Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/800
EEX-Verordening. Bevoegdheid. Art. 22, punt 1; exclusieve bevoegdheid; geschillen inzake zakelijke rechten op onroerende goederen; aard van verkooprecht. Art. 27, lid 1; litispendentie; begrip vorderingen tussen dezelfde partijen en met hetzelfde onderwerp; verband tussen art. 22, punt 1, en art. 27, lid 1; beoordelingscriteria voor aanhouding uitspraak.
HvJ EU 03-04-2014, ECLI:EU:C:2014:212 (Irmengard Weber/Mechthilde Weber)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
3 april 2014
- Magistraten
M. Ilešič, C.G. Fernlund, A. Ó Caoimh, C. Toader, E. Jarašiūnas
- Zaaknummer
C-438/12
- Conclusie
A-G N. Jääskinen
- Roepnaam
Irmengard Weber/Mechthilde Weber
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2014:212, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 03‑04‑2014
- Wetingang
Art. 22 punt 1 en art. 27 lid 1 Verordening (EG) nr. 44/2001 (EEX-Verordening)
Essentie
Irmengard Weber tegen Mechthilde Weber
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door het Oberlandesgericht München (Duitsland) bij beslissing van 16 februari 2012.
EEX-Verordening. Bevoegdheid. Art. 22, punt 1; exclusieve bevoegdheid; geschillen inzake zakelijke rechten op onroerende goederen; aard van verkooprecht. Art. 27, lid 1; litispendentie; begrip vorderingen tussen dezelfde partijen en met hetzelfde onderwerp; verband tussen art. 22, punt 1, en art. 27, lid 1; beoordelingscriteria voor aanhouding uitspraak.
Art. 22, punt 1, EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat de in die bepaling bedoelde categorie van gedingen inzake ‘zakelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.