Einde inhoudsopgave
Regeling financieel beheer van het Rijk
Artikel 1 Begrippen
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-03-2018, terugwerkend tot: 01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
administratieve organisatie: het geheel van organisatorische maatregelen en procedures binnen een ministerie of een college gericht op:
- a.
de beheersing van de processen, die direct of indirect betrekking hebben op een goede werking van het financieel beheer en de financiële administratie;
- b.
de informatievoorziening over die processen;
- c.
de verantwoording die over de beheersing moet worden afgelegd;
betaaldienst: de dienst, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
betaaldienstverleners: de dienstverleners, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
buiteninvorderingstelling: een door de staat genomen beslissing om een vordering op een derde niet in te vorderen;
derde: een wederpartij die niet tot de staat behoort;
directeur FEZ: de persoon die binnen een ministerie leiding geeft aan het centrale dienstonderdeel dat belast is met financieel-economische aangelegenheden;
financiële administratie: de administratie van de financiële handelingen die bestaat uit een ramings- en een realisatieadministratie van verplichtingen, uitgaven, ontvangsten, baten, lasten, kapitaaluitgaven, kapitaalontvangsten, alsmede de standen van de (saldi)balansposten en de mutaties daarvan met betrekking tot vorderingen, schulden, rechten, activa, liquide middelen, deelnemingen, voorschotten, leningen, garanties en salarissen;
geldmiddelen: de middelen, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;
geldswaardige papieren: alle papier waaraan in het maatschappelijk verkeer een geldswaarde wordt toegekend;
kwijtschelding: een overeenkomst tussen de Staat en een derde waarbij de Staat afstand doet van zijn vorderingenrecht;
voorschot: een vooruitbetaling door de Staat met betrekking tot de levering van een product of dienst aan de Staat, de verlening van een subsidie of de verstrekking van een bijdrage ten laste van de begroting van het Rijk, bedoeld in artikel 2.1 van de Comptabiliteitswet 2016;
vordering: de aanspraak van de Staat op geldmiddelen.
2.
De definities van artikel 1.1 van de Comptabiliteitswet 2016 zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.