ABRvS, 25-04-2012, nr. 201110522/1/A1
ECLI:NL:RVS:2012:BW3860
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-04-2012
- Zaaknummer
201110522/1/A1
- LJN
BW3860
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BW3860, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑04‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast de in afwijking van de bij besluit van 14 december 2006 verleende bouwvergunning verrichte werkzaamheden aan het pand op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] ongedaan te maken door het pand terug te brengen in de staat waarin het verkeerde voor de werkzaamheden, dan wel aan te passen conform de verleende bouwvergunning.
Partij(en)
201110522/1/A1.
Datum uitspraak: 25 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Leiden,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2011 in zaak nr. 09/708 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college [appellante] onder oplegging van een dwangsom gelast de in afwijking van de bij besluit van 14 december 2006 verleende bouwvergunning verrichte werkzaamheden aan het pand op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] ongedaan te maken door het pand terug te brengen in de staat waarin het verkeerde voor de werkzaamheden, dan wel aan te passen conform de verleende bouwvergunning.
Bij besluit van 10 december 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 18 december 2007, onder verlenging van de begunstigingstermijn tot vier weken na de dag waarop dit besluit is verzonden.
Bij uitspraak van 26 augustus 2011, verzonden op 29 augustus 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 september 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 oktober 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. J. Geelhoed, advocaat te Naaldwijk, en het college, vertegenwoordigd door W.B.A. Mullink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
De last heeft uitsluitend betrekking op de in afwijking van de bij besluit van 14 december 2006 verleende bouwvergunning verrichte werkzaamheden aan het pand op de percelen [locatie 1] en [locatie 2].
2.2.
[appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan haar betoog, dat zij geen eigenaar is van de boven de winkelruimte gelegen woning en dus ook niet van de toegangsdeur naar die woning. Het ligt daarom niet in haar macht de in afwijking van de bouwvergunning verrichte werkzaamheden aan die deur ongedaan te maken.
2.2.1.
Als overtreder in de zin van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet worden aangemerkt degene die het te handhaven voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Een last onder dwangsom kan uitsluitend worden opgelegd aan de overtreder die het in zijn macht heeft de last uit te voeren, dat wil zeggen de overtreder die in staat is de last uit te voeren.
Niet in geschil is dat [appellante] in afwijking van de aan haar verleende bouwvergunning werkzaamheden heeft uitgevoerd aan voormelde deur. Zij kan dan ook als overtreder van het in artikel 40 van de Woningwet vervatte verbod worden aangemerkt en aan haar kon de last onder dwangsom worden opgelegd. Dat niet zij, maar een vereniging van eigenaren waarvan zij lid is, eigenaar is van de boven de winkelruimte gelegen woning en van de toegangsdeur naar die woning, staat in dit geval niet aan het opleggen van de last onder dwangsom in de weg. Niet is gebleken dat [appellante] het niet in haar macht heeft om de overtreding te beëindigen. Aangezien zij de bouwvergunning heeft aangevraagd en gekregen en de wijziging aan de toegangsdeur heeft uitgevoerd in afwijking van de bouwvergunning, bestaat geen grond voor het oordeel, dat het college er niet van heeft mogen uitgaan dat zij deze wijziging, al dan niet met toestemming van de vereniging van eigenaren, ongedaan kan maken, dan wel aan kan passen overeenkomstig de in 2006 verleende bouwvergunning.
2.3.
De overige door [appellante] in haar hogerberoepschrift aangevoerde gronden, heeft zij ter zitting van de Afdeling laten vallen, zodat deze geen bespreking meer behoeven.
2.4.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2012
- 473.