Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee, van 12 Augustus 1949
Artikel 43
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 73 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 73 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De vaartuigen, bedoeld in de artikelen 22, 24, 25 en 27, moeten van de volgende kentekenen voorzien zijn:
- a.
alle uitwendige oppervlakten moeten wit zijn;
- b.
één of meer donkerrode kruizen, zo groot mogelijk, moeten aan iedere zijde van de romp en op de horizontale oppervlakten op zodanige wijze worden aangebracht, dat zij zo duidelijk mogelijk van de zee af en uit de lucht zichtbaar zijn.
2.
Alle hospitaalschepen zullen zich kenbaar maken door het hijsen van hun nationale vlag en voorts, indien zij behoren tot een onzijdige Staat, van de vlag van de Partij bij het conflict, onder wier leiding zij zich hebben gesteld. Een witte vlag met een rood kruis moet zo hoog mogelijk aan de grote mast worden gevoerd.
3.
Reddingboten van hospitaalschepen, kustreddingboten en alle kleine vaartuigen, in gebruik bij de Geneeskundige Dienst, zullen wit geschilderd zijn met duidelijk zichtbare donkerrode kruizen en zullen, in het algemeen, op dezelfde wijze van kentekenen voorzien zijn als hierboven voor hospitaalschepen is voorgeschreven.
4.
Bovengenoemde schepen en vaartuigen welke zich des nachts en bij beperkt zicht willen verzekeren van de bescherming waarop zij recht hebben, moeten, met toestemming van de Partij bij het conflict, onder wier gezag zij staan, de nodige maatregelen nemen om hun kleuren en kentekenen voldoende te doen uitkomen.
5.
Hospitaalschepen welke krachtens artikel 31 tijdelijk door de vijand worden aangehouden, moeten de nationale vlag van de Partij bij het conflict, in wier dienst zij staan of onder wier leiding zij zich hebben gesteld, strijken.
6.
Aan kustreddingboten welke met toestemming van de bezettende Mogendheid haar werkzaamheden van een bezette basis uit voortzetten, kan worden toegestaan, dat zij haar nationale vlag naast een rode kruis vlag blijven voeren, wanneer zij afwezig zijn van haar basis, behoudens voorafgaande kennisgeving aan alle betrokken Partijen bij het conflict.
7.
Alle bepalingen in dit artikel welke het rode kruis embleem betreffen, zijn eveneens van toepassing op de andere in artikel 41 genoemde emblemen.
8.
De Partijen bij het conflict moeten er te allen tijde naar streven overeenkomsten te sluiten, ten einde de modernste methoden welke te harer beschikking staan, te gebruiken om de herkenning van de in dit artikel bedoelde vaartuigen te vergemakkelijken.