetkamer);
• 1 blauw gebloemde plastic tas, (kast eetkamer);
• 1 grote zwarte Big Bag, (kast eetkamer);
• diverse zwarte zakken met ongeveer 16.8 kilo hennep, (kast eetkamer);
• diverse blokken hasj, (kast eetkamer).
10. (…)
11. Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (p. 644-646), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Op het adres [a-straat 1] te Amersfoort, vond een doorzoeking plaats. Daar zagen mijn collega’s een grote hoeveelheid softdrugs liggen. Het betrof hier henneptoppen en hasjplakken. Deze softdrugs zijn inbeslaggenomen, en door de afdeling Forensische Opsporing politie Utrecht meegenomen, om te worden gewogen en getest op cannabis. Verder zagen mijn collega’s alhier, in een bergkast in de woonkamer, verpakkingen liggen van henneptoppen. Ik zal van deze verpakkingen hieronder aangeven, wat het was, en hoeveel volume de inhoud was:
• 1 grote zwarte canvas sporttas (volume-inhoud 5 KG)
« 1 Bigshopper Albert Heijn (volume-inhoud 1,5 KG)
« 1 blauw gebloemde tas (volume-inhoud 1,5 KG)
• 3 zwarte Bigshoppers (volume-inhoud 1,5 KG)
• 1 kleine struikzak (volume-inhoud 1 1<5)
• 5 normale grijze vuilniszakken (volume-inhoud 2 KG)
Ik rook, dat deze verpakkingen erg naar hennepplanten roken. Ik zag, dat in al deze verpakkingen, restanten aanwezig waren van gedroogde delen van hennepplanten. Ik nam uit elke verpakking een monster, welke ik testte. Ik zag, dat de grote zwarte canvas sporttas exact eender was, als die ik op het adres [b-straat 1] , eerder die ochtend, had aangetroffen. Ik zag, dat ze even groot waren, van het zelfde materiaal waren gemaakt en beide aan beide zijkanten waren voorzien van een roze bies. (…)
12. Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (p. 638-639), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Door personeel van het Observatie team van de politie Utrecht werden diverse dvd’s aangeleverd met beelden die waren opgenomen met het technisch hulpmiddel die op de voordeur van de Woning aan de [a-straat 1] te Amersfoort stond geplaatst. Deze dvd’s werden aan het tactisch team overhandigd. Deze beelden werden door mij uitgekeken. Ik zag op de beelden dat verdachte [verdachte] op donderdag 28 januari 2010, omstreeks 23.44 uur de woning aan de [a-straat 1] te Amersfoort betrad. [verdachte] was in het gezelschap van een onbekende man. Ik herkende [verdachte] , omdat ik hem op 28 december 2009 als verdachte had gehoord. Ik zag dat [verdachte] de deur opende van de woning en als eerste de woning betrad. Daarna zag ik de andere man ook de woning binnengaan. Op 29 januari 2010, omstreeks 00.03 uur (17 minuten later) zag ik dat beide mannen de woning aan de [a-straat 1] verlieten. [verdachte] verliet als laatste de woning en sloot de voordeur af.
13. Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal Sporenonderzoek (p. 648-665), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant(en):
Op maandag 11 februari 2010 te 09.00 uur, werd door ons, verbalisanten, als forensische onderzoekers op verzoek van Politie Utrecht een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met bezit van softdrugs (lijst 2), gepleegd op maandag 21 december 2009. Het onderzoek is verricht in een woning gelegen aan de [a-straat 1] te Amersfoort.
Ter plaatse ben ik aangesproken door [verbalisant 1] , belast met het onderzoek in de woning aan de [a-straat 1] in Amersfoort. [verbalisant 1] deelde mij mede dat in een kast in de woning op de tweede etage een grote hoeveelheid zakken was aangetroffen. De zwart gekleurde plastic zakken heb ik uit de kast gehaald. Tussen de zwarte zakken zat een aluminium zak. Ik zag dat in deze zak een grote hoeveelheid blokken lag. De inhoud van de overige zwart gekleurde zakken roken naar de aanwezigheid van hennep. Tussen deze zakken zat een klein plastic zakje met daarin soortgelijke blokken. Ik heb de zakken overgebracht naar het politiebureau. In het laboratorium hebben wij het verdere onderzoek aan de zakken verricht. Voordat de zakken verder geopend werden, zijn deze eerste chemisch behandeld om de eventuele aanwezigheid van dactyloscopische sporen zichtbaar te maken. Na deze chemische behandeling heb ik de inhoud verwijderd en geïnventariseerd. Bij het openen van de zwarte gekleurde zakken zag ik dat in de zwarte zakken een hoeveelheid doorzichtige zakken zaten. In de doorzichtige zakken zat een grote hoeveelheid henneptoppen. Alle zakken werden leeggemaakt en de inhoud werd in grote vuilniszakken verpakt. De aluminium zak werd door mij in aanwezigheid van verbalisant [verbalisant 2] en [verbalisant 3] geopend. In de zak troffen wij aan: 15 losse blokken hasj met een lengte van ongeveer 14 cm, 5 cm breed en 1,5 cm dik. De blokken waren verpakt in folie. Wij zagen dat in de aluminium zak een Albert Heijn tas zat. In de blauwe Albert Heijn tas zaten:
- -
6 blokken van 5 plakken van ongeveer 16,5 cm lang, 5 cm breed en 5,5 cm hoog.
- -
1 blok van 10 plakken ongeveer 16,5 cm lang, 5 cm breed en 5,5 cm hoog.
- -
1 blok van 4 plakken van ongeveer 16 cm, 5 cm breed en 4,5 cm hoog.
In de aluminium tas zat tevens een oranje grijze Gall & Gall tas met daarin een wit gekleurde tas van de Neram supermarkt. Daarin zat een tas van de Etos.
In de Etos zak zat:
- -
tweemaal een verpakking met totaal 15 plakken hasj in lengte variërend van 14,5 cm tot 19 cm, 9,5 breed en 0,5 cm hoog.
- -
Een geopende bruine tape verpakking
- -
Vel plastic folie.
In een Aldi tas, afkomstig uit de aluminium zak, zaten twee blokken:
- -
Een blok omtapt van ongeveer 17 cm lang, 5 cm breed en 5 cm hoog.
- -
Een blok ongeveer 14,5 cm lang, 5 cm breed en 2,5 cm hoog.
Op sporendrager 1 (AACH4601NL), zijnde een wit gekleurde luchtdichte strijkzak, trof ik het volgende dactyloscopisch spoor aan:
- 1 a (AABY3592NL).
Op sporendrager 2, zilverkleurige zak, trof ik onder meer het volgende dactyloscopisch spoor aan:
- 2 a (AABY3528NL).
Op sporendrager 7 (AACH4607NL), stuk zwart gekleurd plastic, trof ik onder meer het volgende dactyloscopisch spoor aan:
- 7 c (AACH4608NL).
Op sporendrager 15 (AACH4615NL), zwart gekleurde plastic zak, trof ik het volgende dactyloscopische spoor aan:
- 15 a (AACH4567NL).
Op sporendrager 17 (AACH4617NL), zwart gekleurde plastic zak, trof ik het volgende dactyloscopische spoor aan:
- 17 a (AACH4578NL).
Op sporendrager 18 (AACH4615NL), zwart gekleurde plastic zak, trof ik onder meer het volgende dactyloscopische spoor aan:
- 18 a (AACH4579NL).
Op sporendrager 24 (AACH4625NL), zwart gekleurde plastic zak, trof ik het volgende dactyloscopische spoor aan:
- 24 a(AACH4587NL).
Op sporendrager 28 (AACH4629NL), zwart gekleurde plastic zak, trof ik onder meer het volgende dactyloscopische spoor aan:
- 28 a (AACH4592NL).
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Spoor: 2580
SIN: AABY3529NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aaby3529nl (1)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2612
SIN: AACH4608NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4607nl (7)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2626
SIN: AACH4579NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4618nl (18)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2623
SIN: AACH4576NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4615nl (15)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2625
SIN: AACH4578NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4617nl (17)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2648
SIN: AACH4587NL 2654
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4625nl (24)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2654
SIN: AACH4592NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4629nl (28)
Soort: Onbekende vinger
Spoor: 2683
SIN: AABY3528NL
Tijdstip veiligstellen: 15/02/2010
Plaats veiligstellen: Aach4602nl (2)
Soort: Onbekende vinger
14. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Uitslag sporenonderzoek (p. 669), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Het betreft een onderzoek in de zaak: Adres: [a-straat 1] Amersfoort. Datum onderzoek: II februari 2010. Spoor aangetroffen op: verpakkingsmateriaal hennep. SIN nummer sporen: AABY3528NL, (spoor 2583) [AG: bedoeld is kennelijk spoor 2683]; AABY3529NL, (spoor 2560) [AG: bedoeld is kennelijk spoor 2580]. Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek blijkt dat de sporen geïdentificeerd zijn op:
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornaam: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1970
15. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Uitslag sporenonderzoek (p. 674), inhoudende — zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Het betreft een onderzoek in de zaak: Adres: [a-straat 1] Amersfoort. Datum onderzoek: 11 februari 2010. Spoor aan getroffen op: verpakkingsmateriaal. SIN nummer spoor: AACH4606NL [AG: bedoeld is kennelijk AACH4608NL, hiervoor vermeld onder Spoor 2612), AACH4592NL, AACH4576NL, AACH4578NL, AACH4579NL [TS: de sporen 2654, 2623]. Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek blijkt dat de sporen geïdentificeerd zijn op:
Achternaam: [achternaam verdachte] -
Voornaam: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1970
16. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal Uitslag sporenonderzoek (p. 685), inhoudende - zakelijk weergegeven - het relaas van verbalisant:
Het betreft een onderzoek in de zaak: Adres: [a-straat 1] Amersfoort. Datum onderzoek: 11 februari 2010. Spoor aangetroffen op: verpakkingsmateriaal. SIN nummer spoor: CH4587NL. Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek blijkt dat het spoor geïdentificeerd is op:
Achternaam: [achternaam verdachte]
Voornaam: [voornaam verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1970
17. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (p. 313-319), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1] . adres [a-straat 1] te Amersfoort:
De [a-straat 1] is een koopwoning. Ik heb mijn woning verhuurd aan [betrokkene 2] . Ik ken [verdachte] van zijn broertje.
18. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (p. 346-351), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [betrokkene 2] :
Ik ken [verdachte] .
19. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (p. 123), inhoudende - het relaas van verbalisant:
Bij een ingesteld onderzoek in de mobiele telefoon van de verdachte [achternaam verdachte] , stond bij de opgeslagen SMS-berichten onderstaand inkomend bericht opgeslagen, afkomstig van [betrokkene 1] :
“Vriend. Bel me ff voor het huisje. Gr [betrokkene 1] ”, 26-12-2009 12:56:09.
20. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (p. 126-131), inhoudende - het relaas van verbalisant:
Tapgesprekken aangaande handel in softdrugs contra [verdachte] :
Tijdstip: 10-02-2010 22:35:15
In
Beller: NN-man
Gebelde: [verdachte]
Inhoud
[verdachte] wgd NN-man
[voornaam verdachte] zegt: “bij de [a-straat 1] ”
7. Het hof heeft verder nog het volgende overwogen ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2:
“De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet kan worden herkend op de beelden en als het hof daar wel vanuit zou gaan, niet is komen vast te staan dat hij zich daar bezig hield met softdrugs. Verder is het verpakkingsmateriaal dat is aangetroffen zeer gangbaar en valt niet uit te sluiten dat verdachte op enig moment het verpakkingsmateriaal heeft aangeraakt, maar daaruit kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte zich heeft bevonden in het pand.
Het hof verwerpt het verweer. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat op grond van de volgende omstandigheden verdachte degene is geweest die op 11 februari 2010 de feitelijke beschikkingsmacht had over de aangetroffén hennep en hasj en derhalve opzettelijk in het pand deze softdrugs aanwezig had:
• In het dossier bevinden zich beelden van een camera gericht op het betreffende pand. Volgens verbalisant [verbalisant 1] is op die camerabeelden te zien dat verdachte op 28 januari 2010 omstreeks 23.44 uur de woning betrad in gezelschap van een onbekende man. Verdachte opende de deur van de woning en ging als eerste de woning binnen. Op 29 januari 2010 omstreeks 0.03 uur verlieten beide mannen de woning. Verdachte verliet als laatste de woning en sloot de voordeur af. Gelet op de kwaliteit van de (ter terechtzitting in hoger beroep afgespeelde) beelden, twijfelt het hof niet aan de herkenning van verdachte door verbalisant Versteeg,
• Op in totaal zeven plastic zakken waarin hennep en hasj werd aangetroffen in de woning, zijn dactyloscopische sporen aangetroffen, die zijn geïdentificeerd op verdachte.
• In de woning werd een grote canvas sporttas aangetroffen welke exact gelijk was aan een sporttas die op 11 februari 2010 in het autobedrijf van verdachte werd aangetroffen aan de [b-straat 1] te Amersfoort.
• De woning [a-straat 1] te Amersfoort is eigendom van [betrokkene 1] en werd gehuurd door [betrokkene 2] . Zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] hebben bij de politie verklaard dat zij verdachte kennen.
• In de telefoon van verdachte is in de opgeslagen sms-berichten onderstaand inkomend bericht-van 26 december 2009 om 12.56.09 uur opgeslagen, afkomstig-van- [betrokkene 1] : “Vriend. Bel me ff voor het huisje. Gr. [betrokkene 1] ”.
• In een telefoongesprek van 10 februari 2010 te 22.35 uur wordt verdachte gebeld door een onbekende man. Verdachte zegt: “bij de [a-straat 1] ”.
8. Naar mijn oordeel heeft het hof de bewezenverklaring van feit 2 voldoende gemotiveerd. Anders dan de steller van het middel meen ik dat het hof uit de genoemde feiten en omstandigheden heeft kunnen afleiden dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over de in de woning aangetroffen hennep en hasjiesj en die stoffen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte had immers klaarblijkelijk toegang tot de woning waar op veel plekken verpakkingsmateriaal is aangetroffen waarin restanten van hennepplanten en blokken hasj zaten en waar op een aantal van die verpakkingen verdachtes vingerafdrukken zijn aangetroffen. Bovendien blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen dat zowel de eigenaar van de woning als de huurster daarvan verdachte kennen en dat verdachte met een onbekend gebleven man kennelijk afspreekt bij genoemde woning en bij het verlaten van die woning deze afsluit.
9. Zoals wordt gesteld in de toelichting op het middel, heeft de raadsman in hoger beroep door middel van een verwijzing naar een proces-verbaal van politie, erop gewezen dat uit camerabeelden zou blijken dat veel onbekend gebleven personen met tassen en zakken de woning hebben bezocht. Dat de raadsman aan die omstandigheid een specifieke conclusie heeft verbonden en zo ja welke blijkt echter niet. Gelet daarop en nu het hof niet-onbegrijpelijk heeft uiteengezet waarom het van oordeel is dat de verdachte degene is die de aangetroffen weed en hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad, heeft het hof aan die omstandigheid voorbij kunnen gaan zonder nadere motivering. Daarbij heeft het hof bovendien mede betekenis kunnen hechten aan de omstandigheid dat verdachte enige tijd voor het aantreffen van de hennep en hasjiesj de woning heeft bezocht en daarbij klaarblijkelijk in het bezit is geweest van een sleutel. De steller van het middel stelt terecht dat die omstandigheid op zich zelf onvoldoende is voor de bewezenverklaring maar miskent dat de bewezenverklaring blijkens de gebezigde bewijsmiddelen en bewijsoverweging op meer is gebaseerd dan enkel die omstandigheid.
10. Het middel faalt.
11. In het tweede middel wordt geklaagd over de bewezenverklaring van feit 3 voor zover deze inhoudt dat verdachte opzettelijk meer dan 500 gram hennep en meer dan 500 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.
12. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
“hij op 2 maart 2010 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand (coffeeshop) aan de [c-straat 1] een hoeveelheid van meer dan 500 gram (zoals gedoogd voor een coffeeshop), hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, een hoeveelheid van meer dan 500 gram (zoals gedoogd voor een coffeeshop), van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
13. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“21. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal (p. 731-733), inhoudende - het relaas van verbalisant:
Op dinsdag 2 maart 2010 vond er een doorzoeking plaats in een coffeeshop genaamd [A] , gelegen aan de [c-straat 1] te Amersfoort.
Tijdens de doorzoeking werden de hieronder genoemde voorwerpen in diverse plastic doosjes en blikjes aangetroffen in kluis 1 en 2, naast de kassa, in een lade onder de bar, in een lade onder de kassa, in een plastic AH-tas in de tuin, in een zwarte vuilniszak in een ton in de tuin, in dé meterkast van het kantoor, in de vuilnisbak in de tuin, in het kantoor en in een vaatwasser die in de tuin stond, en in het belang van het onderzoek in beslag genomen. Onder de bar stonden twee afgesloten kluizen. Beide kluizen werden met behulp van een schroevendraaier geopend. Kluis 1 stond onder de bar in de omgeving van de kassa. Kluis 2 stond onder de bar naast een vaatwasmachine.
Totale hoeveelheid aangetroffen weed en hash betreft 2112 gram, bestaande uit:
- -
1520 gram weed
- -
592 gram hash
- -
460 voorgedraaide joints met daarin een hoeveelheid van ongeveer 0.5 gram weed per joint (230 gram aan weed)
22. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Rechtsvorm: Vennootschap onder firma
Naam: [A] V.O.F.
Adres: [c-straat 1] , [plaats] .
Vennoten: [medeverdachte 1] , geboortedatum [geboortedatum] -1971 en [verdachte] , geboorte
datum [geboortedatum] -1970.”
23. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (p. 294-297), inhoudende - zakelijk weergegeven - de verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Jij bent samen met [verdachte] eigenaar van coffeeshop [A] . Bij wet is geregeld dat de bedrijfsvoorraad van een coffeeshop 500 gram softdrugs mag betreffen. Op welke, wijze houd jij je aan deze regel?
A: Ik heb deze regel nog nooit overtreden. Nu ik een fout heb gemaakt ben ik bereid om daarvoor een boete te betalen. Ik ben daar samen verantwoordelijk voor met [verdachte] .
V: Hoe komen jullie aan de bedrijfsvoorraad?
A: Die koop ik of [voornaam verdachte] op van de mensen die dat aanbieden.
C: [medeverdachte 1] , wij hebben een doorzoeking gedaan in jullie coffeeshop [A] , aan de [c-straat 1] te Amersfoort. Wij hebben gedurende deze doorzoeking een hoeveelheid weed en hash aangetroffen die de bedrijfsvoorraad van 500 gram overschrijdt.
V: Wat is je eerste reactie hierop?
A: Dat is mijn fout. Stom gewoon.
V: Waarom worden die voorgedraaide joints ‘verstopt’ in de vaatwasser in de tuin?
A: Om te voorkomen dat de voorraad van 500 gram in de shop wordt overtreden.
V: Waarom worden de doosjes met weed ‘verstopt’ in een zak van hoogvliet en aardepot achter een boom in de tuin?
A: Om dezelfde reden.”
14. Ten aanzien van dat feit heeft het hof verder nog het volgende overwogen:
“De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe primair aangevoerd dat verdachte niet heeft geweten van de in de tuin van de coffeeshop [A] aangetroffen hennep, en subsidiair dat deze hoeveelheid moet worden aangemerkt als stash ter aanvulling op de voorraad in de coffeeshop zelf.
Het hof verwerpt dit verweer. Verdachte was samen met [medeverdachte 1] eigenaar van de coffeeshop, terwijl [medeverdachte 1] bij de politie heeft verklaard:
V: Jij bent samen met [verdachte] eigenaar van coffeeshop [A] . Bij wet is geregeld dat de bedrijfsvoorraad' van een coffeeshop 500 gram softdrugs mag betreffen. Op welke wijze houd jij je aan deze regel?
A: Ik heb deze regel nog nooit overtreden. Nu ik een fout heb gemaakt ben ik bereid om daarvoor een boete te betalen. Ik ben daar samen verantwoordelijk voor met [verdachte] .
En:
V: Hoe komen jullie aan de bedrijfsvoorraad?
A: Die koop ik of [voornaam verdachte] op. van de mensen die dat aanbieden.
En:
C: [medeverdachte 1] , wij hebben een doorzoeking gedaan in jullie coffeeshop [A] , aan de [c-straat 1] te Amersfoort. Wij hebben gedurende deze doorzoeking een hoeveelheid weed en hash aangetroffen die de bedrijfsvoorraad van 500 gram overschrijdt.
V: Wat is je eerste reactie hierop?.
A: Dat is mijn fout. Stom gewoon.
En:
V: Waarom worden die voorgedraaide joints ‘verstopt’ in de vaatwasser in de tuin?
A: Om te voorkomen dat de voorraad van 500 gram in de shop wordt overtreden.
V: Waarom worden de doosjes met weed ‘verstopt’ in een zak van hoogvliet en aardepot achter een boom in de tuin?
A: Om dezelfde reden.
Hieruit volgt dat verdachte wist dat zich in de coffeeshop een grotere hoeveelheid hennep en hasjiesj bevond dan werd gedoogd. Het hof komt derhalve tot een bewezenverklaring.”
15. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat niet uit de tot bewijs gebezigde verklaring van [medeverdachte 1] kan volgen dat verdachte geweten heeft dat meer dan 500 gram hennep en meer dan 500 gram hasjiesj aanwezig zijn geweest in de coffeeshop en tuin. Daarbij wordt verwezen naar hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep heeft betoogd, te weten dat verdachte “niet op de hoogte was dat een van zijn medewerkers, dan wel mogelijk een bezoeker van de coffeeshop deze hoeveelheid in de tuin had verstopt.”
16. Anders dan de steller van het middel meen ik dat het hof met de hiervoor weergegeven bewijsoverweging en de gebezigde bewijsmiddelen voldoende en niet onbegrijpelijk heeft gemotiveerd dat en waarom het van oordeel is dat verdachte wist dat er zich in de coffeeshop (waaronder ik zowel het pand als de bijbehorende tuin begrijp) een grotere hoeveelheid hennep en hasjiesj bevond dan werd gedoogd. Daaruit volgt immers dat verdachte medevennoot was van de koffieshop en samen met medeverdachte [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor de bedrijfsvoorraad en dat verdachte zich (met zijn medeverdachte) ten behoeve daarvan bezighield met het kopen van softdrugs. Daarnaast houden de gebezigde bewijsmiddelen in dat er op een groot aantal plekken in het pand en de bijbehorende tuin weed, hash en joints met weed zijn aangetroffen. Gelet op die uit de bewijsmiddelen blijkende nauwe betrokkenheid van de verdachte bij de coffeeshop en bij het op peil houden van de bedrijfsvoorraad en gelet op de wijze waarop een en ander was ‘opgeborgen’, heeft het hof kunnen oordelen, zoals het kennelijk ook heeft gedaan, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van die hoeveelheden weed en hasjiesj in zowel het pand als in de tuin, dat hij ook wist dat die bedrijfsvoorraad groter was dan toegestaan, en dus dat hij die te grote hoeveelheid opzettelijk aanwezig heeft gehad. De steller van het middel wijst er terecht op dat de enkele omstandigheid dat verdachte medevennoot was van de coffeeshop ontoereikend is voor het bewezenverklaarde medeplegen van het aanwezig hebben van die te grote hoeveelheid. Hij miskent echter ook hier dat het hof de bewezenverklaring niet alleen op die omstandigheid heeft gebaseerd. Gelet op het voorgaande zijn de verwerping van het in het middel bedoelde verweer dat verdachte niet op de hoogte was van de in de tuin verstopte hoeveelheid hennep en hasj, en de bewezenverklaring voldoende met redenen omkleed.
17. Het middel faalt.
18. De middelen kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO bedoelde motivering.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG