Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1071/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad
Artikel 19 Getuigschriften betreffende de betrouwbaarheid en gelijkwaardige documenten
Geldend
Geldend vanaf 04-12-2009
- Bronpublicatie:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1071/2009)
- Inwerkingtreding
04-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-10-2009, PbEU 2009, L 300 (uitgifte: 14-11-2009, regelingnummer: 1071/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 11, lid 4, aanvaardt de lidstaat van vestiging voor toegang tot het beroep van wegvervoerondernemer als voldoende bewijs van betrouwbaarheid de overlegging van een uittreksel uit het strafregister of, bij het ontbreken daarvan, een door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat waar de vervoersmanager of enige andere relevante persoon zijn woonplaats had, afgegeven gelijkwaardig document.
2.
Wanneer een lidstaat aan zijn onderdanen bepaalde eisen inzake betrouwbaarheid stelt en het bewijs dat aan die eisen is voldaan, niet door middel van het in lid 1 genoemde document kan worden geleverd, erkent deze lidstaat voor de onderdanen van de andere lidstaten als voldoende bewijs een door de bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie van de lidstaat/lidstaten waar de vervoersmanager of enige andere relevante persoon zijn woonplaats had, afgegeven getuigschrift waaruit blijkt dat aan die eisen is voldaan. Een dergelijk getuigschrift heeft betrekking op de concrete informatie die in de lidstaat van vestiging in aanmerking worden genomen.
3.
Indien het in lid 1 bedoelde document of het in lid 2 bedoelde certificaat niet door de lidstaat waar de vervoersmanager of enige andere relevante persoon zijn woonplaats had, is afgegeven, kan dat document of certificaat worden vervangen door een door de vervoersmanager of enige andere relevante persoon onder ede afgelegde verklaring of door diens plechtige verklaring ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie of, in voorkomend geval, ten overstaan van een notaris van de lidstaat waar de vervoersmanager of enige andere relevante persoon woonde. Deze instantie of notaris geeft een getuigschrift af waarin de aflegging van deze eed of plechtige verklaring wordt bevestigd.
4.
Het in lid 1 bedoelde document en het in lid 2 bedoelde certificaat worden niet aanvaard, indien zij meer dan drie maanden vóór de overlegging ervan zijn afgegeven. Deze voorwaarde geldt ook voor de overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaringen.