Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/429 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 20-04-2016
- Bronpublicatie:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Inwerkingtreding
20-04-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2016, PbEU 2016, L 84 (uitgifte: 31-03-2016, regelingnummer: 2016/429)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Algemeen
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (‘diergezondheidswetgeving’)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, artikel 114 en artikel 168, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overdraagbare dierziekten en de maatregelen die nodig zijn om deze ziekten te bestrijden, kunnen een verwoestend effect hebben op individuele dieren, dierpopulaties, houders van dieren en de economie.
- (2)
Zoals uit recente studies blijkt, kunnen overdraagbare dierziekten ook significante gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de voedselveiligheid.
- (3)
Bovendien kan een negatieve wisselwerking worden vastgesteld met betrekking tot de biodiversiteit, de klimaatverandering en andere milieuaspecten. De klimaatverandering kan van invloed zijn op het ontstaan van nieuwe ziekten, de verspreiding van bestaande ziekten en de geografische spreiding van ziekteverwekkers en vectoren, met inbegrip van die welke in het wild levende dieren treffen.
- (4)
Om strenge normen voor de diergezondheid en de volksgezondheid in de Unie en de rationele ontwikkeling van de landbouw- en de aquacultuursector te waarborgen, en om productiviteit te verhogen, dienen regels inzake diergezondheid op het niveau van de Unie te worden vastgesteld. Deze regels zijn onder meer noodzakelijk om bij te dragen tot de voltooiing van de interne markt en om de verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen. Deze regels moeten er zoveel als mogelijk voor zorgen dat de bestaande diergezondheidsstatus in de Unie wordt gehandhaafd en voortdurend wordt verbeterd.
- (5)
De huidige Uniewetgeving inzake diergezondheid bestaat uit een reeks onderling samenhangende basiswetgevingshandelingen die regels inzake diergezondheid vaststellen die van toepassing zijn op de handel binnen de Unie, de binnenkomst in de Unie van dieren en producten, de uitroeiing van ziekten, diergeneeskundige controles, de melding van ziekten en financiële steun met betrekking tot verschillende diersoorten, maar een overkoepelend rechtskader dat voorziet in geharmoniseerde beginselen voor de gehele sector ontbreekt.
- (6)
In Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn financiële regels vastgesteld ter ondersteuning van diergezondheidsdoelstellingen; die maken geen deel uit van deze verordening. Daarnaast dient in dat verband gebruik te worden gemaakt van de regels betreffende de officiële controles op de naleving van de maatregelen inzake diergezondheid van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) en van de Richtlijnen nr. 89/662/EEG(5), nr. 90/425/EEG(6), nr. 91/496/EEG(7), en nr. 97/78/EG(8) van de Raad.
- (7)
Onderhavige verordening bevat geen bepalingen ter regulering van het dierenwelzijn. Diergezondheid en dierenwelzijn houden evenwel verband met elkaar: een betere diergezondheid leidt tot een beter dierenwelzijn, en vice versa. Wanneer maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekte worden uitgevoerd overeenkomstig deze verordening, moet rekening worden gehouden met hun effect voor het dierenwelzijn, zoals begrepen tegen de achtergrond van artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), opdat de betrokken dieren vermijdbare pijn, stress of lijden wordt bespaard. Wetgeving inzake dierenwelzijn, zoals de Verordeningen (EG) nr. 1/2005(9) en (EG) nr. 1099/2009(10) van de Raad, dient derhalve van toepassing te blijven en naar behoren te worden uitgevoerd. De in deze verordening vastgelegde regels mogen geen duplicaat zijn van de in die wetgeving vastgelegde regels, noch die regels overlappen.
- (8)
De mededeling van de Commissie van 19 september 2007 inzake een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007–2013) onder het motto ‘Voorkomen is beter dan genezen’, heeft tot doel diergezondheid te bevorderen door meer aandacht te besteden aan preventieve maatregelen, ziektebewaking, ziektebestrijding en onderzoek, teneinde de incidentie van dierziekten te verminderen en het effect van uitbraken die zich toch voordoen, tot een minimum te beperken. In de strategie wordt voorgesteld één vereenvoudigd wetgevingskader voor diergezondheid vast te stellen, daarbij convergentie met de internationale normen na te streven en terzelfder tijd vastbesloten voor strenge diergezondheidsnormen te zorgen.
- (9)
Met deze verordening wordt beoogd de in die strategie voor diergezondheid bedoelde verbintenissen en inzichten, met inbegrip van het ‘één gezondheid’-beginsel, uit te voeren en het rechtskader voor een gemeenschappelijk diergezondheidsbeleid van de Unie te consolideren door middel van één vereenvoudigd, flexibel wetgevingskader voor diergezondheid.
- (10)
Dieren kunnen lijden aan een breed scala van besmettelijke of niet-besmettelijke ziekten. Veel ziekten kunnen worden behandeld, of hebben enkel gevolgen voor het betrokken dier, of verspreiden zich niet naar andere dieren of naar mensen. Anderzijds kunnen overdraagbare ziekten ruimere gevolgen voor de dier- of volksgezondheid op populatieniveau hebben. De regels inzake diergezondheid in deze verordening moet uitsluitend tot laatstgenoemde ziekten worden beperkt.
- (11)
Bij de vaststelling van die regelgeving inzake diergezondheid is het van wezenlijk belang om rekening te houden met de verbanden tussen diergezondheid en volksgezondheid, milieu, voedsel- en diervoederveiligheid, dierenwelzijn, voedselzekerheid en economische, sociale en culturele aspecten.
- (12)
De Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS-overeenkomst), waarbij de Unie partij is, regelt het gebruik van maatregelen die noodzakelijk zijn om het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen, zodat deze maatregelen niet leiden tot een willekeurig of ongerechtvaardigd onderscheid tussen leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Voor zover internationale normen bestaan, moeten zij als basis voor maatregelen van de Unie worden gebruikt. De partijen bij de SPS-overeenkomst hebben echter het recht om eigen relevante normen te bepalen, mits deze op wetenschappelijke uitgangspunten zijn gebaseerd.
- (13)
In de SPS-overeenkomst wordt met betrekking tot diergezondheidsvoorschriften voor het internationale handelsverkeer gerefereerd aan de normen van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE). Om het risico op handelsverstoringen te beperken, moeten de Uniemaatregelen inzake diergezondheid een adequaat niveau van convergentie met de OIE-normen nastreven.
- (14)
Artikel 5, lid 7, van de SPS-overeenkomst, dat voor de Unie is uitgelegd in de mededeling van de Commissie van 2 februari 2000 over het voorzorgsbeginsel, bepaalt dat leden van die overeenkomst in specifieke omstandigheden waarin er een significant risico voor de dier- of volksgezondheid bestaat, maar er nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, voorlopige maatregelen mogen vaststellen op grond van de beschikbare relevante gegevens. In die situatie moet het betrokken lid de bijkomende gegevens verzamelen die nodig zijn voor een objectievere risicobeoordeling en moet het de maatregel binnen een redelijke termijn dienovereenkomstig opnieuw bekijken.
- (15)
De risicobeoordeling op basis waarvan de maatregelen op grond van deze verordening worden genomen, moet gebaseerd zijn op het beschikbare wetenschappelijke bewijsmateriaal en op onafhankelijke, objectieve en doorzichtige wijze te worden uitgevoerd. Verder dient rekening te worden gehouden met de adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (European Food Safety Authority — EFSA), die is opgericht bij artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (11).
- (16)
In Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (12) worden regels inzake volks- en diergezondheid vastgesteld voor bepaalde dierlijke bijproducten en afgeleide producten teneinde de voor mensen en dieren aan die producten verbonden gezondheidsrisico's te voorkomen en tot een minimum te beperken, en in het bijzonder om de veiligheid van de voedsel- en voederketen te beschermen. Ter vermijding van overlappingen in de Uniewetgeving dient deze verordening om die reden uitsluitend van toepassing te zijn op dierlijke bijproducten en afgeleide producten waarvoor geen specifieke regels zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1069/2009 en waarbij sprake is van een risico voor de diergezondheid. Verordening (EG) nr. 1069/2009 regelt bijvoorbeeld niet hoe dierlijke bijproducten en afgeleide producten in het kader van ziektebestrijdingsmaatregelen moeten worden gehanteerd; daarom worden deze kwesties naar behoren in deze verordening behandeld.
- (17)
Bovendien zijn met betrekking tot overdraagbare dierziekten, met inbegrip van die welke op de mens kunnen worden overgedragen (zoönosen), reeds specifieke regels vastgelegd in Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13), Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (14) en Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad (15), en zijn specifieke regels met betrekking tot overdraagbare ziekten bij de mens vastgelegd in Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (16). Die handelingen dienen ook na de vaststelling van deze verordening van kracht te blijven. Derhalve dient onderhavige verordening, ter vermijding van overlappingen in de Uniewetgeving, uitsluitend op zoönosen van toepassing te zijn indien in die andere wetgevingshandelingen van de Unie geen specifieke regels zijn vastgelegd. Daarnaast laat deze verordening de regels van andere wetgevingshandelingen van de Unie, zoals die op het gebied van diergeneeskunde en dierenwelzijn, onverlet.
- (18)
Ziekten bij door mensen gehouden dieren kunnen ernstige gevolgen hebben voor de landbouw en de aquacultuur, voor de volksgezondheid, voor het milieu en voor de biodiversiteit. Aangezien deze dieren door mensen worden gehouden, is het evenwel vaak eenvoudiger om bij gehouden dieren maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten te nemen dan bij wilde dieren.
- (19)
Toch kunnen ziekten bij populaties wilde dieren schadelijke gevolgen hebben voor landbouw en aquacultuur, voor de volksgezondheid, voor het milieu en voor de biodiversiteit. Derhalve dienen wilde dieren, die zowel slachtoffers als vectoren van deze ziekten kunnen zijn, in die gevallen binnen het toepassingsgebied van deze verordening te vallen. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de term ‘wilde dieren’ verstaan, alle dieren die niet door mensen worden gehouden, waaronder zwerfdieren en verwilderde dieren, zelfs van soorten die normaliter gedomisticeerd[lees: gedomesticeerd] zijn.
- (20)
Dierziekten worden niet alleen door rechtstreeks contact van het ene dier op het andere of van dier op mens overgedragen. Zij worden ook overgedragen via water en lucht, vectoren zoals insecten, of via sperma, oöcyten en embryo's bij kunstmatige inseminatie, oöcytdonatie of embryotransplantatie. Ziekteverwekkers kunnen ook voorkomen in levensmiddelen en andere producten van dierlijke oorsprong zoals leer, bont, veren, hoorn en elk ander materiaal dat van het lichaam van een dier afkomstig is. Bovendien kan allerlei ander materiaal, zoals vervoermiddelen, uitrusting, veevoeder en hooi en stro, ziekteverwekkers verspreiden. Doeltreffende regels inzake diergezondheid moeten dan ook toepasselijk zijn op alle wijzen van besmetting en materiaal dat daarbij betrokken is.
- (21)
Dierziekten kunnen schadelijke gevolgen hebben voor de verspreiding van diersoorten in het wild en kunnen zo de biodiversiteit beïnvloeden. Micro-organismen die dergelijke dierziekten veroorzaken, kunnen daarom beschouwd worden als invasieve uitheemse soorten in het kader van het VN-Verdrag inzake biodiversiteit. Bij de maatregelen van deze verordening wordt ook rekening gehouden met de biodiversiteit; deze verordening moet daarom van toepassing zijn op de diersoorten en ziekteverwekkers — met inbegrip van die welke als invasieve diersoorten worden gedefinieerd — die een rol spelen bij de overdracht van of worden getroffen door in deze verordening bedoelde ziekten.
- (22)
De vóór deze verordening vastgestelde Uniewetgeving bevat afzonderlijke regels inzake diergezondheid voor land- en waterdieren. In Richtlijn 2006/88/EG van de Raad (17) wordt specifieke regelgeving vastgelegd voor waterdieren. De belangrijkste beginselen voor behoorlijk bestuur op het gebied van diergezondheid en goede dierhouderij gelden in de meeste gevallen echter voor beide groepen diersoorten. Derhalve dient deze verordening van toepassing te zijn op zowel land- als waterdieren en dient zij waar mogelijk die regels inzake diergezondheid op elkaar af te stemmen. Toch weerspiegelt deze verordening op bepaalde vlakken, in het bijzonder de registratie en erkenning van inrichtingen en de traceerbaarheid en de verplaatsingen van dieren in de Unie, de in het verleden gevolgde aanpak, waarbij regels inzake diergezondheid — en bijgevolg ook de voorschriften ter bescherming van de gezondheid — vanwege het verschillende milieu afzonderlijk voor landdieren en waterdieren werden vastgelegd.
- (23)
Verder bevat vóór deze verordening vastgestelde Uniewetgeving en in het bijzonder Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (18) basisregelgeving inzake diergezondheid voor andere diersoorten waarvoor geen regeling bestaat in andere wetgevingshandelingen van de Unie, zoals reptielen, amfibieën, zeezoogdieren en andere dieren die niet onder de definities van water- of landdieren van deze verordening vallen. Doorgaans houden dergelijke soorten geen significant gezondheidsrisico in voor mensen of voor andere dieren, zodat er geen of slechts weinig regels inzake diergezondheid toepassing vinden. Om onnodige administratieve lasten en kosten te vermijden, dient deze verordening de in het verleden gevolgde aanpak te weerspiegelen, namelijk voorzien in het rechtskader voor nadere regels inzake diergezondheid met betrekking tot verplaatsingen van dergelijke dieren en de producten ervan, die moeten worden vastgesteld indien de risico's dat vereisen.
- (24)
Mensen houden vaak bepaalde dieren als gezelschapsdier in het huishouden. Het houden van dergelijke gezelschapsdieren, met inbegrip van waterdieren voor sierdoeleinden, voor louter privédoeleinden in huishoudens, binnens- en buitenshuis, houdt in het algemeen een lager gezondheidsrisico in dan andere wijzen waarop dieren op grotere schaal worden gehouden of verplaatst, zoals die welke gebruikelijk zijn in de landbouw, de aquacultuur, dierenasielen en het vervoer van dieren in het algemeen. De algemene voorschriften betreffende registratie, documentatie en verplaatsingen in de Unie hoeven dan ook niet van toepassing te zijn op dergelijke gezelschapsdieren, aangezien dit ongerechtvaardigde administratieve lasten en kosten zou veroorzaken. De voorschriften betreffende registratie en documentatie hoeven derhalve niet van toepassing te zijn op de houders van gezelschapsdieren. Bovendien dienen specifieke regels toepasselijk te zijn op niet-commercieel verkeer van gezelschapsdieren in de Unie.
- (25)
Enkele specifieke groepen dieren waarvoor in deze verordening bijzondere regels inzake diergezondheid bestaan, moeten wegens het uiteenlopende karakter van de groep als diersoort worden opgenomen in een lijst in een bijlage. Dit is het geval voor de groep van zoogdieren met hoeven, die als hoefdieren (ungulata) wordt ingedeeld. Aanpassing van de lijst van dergelijke dieren kan in de toekomst noodzakelijk zijn vanwege een aangepaste taxonomie. Teneinde rekening te houden met dergelijke wijzigingen, dient aan de Commissie derhalve de bevoegdheid te worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de in bijlage III bij deze verordening opgenomen lijst van hoefdieren.
- (26)
Niet alle overdraagbare dierziekten kunnen of moeten met behulp van wettelijke maatregelen worden voorkomen en bestreden, bijvoorbeeld als de ziekte zich te wijd heeft verbreid, als diagnosemiddelen niet beschikbaar zijn, of als de particuliere sector zelf maatregelen kan nemen om de ziekte te bestrijden. Wettelijke maatregelen om overdraagbare dierziekten te voorkomen en te bestrijden, kunnen voor de betrokken sectoren grote economische gevolgen hebben en kunnen het handelsverkeer verstoren. Daarom is het van wezenlijk belang dat dergelijke maatregelen enkel worden toegepast indien zij evenredig en noodzakelijk zijn, zoals wanneer een ziekte een significant risico voor de diergezondheid of de volksgezondheid inhoudt of vermoedelijk inhoudt.
- (27)
Bovendien moeten de maatregelen ter preventie en bestrijding van elke overdraagbare dierziekte op maat zijn gesneden, om in te spelen op het unieke epidemiologische profiel ervan, zijn gevolgen en zijn verspreiding binnen de Unie. Telkens moet dus ziektespecifieke regelgeving inzake preventie en bestrijding van toepassing zijn.
- (28)
Een overdraagbare dierziekte gaat doorgaans gepaard met klinische of pathologische verschijnselen van de besmetting. Voor de toepassing van deze verordening, die beoogt de verspreiding van bepaalde overdraagbare dierziekten te bestrijden en deze ziekten uit te roeien, moet echter een ruimere definitie van ziekte gelden, die ook de andere dragers van de ziekteverwekker omvat.
- (29)
Sommige overdraagbare dierziekten verspreiden zich niet gemakkelijk naar andere dieren of naar mensen en berokkenen de economie of de biodiversiteit dus geen grootschalige schade. Zij vormen dan ook geen ernstige bedreiging voor de diergezondheid of de volksgezondheid in de Unie en kunnen dus desgewenst door middel van nationale regelgeving worden aangepakt.
- (30)
Bij overdraagbare dierziekten waarvoor op Unieniveau geen maatregelen gelden, maar die van een zeker economisch belang zijn voor de particuliere sector op lokaal niveau, moet deze sector, met de ondersteuning van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, maatregelen nemen om die ziekten te voorkomen of te bestrijden, bijvoorbeeld door maatregelen inzake zelfregulering of de ontwikkeling van gedragscodes.
- (31)
Zeer overdraagbare dierziekten kunnen zich, in tegenstelling tot de in de overwegingen 29 en 30 bedoelde overdraagbare dierziekten, snel over de grenzen heen verspreiden en kunnen, indien het daarbij ook om zoönosen gaat, ook gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de voedselveiligheid. Deze verordening dient dan ook van toepassing te zijn op zeer overdraagbare dierziekten en zoönosen.
- (32)
Er wordt een stijging waargenomen van de antimicrobiële resistentie, met andere woorden, van het vermogen van micro-organismen om te overleven of in aantal toe te nemen in aanwezigheid van een concentratie van een antimicrobiële stof, die doorgaans voldoende is om de groei van micro-organismen van dezelfde soort te remmen of die te doden. In Actie nr. 5 als aanbevolen in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel ‘Actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie’ wordt de preventieve rol die deze verordening dient te krijgen en de daaruit voortvloeiende verwachte vermindering van het gebruik van antibiotica bij dieren beklemtoond. Door deze resistentie van micro-organismen tegen antimicrobiële stoffen waarop zij voorheen wel reageerden, wordt de behandeling van infectieziekten bij mensen en dieren bemoeilijkt. Die situatie kan bijgevolg een bedreiging voor de gezondheid van mensen en dieren vormen. Micro-organismen die resistent zijn geworden tegen antimicrobiële stoffen dienen bijgevolg te worden behandeld alsof het om overdraagbare ziekten gaat, en deze verordening dient dus op deze organismen van toepassing te zijn. Hierdoor kunnen, indien wenselijk en noodzakelijk, maatregelen worden genomen tegen organismen die resistent zijn tegen antimicrobiële stoffen.
- (33)
Er kunnen zich nieuwe, aan bepaalde ziekten of soorten verbonden, gevaren ontwikkelen, in het bijzonder door veranderingen in handelspatronen, het milieu, het klimaat, de dierhouderij en de agrarische productie, maar ook ten gevolge van maatschappelijke veranderingen. Ook wetenschappelijke vooruitgang kan leiden tot nieuwe kennis over en een betere bekendheid met bestaande ziekten. Bovendien kunnen ziekten en soorten die vandaag belangrijk zijn, in de toekomst randverschijnselen worden. Daarom dient het toepassingsgebied van deze verordening breed te zijn en dienen de regels gericht te zijn op ziekten met een hoge publieke relevantie. De OIE heeft met steun van de Europese Commissie een studie verricht met de titel ‘Listing and categorisation of priority animal diseases, including those transmissible to humans’ (Opname in een lijst en indeling in categorieën van prioritaire dierziekten, met inbegrip van die welke op de mens overdraagbaar zijn), en een instrument daarvoor, met als doel een systeem te ontwikkelen voor het stellen van prioriteiten en indelen in categorieën van ziekten. Dit instrument is een voorbeeld van een systematische aanpak voor het verzamelen en evalueren van informatie over dierziekten.
- (34)
Er moet een geharmoniseerde lijst worden vastgesteld van overdraagbare dierziekten (‘in de lijst opgenomen ziekten’) die een risico inhouden voor de diergezondheid of de volksgezondheid in de Unie, ongeacht of het in de gehele Unie is of slechts in delen van de Unie. De vijf ziekten die in deze verordening al zijn aangemerkt, dienen te worden aangevuld met een in een bijlage vervatte lijst van ziekten. De Commissie dient deze bijlage overeenkomstig een reeks criteria te beoordelen en aan te passen. Aan de Commissie moet derhalve de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlage.
- (35)
In de toekomst kunnen nieuwe ziekten voorkomen die ernstige risico's voor de gezondheid van mensen of dieren kunnen inhouden en die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid, de economie of het milieu. De uitvoeringsbevoegdheden om maatregelen inzake ziektepreventie en -bestrijding vast te stellen met betrekking tot dergelijke nieuwe ziekten dienen aan de Commissie te worden toegewezen met het oog op de vaststelling van passende maatregelen voor de bestrijding van mogelijk negatieve gevolgen van die ziekten, zelfs indien zij niet volledig werden beoordeeld met het oog op het eventueel op de lijst plaatsen. Dergelijke maatregelen laten de noodmaatregelen onverlet en zouden van toepassing kunnen blijven op nieuwe ziekten in afwachting dat over het op de lijst plaatsen van die nieuwe ziekten een besluit wordt vastgesteld.
- (36)
De in de lijst opgenomen ziekten zullen beheersmatig verschillende benaderingen vergen. Enkele uiterst besmettelijke ziekten die momenteel niet in de Unie voorkomen, vereisen strenge maatregelen om deze ziekten onmiddellijk uit te roeien zodra zij zich voordoen. In de gevallen waarin deze ziekten niet snel uitgeroeid zijn en zij endemisch worden, zal een verplicht uitroeiingsprogramma voor de lange termijn nodig zijn. Andere ziekten die misschien al in delen van de Unie voorkomen, vereisen verplichte of optionele uitroeiing. In die gevallen is het aangewezen beperkingen op de verplaatsingen van dieren en producten in te stellen, zoals een verbod op verplaatsingen naar en uit getroffen gebieden, of eenvoudigweg het uitvoeren van tests op de betrokken dieren of producten vóór de verzending. In andere gevallen kan het aangewezen zijn om enkel een bewakingsprogramma inzake de verspreiding van de betreffende ziekte uit te voeren, zonder aanvullende maatregelen te nemen.
- (37)
Criteria dienen te worden vastgesteld om te waarborgen dat alle ter zake dienende aspecten in acht worden genomen wanneer wordt bepaald welke overdraagbare dierziekten in de in deze verordening bedoelde lijst dienen te worden opgenomen.
- (38)
De in deze verordening vastgelegde regels ter preventie en bestrijding van een specifieke overdraagbare dierziekte dienen van toepassing te zijn op de diersoorten die de betrokken ziekte kunnen overdragen doordat zij ziektegevoelig of ziektevector zijn. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moet een geharmoniseerde lijst worden vastgesteld van soorten waarvoor de maatregelen voor specifieke in de lijst opgenomen ziekten op het niveau van de Unie van toepassing dienen te zijn (‘in de lijst opgenomen soorten’); bijgevolg dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend om een dergelijke lijst vast te stellen.
- (39)
De indeling in categorieën dient gebaseerd te zijn op vooraf omschreven criteria zoals het profiel en de omvang van de gevolgen van de betreffende in de lijst opgenomen ziekte voor de diergezondheid, de volksgezondheid, het dierenwelzijn en de economie van de Unie, het risico op verspreiding ervan en de beschikbaarheid van maatregelen ter preventie en bestrijding van die in de lijst opgenomen ziekte. Aan de Commissie dienen uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend om vast te stellen op welke in de lijst opgenomen ziekten de regels moeten worden toegepast.
- (40)
Die regels dienen van toepassing te zijn op in de lijst opgenomen ziekten die normaliter niet in de Unie voorkomen en waartegen, zodra zij zijn opgespoord, in ieder geval onmiddellijke uitroeiingsmaatregelen dienen te worden genomen, zoals klassieke varkenspest; op in de lijst opgenomen ziekten die in alle lidstaten dienen te worden bestreden met het oog op de uitroeiing ervan in de gehele Unie, onder meer ziekten zoals brucellose; op in de lijst opgenomen ziekten die voor sommige lidstaten relevant zijn en waartegen maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat zij zich verspreiden naar delen van de Unie die officieel vrij zijn van of uitroeiingsprogramma's hebben voor die in de lijst opgenomen ziekte, onder meer ziekten zoals infectieuze bovine rhinotracheïtis; op in de lijst opgenomen ziekten waartegen maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat zij zich verspreiden door binnenkomst in de Unie of verplaatsingen tussen lidstaten, onder meer ziekten zoals infectieuze anemie bij paardachtigen; en op in de lijst opgenomen ziekten waarvoor bewaking binnen de Unie nodig is, onder meer ziekten zoals anthrax.
- (41)
Het ziekteprofiel van een bepaalde ziekte en het aan de ziekte en andere omstandigheden verbonden risico kunnen veranderen. Voor die gevallen dienen de aan de Commissie toegekende uitvoeringsbevoegdheden ook de bevoegdheid te omvatten om de categorie waarin een bepaalde in de lijst opgenomen ziekte is ingedeeld en bijgevolg ook de maatregelen die erop van toepassing zijn, te wijzigen.
- (42)
Exploitanten die met dieren werken, zijn het meest geschikt om de gezondheid van de dieren te observeren en te waarborgen en om toezicht uit te oefenen op de producten waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Daarom moet bij hen de primaire verantwoordelijkheid liggen om maatregelen te nemen ter preventie en bestrijding van de verspreiding van ziekten bij dieren en om toezicht uit te oefenen op producten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
- (43)
Biobeveiliging is een van de belangrijkste preventie-instrumenten waarover de exploitanten en anderen die met dieren werken, beschikken om te vermijden dat overdraagbare dierziekten worden binnengebracht, zich ontwikkelen en zich verspreiden naar, in of uit een dierenpopulatie. De rol van biobeveiliging wordt ook erkend in de effectbeoordeling voor de vaststelling van deze verordening, waarin specifiek wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen. De vastgestelde biobeveiligingsmaatregelen moeten voldoende flexibel zijn, aangepast zijn aan het soort productie en de soorten of categorieën van betrokken dieren, en rekening houden met de lokale omstandigheden en technische ontwikkelingen. Aan de Commissie dienen de nodige uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend om de minimumvoorschriften vast te stellen voor een eenvormige toepassing van biobeveiligingsmaatregelen in de lidstaten. De exploitanten, de lidstaten of de Commissie moeten evenwel bevoegd blijven om hun eigen gidsen voor goede praktijk op te stellen en aldus de preventie van overdraagbare ziekten door middel van hogere bioveiligheidsnormen te promoten. Biobeveiliging kan een aantal initiële investeringen vergen maar als dat tot minder dierziekten leidt, zou dat voor exploitanten een positieve prikkel moeten zijn.
- (44)
Biociden, zoals ontsmettingsmiddelen voor diergeneeskundige hygiënedoeleinden of voor plaatsen waar levensmiddelen en diervoeders worden bewaard, insecticiden, insectenwerende middelen of rattenverdelgingsmiddelen, spelen een belangrijke rol bij strategieën voor de biobeveiliging, zowel op het niveau van de landbouwbedrijven als tijdens het vervoer van dieren. Daarom moeten zij als een component van biobeveiliging worden beschouwd.
- (45)
Kennis inzake diergezondheid, onder meer over de symptomen en gevolgen van ziekten en mogelijke preventiemiddelen, met inbegrip van biobeveiliging, behandeling en bestrijding, is een essentiële voorwaarde voor efficiënt beheer op het gebied van de diergezondheid en voor vroegtijdige opsporing van dierziekten. Exploitanten en personen die zich beroepsmatig met dieren bezighouden, moeten daarom deze kennis waar nodig verwerven. Dat kan op verschillende wijzen, bijvoorbeeld door formeel onderwijs, maar ook door middel van het in de landbouwsector bestaande bedrijfsadviseringssysteem of door niet-formele opleidingen, waaraan nationale en uniale landbouwersorganisaties en andere organisaties een waardevolle bijdrage kunnen leveren.
- (46)
Dierenartsen en gezondheidswerkers voor waterdieren spelen een belangrijke rol bij alle aspecten van het beheer op het gebied van de diergezondheid, en in deze verordening dienen algemene regels betreffende hun rol en verantwoordelijkheden te worden vastgesteld.
- (47)
Dierenartsen beschikken over de opleiding en beroepskwalificaties waaruit blijkt dat zij de nodige kennis, vaardigheden en competenties hebben om onder meer ziekten te diagnosticeren en dieren te behandelen. Bovendien bestaat in sommige lidstaten om historische redenen of als gevolg van een tekort aan dierenartsen die zich met ziekten bij waterdieren bezighouden, een gespecialiseerd beroep ‘gezondheidswerker voor waterdieren’. Zij zijn gewoonlijk geen dierenarts, maar beoefenen wel de geneeskunde met betrekking tot waterdieren. Daarom dient deze verordening het besluit van de lidstaten die dat beroep erkennen, te respecteren. In die gevallen dienen gezondheidswerkers voor waterdieren binnen hun specifiek werkgebied dezelfde verantwoordelijkheden en verplichtingen als dierenartsen te hebben. Deze aanpak stemt overeen met de Gezondheidscode voor waterdieren van de OIE.
- (48)
De lidstaten en met name hun bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor diergezondheid, behoren tot de belangrijkste actoren bij de preventie en bestrijding van overdraagbare dierziekten. De voor diergezondheid bevoegde autoriteit speelt een belangrijke rol bij bewakings-, uitroeiings- en ziektebestrijdingsmaatregelen, noodplannen en het verhogen van de waakzaamheid voor ziekten, het vergemakkelijken van de verplaatsingen van dieren, en het internationale handelsverkeer door de afgifte van diergezondheidscertificaten. Om hun taken overeenkomstig deze verordening te kunnen uitvoeren, moeten de lidstaten over adequate financiële en personele middelen en adequate infrastructuur beschikken op hun gehele grondgebied, met inbegrip van laboratoriumcapaciteit en wetenschappelijke en andere knowhow op dat gebied.
- (49)
Wegens de beperkte middelen kan de bevoegde autoriteit niet altijd alle voor de toepassing van deze verordening noodzakelijke activiteiten uitvoeren. Om die reden moet worden voorzien in een rechtsgrondslag om de uitvoering van bepaalde activiteiten te delegeren aan dierenartsen die geen officiële dierenarts zijn. Om dezelfde reden moeten de lidstaten ook bevoegd zijn om natuurlijke of rechtspersonen toe te staan onder bepaalde voorwaarden bepaalde activiteiten uit te voeren.
- (50)
Teneinde te waarborgen dat de noodzakelijke voorwaarden voor de algemene toepassing van maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten in de hele Unie worden vastgesteld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de delegatie van de uitvoering van andere activiteiten die de bevoegde autoriteit kandelegeren aan dierenartsen die geen officiële dierenarts zijn.
- (51)
Het beste beheer van de diergezondheid kan slechts tot stand worden gebracht in samenwerking met de houders van dieren, exploitanten, dierenartsen, beroepsbeoefenaars in de diergeneeskunde, andere belanghebbenden en handelspartners. Om hun steun te verkrijgen moeten de besluitvormingsprocedures en toepassing van de maatregelen van deze verordening op heldere, transparante en inclusieve wijze verlopen.
- (52)
De bevoegde autoriteit dient eveneens het nodige doen om het publiek te informeren, in het bijzonder wanneer er redelijke gronden zijn om te vermoeden dat dieren of producten een risico inhouden voor de diergezondheid of de volksgezondheid of wanneer het een zaak van openbaar belang betreft. In die gevallen kunnen de betrokken dieren of producten afkomstig zijn van binnen de Unie of de Unie van buitenaf binnenkomen. Laatstgenoemden kunnen eveneens in de Unie worden binnengebracht door personen die van buiten de Unie met hun persoonlijke bagage naar de Unie reizen. Bijgevolg dient de informatie aan de burgers ook te handelen over de gevaren van dergelijke situaties.
- (53)
Om te vermijden dat ziekteverwekkers vrijkomen uit laboratoria, instituten en andere voorzieningen die met ziekteverwekkers werken, is het van groot belang dat zij passende maatregelen nemen inzake biobeveiliging, bioveiligheid en biologische inperking. Daarom dient deze verordening te voorzien in veiligheidsmaatregelen die moeten worden nageleefd bij het werken met en het vervoeren van die ziekteverwekkers, vaccins en andere biologische producten. De in dat verband opgelegde verplichting dient ook te gelden voor elke rechtspersoon of natuurlijke persoon die bij een dergelijke activiteit betrokken is. Teneinde te waarborgen dat bij het werken met uiterst besmettelijke biologische agentia, vaccins en andere biologische producten de veiligheidsnormen worden nageleefd, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de veiligheidsmaatregelen in die laboratoria, instituten en voorzieningen en voor de verplaatsingen van ziekteverwekkers.
- (54)
Vroegtijdige opsporing en een duidelijke structuur bij de melding en rapportage van ziekten zijn voor doeltreffende ziektebestrijding van cruciaal belang. Om efficiënt en snel te kunnen reageren, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat elk vermoeden of elke bevestiging van een uitbraak van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit wordt gemeld.
- (55)
Dierenartsen zijn belangrijke actoren bij het onderzoek naar ziekten en een belangrijke schakel tussen de exploitanten en de bevoegde autoriteit. Daarom dienen zij door de betrokken exploitant op de hoogte te worden gesteld van abnormale sterftegevallen, andere ernstige ziekteproblemen of een sterk verlaagde productie met onbekende oorzaak.
- (56)
Teneinde te zorgen voor de doeltreffende en efficiënte melding van abnormale sterftegevallen en andere symptomen van ernstige ziekten, en om uiteenlopende omstandigheden in verband daarmee te verduidelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de criteria om uit te maken in welke omstandigheden de melding noodzakelijk is, en in voorkomend geval regels voor verder onderzoek vast te leggen.
- (57)
Bij bepaalde in de lijst opgenomen ziekten is het van groot belang dat een lidstaat de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk van een uitbreken daarvan op zijn grondgebied op de hoogte brengt. Een dergelijke melding zal aangrenzende of andere getroffen lidstaten in staat stellen om in voorkomend geval voorzorgsmaatregelen te nemen.
- (58)
Anderzijds vereisen sommige ziekten niet onmiddellijk melding noch maatregelen. In die gevallen is het van wezenlijk belang informatie met betrekking tot het vóórkomen van die ziekten te verzamelen en te rapporteren teneinde de ziektesituatie onder controle te krijgen en waar nodig maatregelen ter preventie en bestrijding van de ziekten te nemen. Dat rapportagevoorschrift kan ook gelden voor ziekten waarvoor een melding op Unieniveau verplicht is, maar waarvoor aanvullende informatie nodig is om doeltreffende maatregelen ter preventie en bestrijding van de ziekten te kunnen uitvoeren. Teneinde te waarborgen dat de juiste informatie en gegevens die noodzakelijk zijn om de verspreiding van de betrokken ziekte te voorkomen of om haar te bestrijden, tijdig worden verzameld, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van hetgeen moet worden gerapporteerd.
- (59)
Een belangrijk doel van de melding en rapportage van ziekten is het verkrijgen van betrouwbare, transparante en toegankelijke epidemiologische gegevens. Op het niveau van de Unie dient voor in de lijst opgenomen ziekten en, in voorkomend geval, voor nieuwe ziekten of antimicrobieel resistente ziekteverwekkers een geautomatiseerd interactief informatiesysteem te worden gecreëerd om bewakingsgegevens doeltreffend te verzamelen en te beheren. Dat systeem dient de beschikbaarheid van gegevens te optimaliseren, de uitwisseling van gegevens te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te beperken door de melding en rapportage van ziekten binnen de Unie en op internationaal niveau samen te voegen tot een enkel proces dat wordt uitgevoerd door middel van de databank van de OIE. Eveneens dienen maatregelen te worden genomen om de samenhang in de uitwisseling van informatie overeenkomstig Richtlijn 2003/99/EG te waarborgen.
- (60)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de regelgeving inzake melding en rapportage van ziekten op het niveau van de Unie, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van een lijst van ziekten waarvoor de in deze verordening bedoelde regels inzake melding en rapportage op het niveau van de Unie gelden, en tot vaststelling van de noodzakelijke procedures, formaten, gegevens en informatie-uitwisseling met betrekking tot de melding en rapportage van ziekten.
- (61)
Bewaking is een belangrijke component van het ziektebestrijdingsbeleid. Bewaking dient te zorgen voor vroegtijdige opsporing en efficiënte melding van overdraagbare dierziekten, zodat de betrokken sector en de bevoegde autoriteit, waar mogelijk, tijdig maatregelen ter preventie en bestrijding van een ziekte kunnen nemen en zodat de betrokken ziekte kan worden uitgeroeid. Bovendien dient bewaking in te houden dat informatie wordt verstrekt over de diergezondheidsstatus van elke lidstaat en van de Unie, en dat de daarbij de certificering van de ziektevrije status wordt bevestigd en het handelsverkeer met derde landen wordt vergemakkelijkt.
- (62)
Exploitanten observeren hun dieren regelmatig en zijn het meest geschikt om abnormale sterftegevallen of andere ernstige symptomen op te sporen. Exploitanten vormen dan ook de hoeksteen van elke bewaking en zijn van wezenlijk belang voor de bewaking door de bevoegde autoriteit.
- (63)
Om nauwe samenwerking en uitwisseling van informatie tussen exploitanten en dierenartsen of gezondheidswerkers voor waterdieren te waarborgen en om de bewaking door de exploitanten aan te vullen, dienen, naargelang het betrokken soort productie en andere factoren ter zake, in de inrichtingen diergezondheidsinspecties te worden uitgevoerd. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van diergezondheidsinspecties te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden tot vaststelling van minimumvoorschriften worden toegekend.
- (64)
Het is van wezenlijk belang dat de bevoegde autoriteit beschikt over een systeem voor bewaking van de in de lijst opgenomen ziekten die aan bewaking zijn onderworpen. Dit moet ook gelden voor nieuwe ziekten, waarbij de mogelijke gezondheidsrisico's van de betrokken ziekte dienen te worden beoordeeld en epidemiologische gegevens voor die beoordeling dienen te worden verzameld. Om optimaal gebruik van de middelen te waarborgen dient de informatie zo doeltreffend en efficiënt mogelijk te worden verzameld, uitgewisseld en gebruikt.
- (65)
De bewakingsmethoden, -frequentie en -intensiteit dienen te worden afgestemd op elke specifieke ziekte, en dienen rekening te houden met het specifieke doel van de bewaking, de diergezondheidsstatus in de betrokken zone en eventuele aanvullende bewaking door de exploitanten. De passende maatregelen voor epidemiologische bewaking kunnen variëren van de eenvoudige melding van of rapportage over het feit dat een in de lijst opgenomen ziekte of een nieuwe ziekte, dan wel andere onregelmatigheden zoals abnormale sterftegevallen en andere ziektesymptomen, zich voordoen of dat daarvan het vermoeden bestaat, tot een specifiek en alomvattend bewakingsprogramma, dat normaliter aanvullende regelingen voor bemonstering en tests omvat.
- (66)
Afhankelijk van het epidemiologische profiel van een ziekte en de relevante risicofactoren, kan het nodig zijn een specifiek bewakingsprogramma met omschreven en gestructureerde maatregelen op te zetten. In die gevallen moeten de lidstaten gerichte bewakingsprogramma's opzetten. Indien deze programma's op de gehele Unie van toepassing zijn, dient te worden voorzien in regels om die programma's op geharmoniseerde wijze toe te passen.
- (67)
Die programma's dienen te sporen met de doelstellingen van de Unie en derhalve op Unieniveau te worden gecoördineerd. Daartoe dienen zij te worden voorgelegd aan de Commissie. Verder dienen de lidstaten die deze specifieke bewakingsprogramma's uitvoeren, ook regelmatig aan de Commissie verslag uit te brengen over de resultaten van die bewakingsprogramma's. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de bewakingsprogramma's te waarborgen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van een lijst van aan bewakingsprogramma's onderworpen ziekten en tot vaststelling van geharmoniseerde procedures, formaten en uitwisseling van gegevens en informatie, en evaluatiecriteria voor de bewakingsprogramma's.
- (68)
Vaak zal het nodig zijn om gedetailleerde informatie te verstrekken over het geschikte formaat van de bewaking met betrekking tot verschillende ziekten, variërend van ziekten waarvoor bewaking kan worden beperkt tot rapportage en melding, tot ziekten waarvoor een grondig specifiek bewakingsprogramma voor de gehele Unie moet worden opgesteld. Derhalve moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de opzet van de bewaking, de criteria ter bepaling of het voor de Unie relevant is een ziekte aan een bewakingsprogramma te onderwerpen, de criteria voor de officiële bevestiging van uitbraken, de casusdefinities van de betrokken ziekten en voorschriften met betrekking tot de inhoud, de te verstrekken informatie en de duur van bewakingsdergelijke programma's.
- (69)
Voor lidstaten die niet vrij zijn van in de lijst opgenomen ziekten waarvoor de in deze verordening bedoelde uitroeiingsmaatregelen gelden, of voor lidstaten waarvan niet bekend is dat zij vrij zijn van die ziekten, dient te worden verlangd dat zij verplichte uitroeiingsprogramma's vaststellen om die ziekten uit te roeien indien de uitroeiing in de Unie verplicht is.
- (70)
Anderzijds zijn er sommige ziekten die voor de Unie zorgwekkend zijn maar waarvoor niet van de lidstaten behoeft te worden verlangd dat zij die uitroeien. Het moet de lidstaten vrijstaan voor die ziekten optionele uitroeiingsprogramma's op te zetten, indien zij beslissen dat uitroeiing voor hen van belang is. Optionele uitroeiingsprogramma's zouden op Unieniveau worden erkend en zouden impliceren dat bepaalde ziektebestrijdingsmaatregelen in dat verband worden toegepast. Indien de Commissie daarmee instemt, kunnen zij de lidstaten de mogelijkheid bieden om, wanneer zij dieren uit andere lidstaten of uit derde landen ontvangen, bepaalde waarborgen te vereisen.
- (71)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de uitroeiingsprogramma's voor ziekten, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van procedures voor de indiening van die programma's, prestatie-indicatoren en rapportage.
- (72)
Verder dient een lidstaat zijn gehele grondgebied, zones of compartimenten daarvan vrij te kunnen verklaren van één of meer in de lijst opgenomen ziekten die onder de regelgeving inzake verplichte of optionele uitroeiingsprogramma's vallen, om tegen de insleep van deze in de lijst opgenomen ziekten uit andere delen van de Unie of uit derde landen of gebieden te worden beschermd. Hiertoe dient een duidelijke geharmoniseerde procedure te worden vastgesteld, met inbegrip van de criteria die nodig zijn om de ziektevrije status te verkrijgen. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de erkenning van de ziektevrije status in de Unie, is het noodzakelijk dat de ziektevrije status officieel wordt erkend en bijgevolg dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden voor de erkenning van deze status te worden toegekend.
- (73)
De OIE heeft in het kader van de Terrestrial Animal Health Code (gezondheidscode voor landdieren) en de Aquatic Animal Health Code (gezondheidscode voor waterdieren) het begrip ‘compartimentering’ ingevoerd. In vóór deze verordening vastgestelde wetgeving van de Unie wordt dat begrip enkel erkend voor bepaalde, in specifieke wetgeving van de Unie bedoelde diersoorten en -ziekten, namelijk aviaire influenza en ziekten bij waterdieren. Deze verordening dient de mogelijkheid te scheppen het systeem van compartimenten te gebruiken voor andere diersoorten en -ziekten. Teneinde de nadere voorwaarden en regels voor de erkenning en de goedkeuring van compartimenten, en de daarmee verband houdende voorschriften, vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen.
- (74)
Teneinde hun handelspartners te informeren en het handelsverkeer te stimuleren, dienen de lidstaten bekend te maken of hun grondgebied dan wel zones en compartimenten daarvan ziektevrij zijn.
- (75)
Teneinde de nadere voorwaarden voor de erkenning van de ziektevrije status vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de criteria en de voorwaarden om die status te verkrijgen, het bewijsmateriaal ter staving van de certificering van het ziektevrij zijn, bijzondere maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten, waaronder, in voorkomend geval, de non-vaccinatiestatus, beperkende maatregelen, de informatie die moet worden verstrekt, afwijkingen, en voorwaarden voor de handhaving, schorsing, intrekking of herinvoering van de ziektevrije status.
- (76)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de procedures voor het verkrijgen van de ziektevrije status, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om te bepalen welke in de lijst opgenomen ziekten het voorwerp van compartimentering kunnen zijn, en om nadere bepalingen vast te stellen met betrekking tot het formaat voor de indiening van aanvragen en de uitwisseling van informatie.
- (77)
De aanwezigheid van een geheel niet-immune populatie van dieren die voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten gevoelig zijn, vereist constante waakzaamheid en paraatheid voor ziekten. In het verleden is gebleken dat noodplannen een cruciaal instrument zijn om ziektenoodsituaties met succes het hoofd te bieden. Teneinde de beschikbaarheid van dit instrument, dat doeltreffend en efficiënt is om ziektenoodsituaties te bestrijden te waarborgen en teneinde te waarborgen dat het in toereikende mate soepel aan noodsituaties kan worden aangepast, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend om de regels voor de uitvoering van noodplannen vast te stellen.
- (78)
Uit eerdere diergezondheidscrises zijn de voordelen van specifieke, gedetailleerde en snelle procedures voor het beheersen van ziektenoodsituaties gebleken. Deze organisatorische procedures dienen een snelle en doeltreffende reactie te waarborgen en dienen de coördinatie van de inspanningen van alle betrokken partijen te verbeteren, met inbegrip met name van de bevoegde autoriteiten en de belanghebbenden. Indien dat haalbaar en relevant is, dienen zij eveneens samenwerking met de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten, derde landen en gebieden te omvatten.
- (79)
Om te waarborgen dat noodplannen toepasbaar zijn in echte noodsituaties is het van wezenlijk belang om de toepassing van de systemen te oefenen en om te testen of zij functioneren. Daartoe dienen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten simulatieoefeningen uit te voeren, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de aangrenzende lidstaten en, indien dat relevant en haalbaar is, van derde landen en gebieden.
- (80)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van noodplannen en simulatieoefeningen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om regels voor de praktische uitvoering van die plannen en oefeningen vast te stellen.
- (81)
Diergeneesmiddelen zoals vaccins, hyperimmuunsera en antimicrobiële stoffen spelen een belangrijke rol bij de preventie en bestrijding van overdraagbare dierziekten. In de effectbeoordeling voor de vaststelling van deze verordening wordt met name het belang van vaccins als instrument bij de preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten beklemtoond.
- (82)
De bestrijdingsstrategieën voor sommige overdraagbare dierziekten vereisen echter dat het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen wordt verboden of beperkt, aangezien het gebruik ervan de doeltreffendheid van die strategieën zou belemmeren. Bepaalde diergeneesmiddelen bijvoorbeeld kunnen de verschijnselen van ziekten maskeren, de opsporing van een ziekteverwekker onmogelijk maken of een snelle en differentiële diagnose bemoeilijken en zo de correcte opsporing van ziekten in gevaar brengen.
- (83)
Deze bestrijdingsstrategieën kunnen echter aanzienlijk variëren naargelang de in de lijst opgenomen ziekten. Deze verordening dient daarom te voorzien in regels voor het gebruik van diergeneesmiddelen ter preventie en bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten, en in geharmoniseerde criteria die in overweging moeten worden genomen bij het bepalen of vaccins, hyperimmuunsera en antimicrobiële stoffen al dan niet mogen worden gebruikt, en hoe zij worden gebruikt. Teneinde een flexibele aanpak te waarborgen en rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende in de lijst opgenomen ziekten en met de beschikbaarheid van doeltreffende behandelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de beperkingen op, verboden van of verplichtingen betreffende het gebruik van bepaalde diergeneesmiddelen in het kader van de bestrijding van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten. In dringende gevallen en om nieuwe risico's met mogelijk verwoestende gevolgen voor de diergezondheid of de volksgezondheid, de economie, de samenleving of het milieu te ondervangen, dient het mogelijk te zijn om de desbetreffende maatregelen overeenkomstig de spoedprocedure vast te stellen.
- (84)
Op grond van de conclusies van het deskundigenadvies over vaccin- en diagnosereagensbanken voor belangrijke dierziekten dienen maatregelen te worden genomen om het voor de Unie en de lidstaten mogelijk te maken om voorraden van antigenen, vaccins en diagnosereagentia aan te leggen voor in de lijst opgenomen ziekten die een ernstige bedreiging vormen voor de diergezondheid of de volksgezondheid. De oprichting van een antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbank van de Unie zou het bereiken van de doelstellingen van de Unie inzake diergezondheid bevorderen door een snelle en doeltreffende reactie mogelijk te maken wanneer de middelen van de bank nodig zijn, en zou een efficiënt gebruik van de beperkte middelen vormen.
- (85)
Teneinde een snelle en doeltreffende reactie te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de oprichting en het beheer van dergelijke banken, en de veiligheidsnormen en de voorschriften voor de werking daarvan. Deze verordening dient echter niet te voorzien in de vaststelling van regels inzake de financiering van de maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten, waaronder vaccinaties.
- (86)
Er dienen criteria voor prioritaire toegang tot de middelen van de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie te worden vastgesteld om in noodgevallen de doeltreffende verdeling ervan te waarborgen.
- (87)
Om veiligheidsredenen in verband met bioterrorisme en agroterrorisme dient bepaalde gedetailleerde informatie over de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie als gerubriceerde informatie te worden behandeld en mag deze niet worden bekendgemaakt. Voor soortgelijke informatie over nationale vaccinbanken dienen de grondwettelijke voorschriften van de onderscheiden lidstaten ten aanzien van de vrijheid van informatie in acht te worden genomen waarbij wordt gewaarborgd dat de betreffende informatie als gerubriceerde informatie wordt behandeld.
- (88)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor het beheer van de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van nadere bepalingen met betrekking tot welke biologische producten in die banken moeten worden opgenomen en voor welke ziekten, en nadere regels betreffende de bevoorrading, hoeveelheden, opslag, levering, procedurele en technische voorschriften voor antigenen, vaccins en diagnosereagentia en de frequentie en inhoud van de informatieverstrekking aan de Commissie.
- (89)
Bij het uitbreken van een in de lijst opgenomen ziekte die wordt geacht een hoog risico voor de diergezondheid of de volksgezondheid in de Unie te vormen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat onmiddellijk ziektebestrijdingsmaatregelen worden genomen om de betrokken ziekte uit te roeien teneinde de diergezondheid en de volksgezondheid te beschermen.
- (90)
De bevoegde autoriteit moet verantwoordelijk zijn voor het instellen van de eerste onderzoeken teneinde een uitbraak van een uiterst besmettelijke en in de lijst opgenomen ziekte die wordt geacht een hoog risico voor de diergezondheid of de volksgezondheid in de Unie te vormen, al dan niet te bevestigen.
- (91)
De bevoegde autoriteit dient voorlopige ziektebestrijdingsmaatregelen te treffen om te voorkomen dat de in de lijst opgenomen ziekte zich kan verspreiden, en dient een epidemiologisch onderzoek uit te voeren.
- (92)
Zodra de aanwezigheid van een in de lijst opgenomen ziekte is bevestigd, dient de bevoegde autoriteit de nodige ziektebestrijdingsmaatregelen te nemen, waaronder indien nodig de instelling van beperkingszones, om de ziekte uit te roeien en de verdere verspreiding ervan te voorkomen.
- (93)
Indien een in de lijst opgenomen ziekte bij wilde dieren voorkomt, kan dit een risico vormen voor de volksgezondheid of de gezondheid van gehouden dieren. Wanneer dit nodig is dienen daarom bijzondere regels te worden vastgesteld betreffende maatregelen om ziekten bij wilde dieren te bestrijden en uit te roeien.
- (94)
Wanneer een in de lijst opgenomen ziekte voorkomt, kunnen de desbetreffende standaardziektebestrijdingsmaatregelen een bedreiging vormen voor kleine populaties van bepaalde dieren, zoals zeldzame rassen en diersoorten. Om deze rassen en diersoorten te beschermen, kan het nodig zijn dat de bevoegde autoriteit haar maatregelen wijzigt. Dergelijke wijzigingen mogen de algemene bestrijding van die ziekte evenwel niet belemmeren.
- (95)
Voor in de lijst opgenomen ziekten die niet uiterst besmettelijk zijn en waarvoor dwingende regels gelden die de uitroeiing ervan voorschrijven, moeten ziektebestrijdingsmaatregelen zo worden uitgevoerd dat zij verspreiding van de betrokken ziekten, met name naar niet-besmette gebieden, voorkomen. Deze maatregelen kunnen eventueel echter beperkter zijn dan of verschillen van die welke van toepassing zijn met betrekking tot de gevaarlijkste in de lijst opgenomen ziekten. Daarom moet deze verordening voor die minder gevaarlijke ziekten voorzien in bijzondere regels. Ook de lidstaten die een optioneel uitroeiingsprogramma hebben vastgesteld, dienen dergelijke ziektebestrijdingsmaatregelen uit te voeren. Afhankelijk van het ziekteprofiel en de epidemiologische situatie kan de uitroeiing in sommige gevallen een langetermijndoelstelling zijn, terwijl op korte termijn naar bestrijding wordt gestreefd. Het niveau en de intensiteit van de ziektebestrijdingsmaatregelen moeten echter evenredig zijn en in overeenstemming met de kenmerken van de in de lijst opgenomen ziekte in kwestie, de verspreiding en het belang ervan voor de betrokken lidstaat en voor de Unie als geheel.
- (96)
Teneinde de doeltreffende toepassing van de ziektebestrijdingsmaatregelen van deze verordening door de exploitanten, houders van gezelschapsdieren en bevoegde autoriteiten te waarborgen, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de ziektebestrijdingsmaatregelen voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en de betrokken risicofactoren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van nadere ziektebestrijdingsmaatregelen die ten uitvoer moeten worden gelegd ingeval van een vermoeden of de bevestiging van het voorkomen van een in de lijst opgenomen ziekte in inrichtingen, andere locaties en beperkingszones.
- (97)
Teneinde de Commissie de mogelijkheid te bieden om tijdelijk bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen vast te stellen ingeval de ziektebestrijdingsmaatregelen van deze verordening ontoereikend of niet geschikt zijn om het risico in kwestie aan te pakken, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend om voor een beperkte periode bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen vast te stellen.
- (98)
De registratie van bepaalde inrichtingen waar landdieren worden gehouden of waar met levende producten wordt gewerkt, en van bepaalde vervoerders die deze dieren of producten vervoeren, is noodzakelijk om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de bewaking adequaat uit te voeren en overdraagbare dierziekten te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien.
- (99)
Om ongerechtvaardigde administratieve lasten en kosten te vermijden, dient voor de lidstaten te worden voorzien in een beperkte mogelijkheid tot vrijstelling van de registratieverplichting voor bepaalde typen inrichtingen met een laag risico. Om een geharmoniseerde aanpak voor het verlenen van die vrijstellingen te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die geharmoniseerde aanpak is met name noodzakelijk om te voorkomen dat bepaalde typen inrichtingen van de registratieverplichting worden uitgesloten. Dit is vooral relevant niet alleen voor inrichtingen die een meer dan insignificant risico vormen voor de diergezondheid, maar ook voor inrichtingen die een meer dan insignificant risico vormen voor de volksgezondheid. Als voorbeeld van een dergelijk risico wordt gedacht aan het houden van dieren die in nauw contact met of in de dichte nabijheid van mensen leven, zoals het kweken van honden op een niveau dat een bepaalde continuïteit van de activiteiten alsmede een bepaald organisatieniveau inhoudt, met als hoofddoel de verkoop ervan als gezelschapsdieren in huishoudens.
- (100)
Wanneer bepaalde soorten inrichtingen waar landdieren worden gehouden, waar met levende producten wordt gewerkt of waar levende producten worden opgeslagen, een bijzonder risico voor de diergezondheid inhouden, dienen die in het bezit te zijn van een erkenning door de bevoegde autoriteit.
- (101)
Om ongerechtvaardigde administratieve lasten en kosten te vermijden, in het bijzonder voor ondernemingen die een gering risico inhouden, dienen de relevante maatregelen waar mogelijk soepel te worden gehouden, wat de mogelijkheid biedt om het systeem voor registratie en erkenning aan de lokale en regionale omstandigheden en productiepatronen aan te passen.
- (102)
In sommige gevallen is het echter wenselijk of noodzakelijk bepaalde voorwaarden voor registratie of erkenning in de gehele Unie te harmoniseren. Inrichtingen voor levende producten en verzamelactiviteiten bijvoorbeeld moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen en moeten worden erkend om de internationale normen te kunnen naleven, zodat de Unie diergezondheidsgaranties kan bieden bij de handel met derde landen. Deze voorwaarden zouden ook betrekking moeten hebben op voorschriften voor specifieke opleiding of beroepskwalificaties voor bepaalde zeer specifieke inrichtingen of activiteiten (bv. voor embryoteams), of zelfs de verplichting van specifiek toezicht door de bevoegde autoriteit. Derhalve moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot deze nadere voorschriften met als doel dergelijke specifieke voorwaarden te bepalen.
- (103)
Ter wille van de beperking van de administratieve lasten dienen registratie en erkenning waar mogelijk te worden geïntegreerd in een systeem voor registratie of erkenning dat de betrokken lidstaat reeds voor andere doeleinden heeft ingesteld.
- (104)
De exploitanten beschikken over kennis uit de eerste hand van hun dieren. Daarom moeten zij zorgen voor bijgewerkte documentatie die relevant is voor de beoordeling van de diergezondheidsstatus, voor de traceerbaarheid en voor een epidemiologisch onderzoek wanneer een in de lijst opgenomen ziekte voorkomt. Deze documentatie dient voor de bevoegde autoriteit gemakkelijk toegankelijk te zijn.
- (105)
Teneinde de toegankelijkheid van actuele informatie over geregistreerde inrichtingen en exploitanten en erkende inrichtingen te waarborgen, dient de bevoegde autoriteit een register van dergelijke inrichtingen en exploitanten aan te leggen en bij te houden. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de gedetailleerde informatie die moet worden opgenomen in het register van inrichtingen en exploitanten.
- (106)
Om door de bevoegde autoriteit te worden erkend, dient een inrichting aan bepaalde voorschriften te voldoen. De bevoegde autoriteit moet voor het verlenen van de erkenning door middel van een bezoek ter plaatse nagaan of aan alle voorschriften is voldaan. In sommige gevallen is het niet mogelijk onmiddellijk aan alle voorschriften te voldoen, maar vormen de resterende tekorten geen significant risico voor de dier- of de volksgezondheid. In die gevallen moet de bevoegde autoriteit een voorwaardelijke erkenning kunnen verlenen, waarna door middel van een nieuw bezoek ter plaatse wordt nagegaan of er vooruitgang is geboekt. In dergelijke gevallen dient de bevoegde autoriteit de exploitanten van de betrokken inrichtingen de nodige daadwerkelijke sturing te geven opdat de exploitant van de inrichting begrijpt wat het tekort is en kan werken in de richting van een geslaagde oplossing.
- (107)
Efficiënte traceerbaarheid is een belangrijke component van het ziektebestrijdingsbeleid. Er moet worden voorzien in identificatie- en registratievoorschriften die specifiek zijn voor de verschillende soorten gehouden landdieren en levende producten, om de doeltreffende toepassing van de in deze verordening bedoelde regels ter preventie en bestrijding van ziekten te vergemakkelijken. Bovendien is het belangrijk om te voorzien in de mogelijkheid om een identificatie- en registratiesysteem in te stellen voor soorten waarvoor dergelijke regelingen momenteel niet bestaan, of wanneer gewijzigde omstandigheden en het risico dit vereisen.
- (108)
Voor bepaalde diersoorten waarvoor het belangrijk is dat individuele dieren of groepen kunnen worden getraceerd, moet een fysiek identificatiemiddel worden verlangd. Dit houdt in dat het betrokken dier fysiek wordt gemarkeerd, van een merkteken, een microchip of een ander identificatiemiddel wordt voorzien dat zichtbaar is of kan worden opgespoord op of in het lichaam, en niet gemakkelijk kan worden verwijderd.
- (109)
Teneinde de goede werking van het identificatie- en registratiesysteem en de traceerbaarheid te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de verplichtingen inzake databanken, de aanwijzing van de bevoegde autoriteit, en nadere identificatie- en registratievoorschriften voor verschillende diersoorten, ook wat vrijstellingen en de voorwaarden daarvoor betreft, en inzake documenten.
- (110)
Het is aangewezen de administratieve lasten en kosten te beperken en het systeem voldoende soepel toe te passen wanneer aan de traceerbaarheidsvoorschriften kan worden voldaan op een andere wijze dan die welke in deze verordening wordt aangegeven. Derhalve moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot afwijkingen van de identificatie- en registratievoorschriften.
- (111)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van het identificatie- en registratiesysteem en de traceerbaarheid, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van regels met betrekking tot de technische specificaties voor databanken, identificatiemiddelen, documenten en formaten en termijnen.
- (112)
Een belangrijk instrument om de insleep en verspreiding van een overdraagbare dierziekte te voorkomen, is het instellen van beperkingen op verplaatsingen van dieren en producten die die ziekte kunnen overdragen. Het beperken van verplaatsingen van dieren en producten kan echter ernstige economische gevolgen hebben en kan de werking van de interne markt verstoren. Dergelijke beperkingen mogen derhalve alleen worden toegepast indien zij noodzakelijk zijn en evenredig met de betrokken risico's. Deze aanpak is in overeenstemming met de beginselen van de SPS-overeenkomst en met de internationale OIE-normen.
- (113)
Voor alle verplaatsingen van dieren moeten de algemene voorschriften van deze verordening gelden, zoals het verbod op verplaatsingen van dieren uit een inrichting waar abnormale sterftegevallen of andere symptomen met onbekende oorzaak voorkomen, of de voorschriften inzake ziektepreventie tijdens het vervoer.
- (114)
Het huidige in de diergezondheidswetgeving van de Unie vervatte rechtskader met betrekking tot de verplaatsingen van landdieren en producten voorziet in de eerste plaats in geharmoniseerde regels inzake dergelijke verplaatsingen tussen de lidstaten, terwijl de lidstaten vrij zijn de noodzakelijke voorschriften voor verplaatsingen binnen hun grondgebied vast te stellen. In de effectbeoordeling voor de vaststelling van deze verordening werd een uitvoerige vergelijking gemaakt tussen de huidige situatie en een alternatief waarin ook de regels inzake verplaatsingen binnen de lidstaten op Unieniveau zouden worden geharmoniseerd. Daaruit werd de conclusie getrokken dat de huidige aanpak gehandhaafd moet blijven, aangezien een volledige harmonisatie van alle verplaatsingen heel complex zou zijn en de voordelen als gevolg van gemakkelijkere verplaatsingen tussen de lidstaten niet opwegen tegen de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor het vermogen om ziekten te bestrijden.
- (115)
Op de verplaatsingen van dieren tussen de lidstaten moet een reeks basisvoorschriften inzake diergezondheid van toepassing zijn. Met name mogen dieren niet worden verplaatst uit inrichtingen met abnormale sterftegevallen of symptomen met onbekende oorzaak. Zelfs abnormale sterftegevallen mogen echter, indien zij verband houden met krachtens Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (19) erkende wetenschappelijke procedures en indien zij niet het gevolg zijn van in de lijst opgenomen infectieziekten, geen reden zijn om verplaatsingen van voor wetenschappelijke doeleinden bestemde dieren te verhinderen.
- (116)
Deze verordening dient echter te voorzien in flexibiliteit om de verplaatsingen van soorten en categorieën landdieren die een laag risico voor de verspreiding van in de lijst opgenomen ziekten tussen de lidstaten opleveren, te vergemakkelijken. Bovendien dient te worden voorzien in verdere mogelijkheden tot afwijking ingeval de lidstaten of exploitanten met succes alternatieve risicobeperkingsmaatregelen instellen, zoals een hoog niveau van biobeveiliging en doeltreffende systemen voor bewaking.
- (117)
Hoefdieren en pluimvee zijn groepen diersoorten met een groot economisch belang, waarop specifieke voorschriften voor verplaatsingen van toepassing zijn, die voortvloeien uit vóór deze verordening vastgestelde wetgeving van de Unie, namelijk de Richtlijnen 64/432/EEG(20), 91/68/EEG(21), 2009/156/EG(22) en 2009/158/EG(23) van de Raad en gedeeltelijk Richtlijn 92/65/EEG gelden. De belangrijkste regels inzake verplaatsingen van die soorten dieren dienen in deze verordening te worden vastgesteld. De nadere voorschriften die grotendeels afhankelijk zijn van de ziekten die door de verschillende soorten of categorieën dieren kunnen worden overgedragen, moeten in latere handelingen van de Commissie worden geregeld, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken ziekten, soorten en categorieën dieren.
- (118)
Aangezien het verzamelen van hoefdieren en pluimvee een bijzonder hoog ziekterisico oplevert, is het aangewezen om het aantal dieren dat tussen de lidstaten in één keer kan worden verplaatst, te beperken en om in deze verordening specifieke regels vast te stellen om de gezondheid van de betrokken dieren te beschermen en de verspreiding van overdraagbare dierziekten te voorkomen. Het verzamelen neemt normaliter plaats in een daarvoor goedgekeurde inrichting of, na goedkeuring door een lidstaat van herkomst, tijdens de eerste verzamelactiviteit, in één vervoersmiddel zoals een vrachtwagen, dat dieren van op verschillende locaties in die lidstaat ophaalt.
- (119)
Afhankelijk van de betrokken in de lijst opgenomen ziekten en in de lijst opgenomen soorten is het noodzakelijk te voorzien in specifieke diergezondheidsvoorschriften voor bepaalde andere diersoorten dan gehouden hoefdieren en pluimvee. Ook voor deze soorten bestonden reeds vóór deze verordening regels, met name in Richtlijn 92/65/EEG. Die richtlijn voorziet in specifieke regels inzake verplaatsingen van diersoorten zoals bijen, hommels, apen, honden en katten, en deze verordening dient derhalve te voorzien in een rechtsgrondslag voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen tot vaststelling van specifieke regels inzake verplaatsingen van die diersoorten.
- (120)
Geconsigneerde inrichtingen, die doorgaans worden gebruikt voor het houden van proefdieren of dieren in een dierentuin, brengen gewoonlijk een hoog niveau van biobeveiliging en een gunstige en goed gecontroleerde gezondheidsstatus met zich mee, en maken minder gebruik van verplaatsingen, of enkel van verplaatsingen binnen de gesloten keten van die inrichtingen. De status van geconsigneerde inrichting, waarvan exploitanten op vrijwillige basis de erkenning kunnen aanvragen, werd ingevoerd bij Richtlijn 92/65/EEG, waarin regels en voorschriften inzake erkenning en verplaatsingsvoorschriften voor erkende instellingen, instituten en centra zijn vastgesteld. Het daarbij ingestelde systeem maakt het voor die inrichtingen mogelijk met minder verplaatsingsvoorschriften onderling dieren uit te wisselen, waarbij terzelfder tijd gezondheidsgaranties geboden worden binnen de keten van geconsigneerde inrichtingen. Bijgevolg hebben de exploitanten het in brede kring aanvaard en er op vrijwillige basis gebruik van gemaakt. Het is dan ook aangewezen in deze verordening het concept geconsigneerde inrichting te behouden en eveneens regels inzake verplaatsingen tussen dergelijke inrichtingen vast te stellen.
- (121)
Voor wetenschappelijke doeleinden, zoals onderzoeks- of diagnosedoeleinden, en met name voor de doeleinden die zijn erkend overeenkomstig Richtlijn 2010/63/EU, kan het nodig zijn dieren te verplaatsen die niet voldoen aan de algemene diergezondheidsvoorschriften van deze verordening en die een groter risico voor de diergezondheid opleveren. Die soorten verplaatsingen mogen door deze verordening niet worden verboden of onnodig beperkt, aangezien dit anders erkende onderzoeksactiviteiten kan verhinderen en de wetenschappelijke vooruitgang kan vertragen. Niettemin is het van wezenlijk belang dat in deze verordening regels worden vastgesteld om te waarborgen dat de verplaatsingen van die dieren op veilige wijze plaatsvinden.
- (122)
Het patroon van de verplaatsingen van circusdieren, dieren die in dierentuinen worden gehouden, dieren die bestemd zijn voor tentoonstellingen en bepaalde andere dieren wijkt vaak af van het patroon van de verplaatsingen van andere gehouden diersoorten. Bij het aanpassen van Unieregels inzake verplaatsingen van die dieren dient specifiek rekening te worden gehouden met specifieke risico's en alternatieve risicobeperkingsmaatregelen.
- (123)
Teneinde te waarborgen dat de doelstellingen als bedoeld in de overwegingen 112 tot en met 122 van deze verordening worden verwezenlijkt, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van preventieve maatregelen tegen ziekten bij het vervoer, specifieke regels inzake verplaatsingen van bepaalde diersoorten en inzake bijzondere omstandigheden, zoals het verzamelen of bij geweigerde zendingen, en specifieke voorschriften of afwijkingen voor andere soorten verplaatsingen, zoals verplaatsingen voor wetenschappelijke doeleinden.
- (124)
Om te waarborgen dat bijzondere regels inzake verplaatsingen kunnen worden toegepast indien de gebruikelijke regels inzake verplaatsingen ontoereikend of niet geschikt zijn om de verspreiding van een bepaalde ziekte tegen te gaan, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend teneinde voor een beperkte periode bijzondere regels inzake verplaatsingen vast te stellen.
- (125)
Wanneer gehouden landdieren tussen de lidstaten worden verplaatst, dient te worden voldaan aan de voorschriften die voor dergelijke verplaatsingen gelden. In het geval van diersoorten die een risico voor de gezondheid opleveren of die van groter economisch belang zijn, dienen de dieren vergezeld te gaan van een door de bevoegde autoriteit uitgereikt diergezondheidscertificaat.
- (126)
Voor zover dat technisch, praktisch en financieel haalbaar is, dienen technologische ontwikkelingen te worden benut om voor de exploitanten en de bevoegde autoriteiten de administratieve lasten met betrekking tot certificering en kennisgeving te beperken, door informatietechnologie te gebruiken om papieren dossiers te vervangen en om de kennisgevingsprocedures te vereenvoudigen, en door dergelijke technologie zo veel mogelijk voor verschillende doeleinden te gebruiken.
- (127)
Ingeval een door de bevoegde autoriteit uitgereikt diergezondheidscertificaat niet is vereist, dient een exploitant die dieren naar een andere lidstaat verplaatst een document met eigen verklaring op te stellen waarin wordt bevestigd dat de dieren voldoen aan de verplaatsingsvoorschriften van deze verordening.
- (128)
Teneinde te waarborgen dat de doelstellingen van de overwegingen 125, 126 en 127 van deze verordening worden verwezenlijkt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van regels inzake inhoud van diergezondheidscertificaten, informatieverplichtingen, afwijkingen van de voorschriften inzake diergezondheidscertificering, specifieke regels inzake certificering, en de verplichting voor officiële dierenartsen om vóór ondertekening van het diergezondheidscertificaat passende controles uit te voeren.
- (129)
Kennisgeving van verplaatsingen van dieren en levende producten tussen de lidstaten en in sommige gevallen binnen het nationaal grondgebied van de lidstaten is van wezenlijk belang om de traceerbaarheid van de betrokken dieren en levende producten te waarborgen, wanneer met deze verplaatsingen een risico voor de verspreiding van overdraagbare dierziekten is verbonden. Daarom dient kennisgeving en registratie van die verplaatsingen te gebeuren door middel van een geïntegreerd veterinair computersysteem (‘TRACES’). In het kader van dit TRACES-systeem worden de computersystemen als bepaald, respectievelijk, in artikel 20 van Richtlijn 90/425/EEG en in Besluit 92/438/EEG van de Raad (24), geïntegreerd in één enkele architectuur, op basis van de Beschikkingen 2003/24/EG(25) en 2004/292/EG(26) van de Commissie.
- (130)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de regels van deze verordening inzake diergezondheidscertificering en kennisgeving van verplaatsingen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van regels met betrekking tot de modellen van de diergezondheidscertificaten, de documenten met eigen verklaring, het formaat en de termijnen voor de kennisgeving van verplaatsingen van land- en waterdieren, levende producten en, in voorkomend geval, ook producten van dierlijke oorsprong.
- (131)
De specifieke aard van de verplaatsingen van gezelschapsdieren levert een risico voor de diergezondheid op dat significant afwijkt van dat van andere gehouden dieren. Daarom dienen in deze verordening specifieke, minder strenge, regels voor die verplaatsingen te worden vastgesteld. Die minder strenge regels zijn evenwel slechts gerechtvaardigd indien het gezelschapsdier zijn eigenaar echt gezelschap houdt tijdens de verplaatsing van de eigenaar, of tijdens een beperkte periode daarna, en indien niet meer dan vijf gezelschapsdieren als bedoeld in deel A van bijlage I samen met hun eigenaar in één keer worden verplaatst. Teneinde te waarborgen dat gezelschapsdieren geen significant risico op verspreiding van overdraagbare dierziekten vormen en ter verduidelijking van de uitzonderlijke situaties waarin meer dan vijf gezelschapsdieren de eigenaar kunnen vergezellen, of wanneer het gezelschapsdier moet worden verplaatst tijdens een langere tijdsspanne voor of na de verplaatsingen van de eigenaar, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van nadere bepalingen inzake verplaatsingen van gezelschapsdieren. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de diergezondheidsvoorschriften van deze verordening inzake verplaatsingen van gezelschapsdieren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van regelgeving met betrekking tot de maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten die bij die verplaatsingen moeten worden genomen.
- (132)
Om diverse redenen kunnen wilde dieren een risico voor de diergezondheid of de volksgezondheid opleveren, bijvoorbeeld indien zij worden verplaatst naar een inrichting of een ander milieu. Eventueel moeten passende preventieve maatregelen voor de verplaatsingen van die dieren worden genomen om de verspreiding van overdraagbare dierziekten te voorkomen. Teneinde te waarborgen dat wilde dieren geen significant risico op verspreiding van overdraagbare dierziekten vormen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanvullende voorschriften inzake verplaatsingen van wilde landdieren.
- (133)
Levende producten kunnen een vergelijkbaar risico voor de verspreiding van overdraagbare dierziekten naar levende dieren opleveren. Daarnaast kent hun productie specifieke kenmerken, die verband houden met hoge gezondheidseisen voor het fokken van dieren en die strengere of bijzondere diergezondheidsvoorschriften met betrekking tot de donordieren vereisen. Teneinde veilige verplaatsingen van levende producten te waarborgen, de daarvoor verwachte strenge gezondheidsnormen te handhaven en teneinde rekening te houden met bepaalde specifieke vormen van gebruik van dergelijke producten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere voorschriften voor het verplaatsen van levende producten van bepaalde diersoorten, ten aanzien van bijzondere voorschriften die gelden, bijvoorbeeld, voor het verplaatsen ervan voor wetenschappelijke doeleinden, en ten aanzien van afwijkingen van de verplichting tot diergezondheidscertificering.
- (134)
Producten van dierlijke oorsprong kunnen een risico voor de verspreiding van overdraagbare dierziekten opleveren. De voedselveiligheidsvoorschriften met betrekking tot producten van dierlijke oorsprong in de wetgeving van de Unie waarborgen goede hygiënepraktijken en beperken de risico's van die producten voor de diergezondheid. Voor bepaalde typen producten dienen echter specifieke maatregelen inzake diergezondheid, zoals ziektebestrijdings- en noodmaatregelen, in deze verordening te worden vastgesteld om te waarborgen dat producten van dierlijke oorsprong geen dierziekten verspreiden. Teneinde in dergelijke gevallen veilige verplaatsingen van producten van dierlijke oorsprong te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de vastlegging van nadere bepalingen inzake verplaatsingen van producten van dierlijke oorsprong in verband met de ziektebestrijdingsmaatregelen, de verplichtingen ten aanzien van diergezondheidscertificering en afwijkingen van die bepalingen, wanneer het met die verplaatsingen verbonden risico en de genomen risicobeperkingsmaatregelen dat mogelijk maken.
- (135)
Wanneer de lidstaten nationale maatregelen treffen met betrekking tot verplaatsingen van dieren en levende producten, of besluiten nationale maatregelen te treffen om op hun grondgebied de gevolgen van andere dan in de lijst opgenomen overdraagbare dierziekten te beperken, mogen deze nationale maatregelen de regels betreffende de interne markt in de wetgeving van de Unie niet doorkruisen. Derhalve moet het kader voor dergelijke nationale maatregelen worden vastgesteld en moet worden gewaarborgd dat zij binnen de volgens het recht van de Unie toegestane grenzen blijven.
- (136)
De registratie en erkenning van aquacultuurinrichtingen is noodzakelijk om de bevoegde autoriteit in staat te stellen de bewaking adequaat uit te voeren en overdraagbare dierziekten te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien. Richtlijn 2006/88/EG bepaalt dat alle inrichtingen waar waterdieren worden verplaatst, een vergunning nodig hebben. Dat stelsel van vergunningverlening dient in deze verordening te worden gehandhaafd, hoewel in sommige officiële talen van de Unie voor het stelsel van vergunningverlening in deze verordening andere termen worden gebruikt dan in Richtlijn 2006/88/EG.
- (137)
Bij het slachten en verwerken van aquacultuurdieren waarvoor ziektebestrijdingsmaatregelen gelden, kunnen zich overdraagbare dierziekten verspreiden, bijvoorbeeld wanneer verwerkingsinrichtingen effluenten lozen die ziekteverwekkers bevatten. Verwerkingsinrichtingen die aan de risicobeperkingsmaatregelen voor het slachten en verwerken voldoen, moeten derhalve een erkenning krijgen. Daarom dient deze verordening te voorzien in de erkenning van ziektebestrijdende inrichtingen voor aquatische levensmiddelen.
- (138)
Teneinde de publieke toegankelijkheid van actuele informatie over geregistreerde en erkende inrichtingen te waarborgen, dient de bevoegde autoriteit een register van deze inrichtingen aan te leggen en bij te houden. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de informatie die moet worden opgenomen in registers van aquacultuurinrichtingen en ten aanzien van de documentatievoorschriften voor aquacultuurinrichtingen en vervoerders.
- (139)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de regels van deze verordening inzake de registratie en erkenning van aquacultuurinrichtingen en ziektebestrijdende inrichtingen voor aquatische levensmiddelen en inzake de documentatie en de registers van inrichtingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot vaststelling van regels met betrekking tot de informatieverplichtingen, afwijkingen en andere uitvoeringsbepalingen in dat verband.
- (140)
Aangezien het in de meeste gevallen niet haalbaar is om waterdieren individueel te identificeren, vormt de documentatie door aquacultuurinrichtingen, ziektebestrijdende inrichtingen voor aquatische levensmiddelen en vervoerders een essentieel hulpmiddel om de traceerbaarheid van waterdieren te waarborgen. Documentatie is ook nuttig voor de bewaking van de gezondheidssituatie van inrichtingen.
- (141)
Net als bij landdieren moeten geharmoniseerde regels inzake verplaatsingen van waterdieren worden vastgesteld, met inbegrip van regels inzake diergezondheidscertificering en de kennisgeving van verplaatsingen.
- (142)
In Richtlijn 2006/88/EG zijn regels inzake verplaatsingen van waterdieren vastgesteld, die gelijkelijk van toepassing zijn op zowel verplaatsingen binnen lidstaten als verplaatsingen tussen de lidstaten. De belangrijkste bepalende factor met betrekking tot de regels inzake verplaatsingen van waterdieren is de gezondheidsstatus met betrekking tot de in de lijst opgenomen ziekten van de lidstaat, zones en compartimenten van bestemming.
- (143)
In Richtlijn 2006/88/EG is evenwel bepaald dat verzamelde of gevangen in het wild levende waterdieren die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn, buiten de werkingssfeer vallen. Daarentegen vallen zij in deze verordening binnen de werkingssfeer, maar worden zij uitgesloten van de definitie van aquacultuurdieren. In deze verordening dient derhalve te worden voorzien in mogelijke maatregelen met betrekking tot de genoemde waterdieren, wanneer dat, rekening houdend met de proportionaliteit van die maatregelen, wegens de betrokken risico's gerechtvaardigd is.
- (144)
Bijgevolg dient het in overweging 142 toegelichte beginsel eveneens van toepassing te zijn op verplaatsingen van waterdieren die niet als aquacultuurdieren zijn gedefinieerd maar die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen. Dat geldt met name voor waterdieren met een onbekende gezondheidsstatus of een gezondheidsstatus die bevestigt dat zij besmet zijn met een ziekte, ongeacht hun eindgebruik. Aangezien ook verplaatsingen van levende, voor menselijke consumptie bestemde, in het wild voorkomende waterdieren waarvan inzake gezondheidsstatus onbekend of bevestigd is dat zij besmet zijn met een ziekte, het risico op verspreiding van in de lijst opgenomen of nieuwe ziekten kunnen inhouden, dient hierop dezelfde regeling van toepassing te zijn. Daartoe behoren de in het wild levende waterdieren die voor menselijke consumptie worden verzameld of gevangen, die worden verplaatst en in afwachting van slacht tijdelijk worden gehouden.
- (145)
Niet in verhouding zijnde beperkingen op verplaatsingen en onnodige administratieve lasten voor inrichtingen en exploitanten binnen de commerciële visserijsector dienen evenwel te worden vermeden. In de gevallen waarin die levende in het wild voorkomende waterdieren bestemd zijn voor menselijke consumptie, dienen de regels in kwestie bijgevolg slechts van toepassing te zijn op verplaatsingen van levende in het wild voorkomende waterdieren die een significant risico inhouden op het verspreiden van in de lijst opgenomen of van nieuwe ziekten in de lidstaten, zones of compartimenten die vrij van sommige in de lijst opgenomen ziekten zijn verklaard of waarop uitroeiingsprogramma's met betrekking tot die ziekten worden toegepast.
- (146)
Om de lidstaten aan te moedigen de gezondheidsstatus van hun populaties waterdieren te verbeteren, dienen in deze verordening bepaalde aanpassingen en extra flexibiliteit te worden opgenomen.
- (147)
Teneinde de controle van verplaatsingen van waterdieren te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van bij het vervoer geldende preventieve maatregelen tegen ziekten, specifieke regels die gelden voor verplaatsingen van bepaalde categorieën waterdieren voor uiteenlopende doeleinden, specifieke voorschriften of afwijkingen met betrekking tot bepaalde soorten verplaatsingen, zoals verplaatsingen voor wetenschappelijke doeleinden, en aanvullende voorschriften voor verplaatsingen van wilde waterdieren.
- (148)
Om te waarborgen dat tijdelijke afwijkingen en specifieke voorschriften inzake verplaatsingen van waterdieren kunnen worden vastgesteld indien de regels inzake verplaatsingen van deze verordening ontoereikend of niet geschikt zijn om de verspreiding van een bepaalde in de lijst opgenomen ziekte te voorkomen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van bijzondere regels inzake verplaatsingen of afwijkingen voor een beperkte periode.
- (149)
De aquacultuurproductie in de Unie is uiterst gediversifieerd qua soorten en productiesystemen, en deze diversificatie neemt in hoog tempo toe. Dit kan vereisen dat op het niveau van de lidstaten nationale maatregelen worden vastgesteld met betrekking tot andere ziekten dan die welke overeenkomstig deze verordening als in de lijst opgenomen ziekten worden beschouwd. Die nationale maatregelen moeten echter gerechtvaardigd en noodzakelijk zijn en in de juiste verhouding staan tot de doeleinden. Tevens mogen zij de verplaatsingen tussen de lidstaten niet negatief beïnvloeden, behalve indien zij noodzakelijk zijn om de insleep te voorkomen of de verspreiding van een ziekte tegen te gaan. Nationale maatregelen die de handel tussen de lidstaten negatief beïnvloeden, dienen te worden goedgekeurd en geregeld worden geëvalueerd op het niveau van de Unie.
- (150)
Momenteel hebben de in de lijst opgenomen ziekten slechts in zeer beperkte mate betrekking op andere diersoorten dan die welke in deze verordening als land- of waterdier worden gedefinieerd, zoals reptielen, amfibieën, insecten en andere. Derhalve hoeft niet te worden geëist dat alle bepalingen van deze verordening op die diersoorten van toepassing moeten zijn. Indien een ziekte met betrekking tot andere soorten dan die welke als land- of waterdiersoorten worden gedefinieerd echter in de lijst dient te worden opgenomen, dienen de toepasselijke diergezondheidsvoorschriften van deze verordening voor die soorten te gelden om te waarborgen dat passende en evenredige maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten kunnen worden genomen.
- (151)
Teneinde te waarborgen dat wanneer het risico dit vereist, regels kunnen worden vastgesteld inzake verplaatsingen van dieren die in deze verordening niet als land- of waterdier worden gedefinieerd, en van de van dergelijke dieren afkomstige levende producten en producten van dierlijke oorsprong, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de registratie en erkenning van inrichtingen, de documentatie en de registers, de identificatie-, registratie- en traceerbaarheidsvoorschriften voor verplaatsingen, de verplichtingen inzake diergezondheidscertificering en eigen verklaring en de kennisgeving van verplaatsingen met betrekking tot dieren en van die soorten afkomstige levende producten en producten van dierlijke oorsprong.
- (152)
Indien noodzakelijk om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de diergezondheidsvoorschriften voor die andere diersoorten en daarvan afkomstige levende producten en producten van dierlijke oorsprong, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van nadere bepalingen inzake die voorschriften.
- (153)
Om de insleep van in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten in de Unie te voorkomen, is het noodzakelijk te beschikken over efficiënte regels inzake binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die zulke ziekten kunnen overdragen.
- (154)
Ter vrijwaring van de gezondheidsstatus van de Unie worden in deze verordening bepalingen opgenomen betreffende verplaatsingen van dieren en producten binnen de Unie. Teneinde die gezondheidsstatus niet in gevaar te brengen is het derhalve passend voor de binnenkomst van dieren en producten in de Unie voorwaarden op te leggen die niet minder streng zijn dan de voorwaarden voor verplaatsingen binnen de Unie.
- (155)
Om ervoor te zorgen dat dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong uit derde landen of gebieden voldoen aan diergezondheidsvoorschriften welke garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan die van de wetgeving van de Unie, is het van wezenlijk belang dat zij worden onderworpen aan passende controles door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van waaruit zij naar de Unie worden uitgevoerd. In voorkomend geval dient de gezondheidsstatus van een derde land of gebied van herkomst te worden gecontroleerd vooraleer de binnenkomst in de Unie van die dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong te aanvaarden. Bijgevolg mogen alleen derde landen en gebieden die kunnen aantonen dat zij aan de diergezondheidsnormen voor de binnenkomst in de Unie van dieren en producten voldoen, deze naar de Unie uitvoeren en hiertoe in een lijst worden ingeschreven.
- (156)
Voor sommige soorten en categorieën dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong bevatten de vóór deze verordening vastgestelde wetgevingshandelingen van de Unie nog geen lijsten van derde landen en gebieden van waaruit de binnenkomst in de Unie is toegestaan. In afwachting van de vaststelling van regels uit hoofde van deze verordening, dient het de lidstaten in die gevallen te worden toegestaan te bepalen uit welke landen en gebieden die dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong hun grondgebied mogen binnenkomen. Daarbij dienen de lidstaten rekening te houden met de in deze verordening vermelde criteria voor de Unielijsten van derde landen en gebieden.
- (157)
Om te waarborgen dat de diergezondheidsvoorschriften voor binnenkomst in de Unie waarin deze verordening voorziet, worden nageleefd en dat zij overeenstemmen met de beginselen van de gezondheidscodes voor dieren van de OIE, dienen alle dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong die de Unie binnenkomen, vergezeld te gaan van een diergezondheidscertificaat dat is uitgereikt door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van herkomst en waarin wordt bevestigd dat alle diergezondheidsvoorschriften voor binnenkomst in de Unie zijn nageleefd. Afwijking van deze regel kan echter worden toegestaan voor goederen die een laag diergezondheidsrisico vormen.
- (158)
Diergezondheidscertificaten kunnen op zichzelf staan, maar certificering is in de wetgeving van de Unie vaak voor andere doeleinden vereist, bijvoorbeeld om te bevestigen dat met betrekking tot dieren of producten is voldaan aan de voorschriften inzake volksgezondheid of dierenwelzijn. Dit mag niet uit het oog worden verloren. Om de administratieve lasten en kosten tot een minimum te beperken, dient ook te worden toegestaan dat die diergezondheidscertificaten informatie bevatten die in het kader van andere wetgeving van de Unie met betrekking tot de voedsel- en diervoederveiligheid en het dierenwelzijn is vereist.
- (159)
Ziekten kunnen op andere wijzen worden verspreid dan door dieren, levende producten, producten van dierlijke oorsprong en dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Zo kunnen ook voertuigen, containers, hooi, stro, plantaardige producten, materiaal dat in contact kan zijn geweest met besmette dieren, en uitrusting ziekten verspreiden. Indien nodig moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat ziekten aldus worden overgedragen.
- (160)
Teneinde te waarborgen dat de voorschriften inzake binnenkomst in de Unie voldoende gedetailleerd zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van aanvullende regels inzake erkenning van inrichtingen in derde landen en gebieden en afwijkingen, diergezondheidsvoorschriften inzake binnenkomst in de Unie van zendingen uit derde landen en gebieden, en diergezondheidsvoorschriften voor ziekteverwekkers, ander materiaal, vervoermiddelen en uitrusting die dierziekten kunnen overdragen.
- (161)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van diergezondheidsvoorschriften inzake binnenkomst in de Unie van zendingen dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van regels met betrekking tot onder meer de lijst van derde landen en gebieden van waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan en met betrekking tot de inhoud en de vorm van de modellen van de diergezondheidscertificaten.
- (162)
In het verleden is gebleken dat wanneer een uitbraak van een ernstige ziekte zich voordoet in de lidstaten of in derde landen of gebieden van waaruit dieren of producten de Unie binnenkomen, de maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten onmiddellijk moeten worden genomen om de insleep van de ziekte te voorkomen en de verspreiding ervan te beperken. Een dergelijke noodsituatie kan betrekking hebben op in de lijst opgenomen ziekten, nieuwe ziekten of andere gevaren voor de diergezondheid. In dat kader dient te worden verduidelijkt welke reeks maatregelen ter preventie en bestrijding van ziekten waarin deze verordening voorziet, kan worden genomen wanneer een in de lijst opgenomen of nieuwe ziekte of gevaar voorkomt. In al deze gevallen is het van wezenlijk belang dat onverwijld en op zeer korte termijn maatregelen kunnen worden genomen. Aangezien dergelijke maatregelen verplaatsingen in of naar de Unie zouden beperken, dienen zij indien mogelijk op het niveau van de Unie te worden uitgevoerd.
- (163)
Om een doeltreffende en snelle reactie op nieuwe risico's te waarborgen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend tot vaststelling van noodmaatregelen.
- (164)
In naar behoren gemotiveerde gevallen dient de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot onder meer maatregelen inzake nieuwe ziekten, de bevoorrading, voorraad, opslag en het leveren en andere procedures van de antigeen-, vaccin- en diagnosereagensbanken van de Unie, het vaststellen van bijzondere ziektebestrijdingsmaatregelen en afwijkingen voor een beperkte periode, bijzondere regels inzake verplaatsingen van land- en waterdieren die gelden voor een beperkte periode, noodmaatregelen, en het op de lijst plaatsen van derde landen en gebieden van waaruit binnenkomst in de Unie is toegestaan.
- (165)
Deze verordening stelt algemene en specifieke regels vast inzake preventie en bestrijding van overdraagbare dierziekten en waarborgt een geharmoniseerde aanpak van de diergezondheid in de hele Unie. Op sommige gebieden, zoals de algemene verantwoordelijkheden met betrekking tot de diergezondheid, melding, bewaking, registratie en erkenning of traceerbaarheid, dienen de lidstaten te worden gemachtigd of aangemoedigd om aanvullende of strengere nationale maatregelen toe te passen. Dergelijke nationale maatregelen mogen echter uitsluitend worden toegestaan indien zij de doelstellingen inzake diergezondheid als vervat in deze verordening niet in het gedrang brengen, indien zij niet in strijd zijn met de regels van deze verordening en mits zij geen belemmering vormen voor verplaatsingen van dieren en producten tussen de lidstaten, tenzij dat noodzakelijk is om de insleep van ziekten te voorkomen of de verspreiding van ziekten te bestrijden.
- (166)
Om de administratieve lasten te beperken, dient voor de in overweging 165 bedoelde nationale maatregelen een vereenvoudigde kennisgevingsprocedure te gelden. De ervaring heeft geleerd dat de algemene kennisgevingsprocedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) een belangrijk instrument is om op niet-geharmoniseerde of gedeeltelijk geharmoniseerde gebieden richting te geven aan nationale technische regels en de kwaliteit ervan te verbeteren wat een grotere transparantie, leesbaarheid en doeltreffendheid betreft. Derhalve is het dienstig deze algemene kennisgevingsprocedure toe te passen.
- (167)
Momenteel zijn de regels van de Unie inzake diergezondheid te vinden in de volgende wetgevingshandelingen van het Europees Parlement en de Raad en in latere handelingen van de Commissie die op grond daarvan zijn vastgesteld:
Richtlijn 64/432/EEG, en Richtlijn 77/391/EEG(28), Richtlijn 78/52/EEG(29), Richtlijn 80/1095/EEG(30), Richtlijn 82/894/EEG(31), Richtlijn 88/407/EEG(32), Richtlijn 89/556/EEG(33), en Richtlijn 90/429/EEG(34) van de Raad,
Richtlijn 91/68/EEG, Beschikking 91/666/EEG van de Raad (35), Richtlijn 92/35/EEG van de Raad (36), Richtlijn 92/65/EEG, en Richtlijn 92/66/EEG(37), Richtlijn 92/118/EEG(38), en Richtlijn 92/119/EEG(39) van de Raad, Beschikking 95/410/EG van de Raad (40), Richtlijn 2000/75/EG van de Raad (41), Beschikking 2000/258/EG van de Raad (42), en Richtlijn 2001/89/EG(43),
Richtlijn 2002/60/EG(44), Richtlijn 2002/99/EG(45), en Richtlijn 2003/85/EG(46) van de Raad, Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (47), Richtlijn 2004/68/EG van de Raad (48), Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (49), Richtlijn 2006/88/EG, Richtlijn 2008/71/EG van de Raad (50), Richtlijn 2009/156/EG, Richtlijn 2009/158/EG, Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad (51).
- (168)
In de verordening worden de regels voor het identificeren en het registreren van runderen bepaald, terwijl de regels voor rundvleesetikettering buiten de werkingssfeer ervan blijven. In Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (52) zijn de regels voor het identificeren en het registreren van runderen en voor de etikettering van rundvlees vastgesteld. Die verordening dient bijgevolg te worden gewijzigd, waarbij de bepalingen die betrekking hebben op de identificatie en de registratie van runderen worden ingetrokken, maar die inzake de etikettering van rundsvlees van kracht blijven.
- (169)
Teneinde de betrouwbaarheid te waarborgen van de regelingen in bestaande verordeningen tot vaststelling van identificatie- en registratieregelingen voor runderen, schapen en geiten, is in die wetgeving voorgeschreven dat de lidstaten adequate en doeltreffende controlemaatregelen treffen. De adequate en doeltreffende controlemaatregelen dienen ook in de toekomst te worden gevrijwaard. In deze verordening, die deel uitmaakt van het voorstellenpakket ‘Slimmere regels voor veiliger voedsel’, wordt niet voorzien in bepalingen over officiële controles aangezien daarin dient te worden voorzien in het kader van de voorgestelde horizontale wetgeving over officiële controles. Zelfs indien die voorgestelde nieuwe horizontale regels over officiële controles niet op hetzelfde ogenblik als deze verordening in werking zouden treden, kan de Commissie krachtens de bestaande horizontale regels over officiële controles evenwel een gelijkwaardig controleniveau aanhouden.
- (170)
De bepalingen van de in overweging 167 bedoelde wetgevingshandelingen moeten worden vervangen door deze verordening en door handelingen die de Commissie krachtens deze verordening later zal vaststellen. Derhalve dienen die wetgevingshandelingen te worden ingetrokken. Om echter juridische duidelijkheid te waarborgen en te voorkomen dat er een juridisch vacuüm ontstaat, mag de intrekking in eerste instantie slechts van kracht worden wanneer de respectieve gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op grond van deze verordening zijn vastgesteld. Daarom moet de Commissie bevoegd zijn te bepalen op welke data de intrekking van deze wetgevingshandelingen van kracht wordt, waarbij de uiterste datum door de wetgever wordt bepaald.
- (171)
De volgende handelingen van de Raad op het gebied van diergezondheid zijn achterhaald en dienen ter wille van de duidelijkheid van de wetgeving van de Unie uitdrukkelijk te worden ingetrokken: Beschikking 78/642/EEG van de Raad (53), Richtlijn 79/110/EEG van de Raad (54), Richtlijn 81/6/EEG van de Raad (55), Beschikking 89/455/EEG van de Raad (56), Richtlijn 90/423/EEG van de Raad (57), Beschikking 90/678/EEG van de Raad (58), Richtlijn 92/36/EEG van de Raad (59), Richtlijn 98/99/EG van de Raad (60).
- (172)
De voorschriften van deze verordening mogen pas van toepassing worden zodra de Commissie alle belangrijke gedelegeerde en uitvoeringshandelingen krachtens deze verordening heeft vastgesteld, waarbij de lidstaten en de exploitanten tussen de datum van vaststelling van de belangrijke handelingen en de datum van toepassing ervan beschikken over een periode van 24 maanden om zich naar behoren aan de nieuwe regels aan te passen. Daarnaast moet de Commissie beschikken over een termijn van ten minste 36 maanden om de nieuwe regels op te stellen.
- (173)
Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen met betrekking tot de toepassing van regels inzake de identificatie en registratie van dieren en ziektebestrijdingsmaatregelen voor bepaalde dierziekten en zoönosen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de datum waarop Verordening (EG) nr. 21/2004 en de Richtlijnen 92/66/EEG, 2000/75/EG, 2001/89/EG, 2002/60/EG, 2003/85/EG, 2005/94/EG en 2008/71/EG niet langer van kracht zijn, waarbij in deze verordening de uiterste datum moet worden opgenomen.
- (174)
Overeenkomstig de preventieve aanpak op diergezondheidsgebied die met deze verordening wordt gevolgd, dienen de bijzondere maatregelen betreffende salmonella die vóór 20 april 2016 van toepassing waren op naar Finland en Zweden verzonden levende dieren, van toepassing te blijven, en dient Verordening (EG) nr. 2160/2003 dienovereenkomstig te worden aangepast.
- (175)
Gelet op de recente vaststelling van Verordening (EU) nr. 576/2013, is het wenselijk om te voorzien in een lange overgangsperiode voordat de overeenkomstige regels als vervat in deze verordening van toepassing worden.
- (176)
De uitvoeringsbevoegdheden waarin deze verordening voorziet, moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (61).
- (177)
Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (178)
Deze verordening mag niet leiden tot onevenredige administratieve lasten of economische gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen. Uitgaande van overleg met de belanghebbenden wordt in deze verordening rekening gehouden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen. Een eventuele algehele afwijking van de voorschriften van deze verordening voor die ondernemingen is niet in overweging genomen, gezien de doelstellingen van algemeen belang om de diergezondheid en de volksgezondheid te beschermen. Met betrekking tot de afzonderlijke voorschriften van deze verordening moet echter worden voorzien in een aantal afwijkingen voor dergelijke ondernemingen, rekening houdend met de betrokken risico's.
- (179)
Daar de doelstellingen van deze verordening, met name de vaststelling van regels inzake diergezondheid voor dieren, levende producten, producten van dierlijke oorsprong, dierlijke bijproducten en afgeleide producten, voor zover zij niet vallen onder specifieke regels in andere Uniewetgeving, en voor ander materiaal dat bij de verspreiding van overdraagbare dierziekten kan zijn betrokken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt door middel van een gemeenschappelijk en gecoördineerd rechtskader voor diergezondheid, kan de Unie maatregelen nemen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 170 van 5.6.2014, blz. 104.
Standpunt van het Europees Parlement van 15 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 14 december 2015.
Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).
Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13).
Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).
Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).
Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PB L 303 van 18.11.2009, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31).
Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1).
Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14).
Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).
Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64).
Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19).
Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1).
Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).
Beschikking 92/438/EEG van de Raad van 13 juli 1992 betreffende de informatisering van de veterinaire procedures bij invoer (Shift-project), tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG, 91/496/EEG en 91/628/EEG alsmede Beschikking 90/424/EEG, en tot intrekking van Beschikking 88/192/EEG (PB L 243 van 25.8.1992, blz. 27).
Beschikking 2003/24/EG van de Commissie van 30 december 2002 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem (PB L 8 van 14.1.2003, blz. 44).
Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63).
Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37).
Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose, tuberculose en leukose bij runderen (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 44).
Richtlijn 78/52/EEG van de Raad van 13 december 1977 tot vaststelling van de communautaire criteria voor de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose, tuberculose en endemische leukose bij runderen (PB L 15 van 19.1.1978, blz. 34).
Richtlijn 80/1095/EEG van de Raad van 11 november 1980 houdende voorschriften welke ertoe strekken het grondgebied van de Gemeenschap vrij van klassieke varkenspest te maken en te houden (PB L 325 van 1.12.1980, blz. 1).
Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58).
Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10).
Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PB L 302 van 19.10.1989, blz. 1).
Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).
Beschikking 91/666/EEG van de Raad van 11 december 1991 betreffende de vorming van communautaire reserves van mond-en-klauwzeervaccins (PB L 368 van 31.12.1991, blz. 21).
Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest (PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19).
Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1).
Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49).
Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69).
Beschikking 95/410/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van de voorschriften voor de steekproefsgewijze microbiologische test in de inrichting van oorsprong van slachtpluimvee met als bestemming Finland en Zweden (PB L 243 van 11.10.1995, blz. 25).
Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74).
Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40).
Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5).
Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).
Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).
Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321).
Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).
Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (PB L 213 van 8.8.2008, blz. 31).
Verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
Beschikking 78/642/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende gezondheidsmaatregelen ten aanzien van de Republiek Botswana (PB L 213 van 3.8.1978, blz. 15).
Richtlijn 79/110/EEG van de Raad van 24 januari 1979 houdende machtiging van de Italiaanse Republiek om de kennisgeving en de tenuitvoerlegging van de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose en tuberculose bij runderen uit te stellen (PB L 29 van 3.2.1979, blz. 24).
Richtlijn 81/6/EEG van de Raad van 1 januari 1981 waarbij de Helleense Republiek wordt toegestaan de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose en tuberculose bij runderen mede te delen en ten uitvoer te leggen (PB L 14 van 16.1.1981, blz. 22).
Beschikking 89/455/EEG van de Raad van 24 juli 1989 tot instelling van een communautaire actie betreffende het opzetten van proefprojecten voor de bestrijding van rabiës met het oog op de uitroeiing of de voorkoming daarvan (PB L 223 van 2.8.1989, blz. 19).
Richtlijn 90/423/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot wijziging van Richtlijn 85/511/EEG tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 13).
Beschikking 90/678/EEG van de Raad van 13 december 1990 houdende erkenning van bepaalde delen van het grondgebied van de Gemeenschap als officieel vrij van varkenspest of vrij van varkenspest (PB L 373 van 31.12.1990, blz. 29).
Richtlijn 92/36/EEG van de Raad van 29 april 1992 houdende wijziging, ten aanzien van paardepest, van Richtlijn 90/426/EEG tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PB L 157 van 10.6.1992, blz. 28).
Richtlijn 98/99/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging van Richtlijn 97/12/EG tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 107).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).