Einde inhoudsopgave
Telecommunicatiewet
Artikel 11a.3 [Antenne-opstelpunt. Continuïteitsplan]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
25-04-2018, Stb. 2018, 142 (uitgifte: 24-05-2018, kamerstukken: 34860)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-06-2018, Stb. 2018, 207 (uitgifte: 29-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
1.
Een aanbieder van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen antenne-opstelpunt als bedoeld in artikel 5a.3, derde lid, draagt zorg voor de opstelling en de uitvoering van een continuïteitsplan dat een beschrijving bevat van de technische en organisatorische maatregelen die de aanbieder neemt om de risico’s voor de veiligheid in en op het opstelpunt te beheersen voor zover van belang voor de continuïteit van de verspreiding van programma's door middel van openbare elektronische communicatienetwerken die worden ondersteund door dat opstelpunt.
2.
Onze Minister kan een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een veiligheidscontrole te laten uitvoeren door een onafhankelijke deskundige, waarvan de kosten worden gedragen door de aanbieder.
3.
Indien het continuïteitsplan naar het oordeel van Onze Minister onvoldoende bijdraagt aan de in het eerste lid bedoelde continuïteit, kan Onze Minister een aanbieder als bedoeld in het eerste lid de verplichting opleggen om binnen een bepaalde termijn een technische of organisatorische maatregel te treffen met het oog op de in het eerste lid bedoelde continuïteit.
4.
Voor een aangewezen antenne-opstelpunt dragen de in het eerste lid bedoelde aanbieder of aanbieders en de aanbieder of aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken die bestaan uit radioapparaten die geschikt zijn voor het verspreiden van programma's en die door het aangewezen opstelpunt worden ondersteund, zorg voor de opstelling en de uitvoering van een gezamenlijk continuïteitsplan dat voorziet in onderlinge afstemming van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderscheidenlijk de maatregelen bedoeld in artikel 11a.1, eerste lid.
5.
Indien de in het vierde lid bedoelde aanbieders geen overeenstemming kunnen bereiken over het gezamenlijke continuïteitsplan, kan Onze Minister voorschriften geven inzake het tot stand brengen van het plan.
6.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bepaalde in dit artikel.