Rb. Midden-Nederland, 14-08-2019, nr. 7101498 / MC EXPL 18-6226 van
ECLI:NL:RBMNE:2019:4347
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
14-08-2019
- Zaaknummer
7101498 / MC EXPL 18-6226 van
- Vakgebied(en)
Huurrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2019:4347, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland (Kamer voor kantonzaken Almere), 14‑08‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBMNE:2019:4291, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 08‑05‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Tussenuitspraak)
- Vindplaatsen
WR 2019/153 met annotatie van M.F.A. Evers
Uitspraak 14‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Beëindigingsdatum van de exploitatieovereenkomst/huurovereenkomst wordt vastgesteld op 31 maart 2020. Criteria benoemd voor vaststelling verhuiskostenvergoeding: a) Er is sprake van een tegemoetkoming, niet van een volledige vergoeding van deze kosten. b) De werkelijke (te verwachten) kosten moeten door [gedaagde] aannemelijk gemaakt zijn. c) Het gaat om kosten, die [gedaagde] heeft (of verwacht te) moeten maken om te verhuizen en zich elders in te richten. d) In aanmerking komen in beginsel níet de kosten om het nieuwe pand en de inrichting daarvan te laten voldoen aan nieuw te stellen eisen ten opzichte van de oude situatie. e) In aanmerking komen in beginsel wél de benodigde aanpassingen/aansluitingen van de meeverhuisde spullen, zoals verhuizing van computersystemen, telefonie, aansluiting apparatuur waaronder plaatsing van werkbanken en takels etc. f) In aanmerking komen níet de inrichtingskosten die verband houden met een aanmerkelijk grotere oppervlakte van het nieuwe pand. g) In aanmerking komen níet verbouwingskosten van het nieuwe pand, althans hoogstens in zeer beperkte mate, te weten voor zover deze kosten onder de inrichtingskosten in bovenvermelde zin gerekend kunnen worden. h) Er dient een aftrek plaats te vinden van ‘nieuw’ voor oud’. De inventaris van het gehuurde is waarschijnlijk al langdurig in gebruik en mogelijk afgeschreven. i) Van “exacte wetenschap”, in die zin dat tot op de cent nauwkeurig kan worden berekend welke kosten wel en welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en zo ja tot welk percentage, is geen sprake. i) [gedaagde] dient aannemelijk te maken dat de bedrijfsvoering elders zal worden voortgezet. Kantonrechter stelt [gedaagde] in de gelegenheid bij akte haar standpunt nader te onderbouwen en bepaalt een comparitie tot na de ontruimingsdatum van 31 maart 2020. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2019:4291)
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel rechtkantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 14 augustus 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7101498 / MC EXPL 18-6226 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidNS FIETS B.V., gevestigd te Arnhem, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna ook te noemen: NS Fiets, gemachtigde mr. J.M. Heikens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde] B.V. , gevestigd te [vestigingsplaats 1] , gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] , gemachtigde mr. F.J.P. Delissen.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 8 mei 2019
- -
de akte aan de zijde van [gedaagde]
- -
de akte aan de zijde van NS Fiets.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 8 mei 2019 is overwogen. Bij tussenvonnis van 8 mei 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat NS Fiets aannemelijk heeft gemaakt het verhuurde in duurzaam gebruik te willen nemen en zij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik. NS Fiets is vervolgens in de gelegenheid gesteld op voorhand kenbaar te maken of zij afstand doet van haar intrekkingsrecht ex artikel 7:297 lid 2 BW. Bij akte heeft NS Fiets afstand gedaan van haar intrekkingsrecht, zodat thans het tijdstip van het einde van de huur/exploitatieovereenkomst en de ontruiming dient te worden vastgesteld.
2.2.
De kantonrechter stelt de beëindigingsdatum van de (huur)overeenkomst vast op 31 maart 2020. De door NS Fiets gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.3.
Bij tussenvonnis van 8 mei 2019 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld bij akte feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan al dan niet een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten moet worden vastgesteld. [gedaagde] heeft bij akte aangevoerd dat zij voornemens is haar onderneming op een andere locatie voort te zetten. [gedaagde] meent gelet op alle omstandigheden zoveel mogelijk voor een volledige kostenvergoeding in aanmerking te komen. [gedaagde] stelt dat de te verwachten verhuiskosten is te begroten op een bedrag van € 15.000,00, de kosten die gemoeid zijn met een verhuizingscampagne wordt geschat op € 40.937,63, de herinrichtingskosten wordt begroot op een bedrag van € 145.771,97. [gedaagde] maakt dan ook aanspraak op een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten van totaal € 202.692,10. Ter onderbouwing van haar begroting verwijst [gedaagde] naar de indertijd gemaakte kosten na verhuizing van [gedaagde] te [vestigingsplaats 2] in 2014 (verhuizingscampagne) en de offerte voor de kosten van inrichting van [gedaagde] [vestigingsplaats 3] in 2009. [gedaagde] heeft die kosten vervolgens geïndexeerd naar eind 2019.
2.4.
NS Fiets heeft zich op het standpunt gesteld dat zo er al een vergoeding moet worden toegekend dit uitsluitend onder de voorwaarde dient te geschieden dat [gedaagde] een nieuwe locatie daadwerkelijk binnen een termijn van zes maanden in gebruik neemt. Voor toekenning van een volledige vergoeding is volgens NS Fiets geen plaats, het gaat slechts om een tegemoetkoming. De beëindiging van een huurovereenkomst behoort nu eenmaal tot het bedrijfsrisico. Het gaat in het onderhavig geval om een gemengde overeenkomst, terwijl ten aanzien van het commerciële gedeelte nooit een marktconforme huurprijs is betaald. De gevorderde vergoeding is volgens NS Fiets onvoldoende onderbouwd. Onduidelijk is gebleven waarop de fysieke verhuiskostenvergoeding van € 15.000,00 op is gebaseerd. De kostenbegroting voor communicatie van ruim € 39.000,00, gebaseerd op een aantal facturen van [bedrijfsnaam 1] (verhuizing 2014 [vestigingsplaats 2] ) zijn exorbitant hoog en niet noodzakelijk, afgezien dat kanttekeningen worden geplaatst in hoeverre deze kosten toen daadwerkelijk zijn gemaakt. De begroting van de kosten voor herinrichting op een nieuwe locatie voor € 119.085,78 is gebaseerd op de herinrichting in [vestigingsplaats 3] (2009), maar lijkt te zien op een turnkey inrichting zonder dat rekening is gehouden met de al bestaande inventaris en inrichting en zonder dat een correctie voor nieuw naar oud is toegepast, afgezien nog van het feit dat het hier uitsluitend gaat om een offerte. NS Fiets concludeert tot afwijzing van de vordering.
2.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
2.6.
Art. 7:297 BW biedt de huurder van winkelruimte ongeacht de grond voor opzegging een aanspraak op een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. Volgens de parlementaire geschiedenis merkt de wetgever op dat ‘de regeling niet dwingt tot een volledig kostenvergoeding. Op de huurder rust de stelplicht dat het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf wordt verplaatst en de daarmee gemoeide kosten. De huurder die zijn bedrijf niet werkelijk verplaatst, heeft geen aanspraak op de tegemoetkoming.
Uit de jurisprudentie volgt voorts dat huurder het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf binnen zekere tijd en binnen een zekere straal van het toenmalige gehuurde dient voort te zetten. Omdat de huurder zich vaak verzet tegen de opzegging van de huur, zoals ook in onderhavig geval, heeft de verhuizing op het moment van het vonnis niet plaatsgevonden en zullen de daadwerkelijke kosten van verhuizing niet bekend zijn. De rechter heeft dan een grote mate van vrijheid bij begroting van de kosten in het algemeen. Van de huurder mag evenwel verwacht worden dat hij met offertes of anderszins aannemelijk maakt welke kosten hij zal moeten maken. De verhuurder kan deze kosten vervolgens gemotiveerd
betwisten.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat nog onvoldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] haar bedrijf elders zal voortzetten en voorts dat de gevorderde verhuis- en inrichtingsvergoeding door [gedaagde] nog onvoldoende concreet is onderbouwd. De kantonrechter is wel van oordeel dat voorshands aannemelijk is dat [gedaagde] , indien zij overgaat tot verplaatsing van haar bedrijf, kosten zal moeten maken die voor vergoeding in aanmerking komen. De door [gedaagde] ter onderbouwing van haar vordering overgelegde stukken bieden thans nog onvoldoende houvast op tot een begroting van een eventueel toe te wijzen vergoeding te komen. Zo ontbreekt een offerte voor de fysieke verhuizing, en moet het daarvoor opgevoerde bedrag van € 15.000,00 als een grove schatting te worden gezien. De door [gedaagde] gepresenteerde facturen van [bedrijfsnaam 1] met betrekking tot de promotie van [achternaam] [vestigingsplaats 2] kunnen zonder nadere toelichting omtrent de noodzaak van een dergelijke (dure) campagne niet als leidraad worden gehanteerd voor een vergoeding van kosten. Hetzelfde geldt voor de offerte van [bedrijfsnaam 2] met betrekking tot de inrichting van de nieuw betrokken locatie [vestigingsplaats 3] , die lijkt te zien op een volledige nieuwe inrichting van de winkel.
2.8.
Artikel 7:297 BW gaat immers uit van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten; dit is iets anders dan een volledige vergoeding van de verhuis- en inrichtingskosten, die [gedaagde] kennelijk voorstaat, afgezien nog van het feit dat afwijking van bovengenoemd uitgangspunt onvoldoende door [gedaagde] is gemotiveerd.
Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming zijn de volgende gezichtspunten dan ook van belang:
a. a) Er is sprake van een tegemoetkoming, niet van een volledige vergoeding van deze kosten.
b) De werkelijke (te verwachten) kosten moeten door [gedaagde] aannemelijk gemaakt zijn.
c) Het gaat om kosten, die [gedaagde] heeft (of verwacht te) moeten maken om te verhuizen en zich elders in te richten.
d) In aanmerking komen in beginsel níet de kosten om het nieuwe pand en de inrichting daarvan te laten voldoen aan nieuw te stellen eisen ten opzichte van de oude situatie.
e) In aanmerking komen in beginsel wél de benodigde aanpassingen/aansluitingen van de meeverhuisde spullen, zoals verhuizing van computersystemen, telefonie, aansluiting apparatuur waaronder plaatsing van werkbanken en takels etc.
f) In aanmerking komen níet de inrichtingskosten die verband houden met een aanmerkelijk grotere oppervlakte van het nieuwe pand.
g) In aanmerking komen níet verbouwingskosten van het nieuwe pand, althans hoogstens in zeer beperkte mate, te weten voor zover deze kosten onder de inrichtingskosten in bovenvermelde zin gerekend kunnen worden.
h) Er dient een aftrek plaats te vinden van ‘nieuw’ voor oud’. De inventaris van het gehuurde is waarschijnlijk al langdurig in gebruik en mogelijk afgeschreven.
i. i) Van “exacte wetenschap”, in die zin dat tot op de cent nauwkeurig kan worden berekend welke kosten wel en welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en zo ja
tot welk percentage, is geen sprake.
i. i) [gedaagde] dient aannemelijk te maken dat de bedrijfsvoering elders zal worden voortgezet.
2.9.
Indien huurder zijn kosten niet met (concrete) offertes onderbouwt, heeft de kantonrechter de keuze om de vordering in het geheel af te wijzen of om de kosten op abstracte wijze te schatten. Zoals hierboven overwogen heeft [gedaagde] de kantonrechter thans nog onvoldoende handvatten gegeven op grond waarvan tot een abstracte wijze van begroting/schatting kan worden gekomen. Nu evenwel aannemelijk is dat [gedaagde] bij een verplaatsing naar een andere locatie kosten zal moeten maken, zal [gedaagde] alsnog in de gelegenheid worden gesteld haar vordering aan te passen c.q. te onderbouwen. De kantonrechter ziet aanleiding de behandeling van deze zaak aan te houden tot na het moment van ontruiming en tevens te bepalen dat een comparitie van partijen zal worden gelast voor het beproeven van een minnelijke regeling.
In reconventie
2.10.
Gelet op de inhoud van het tussenvonnis van 8 mei 2019 komt de kantonrechter niet meer toe aan bespreking van de voorwaardelijk ingestelde vordering in reconventie.
3. De beslissing
De kantonrechter
stelt vast dat de huur/exploitatieovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de fietsstalling c.a. te [vestigingsplaats 1] eindigt op 31 maart 2020;
veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte annex fietsenstalling te [vestigingsplaats 1] met al degenen die en al hetgeen zich daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, uiterlijk op 31 maart 2020 te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels te vrije beschikking van NS Fiets te stellen en om deze vervolgens verlaten en ontruimd te houden;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de ontruiming indien [gedaagde] in gebreke blijft tot ontruiming over te gaan onder de door NS Fiets te overleggen facturen/bescheiden van die kosten.
beveelt partijen, in persoon (rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd), desgewenst vergezeld van een gemachtigde, om voor de kantonrechter te verschijnen in verband met het geven van inlichtingen op een nader, in overleg met partijen, vast te stellen dag en tijdstip;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 4 september 2019 te 9.30 uur; op deze rolzitting hoeven partijen niet te verschijnen;
bepaalt dat beide partijen voor of uiterlijk op de hiervoor vermelde rolzitting schriftelijk aan de rechtbank, sector handel en kanton, kunnen opgeven op welke dagen zij in de periode van 1 april 2020 tot 1 juni 2020 verhinderd zijn; daarvoor gelden de volgende regels:
- bij de opgave dienen partijen ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop de comparitie zou kunnen plaatsvinden;
- indien partijen bij hun opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen vrij laten, zal de comparitie kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel;
- vervolgens zal een datum en tijdstip voor de comparitie worden bepaald;
- indien partijen geen gebruik maken van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven zal de kantonrechter een datum bepalen waarvan dan in beginsel geen uitstel meer mogelijk is;
- voor het opgeven van verhinderdata zal geen uitstel worden verleend;
bepaalt voorts dat de comparitie in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
draagt [gedaagde] op om bij akte de in rechtsoverweging 2.8 en 2.9 verzochte informatie / stukken uiterlijk twee weken vóór de zittingsdatum aan de kantonrechter en aan de wederpartij toe te zenden;
biedt aan NS Fiets de gelegenheid bij akte daar uiterlijk één week voor de zittingsdatum op te reageren onder toezending van een exemplaar aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2019.
Uitspraak 08‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Verzoek tot vaststelling van datum beëindiging exploitatie/huurovereenkomst van de fietsenstalling/winkel bij NS station te [vestigingsplaats]. (zie ook eerder geschil omrent de kwalificatie van de overeenkomst tussen NS en Fietspoint (ECLI:NL:RBMNE:2017:6219) Te korte opzegtermijn door conversie rechtsgeldig tegen 31 december 2017. Dringend eigen gebruik aangenomen Zaak aangehouden in verband met vaststelling verhuiskostenvergoeding. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2019:4347)
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel rechtkantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 8 mei 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7101498 / MC EXPL 18-6226 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidNS FIETS B.V., gevestigd te Arnhem, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna ook te noemen: NS Fiets, gemachtigde mr. J.M. Heikens,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde] B.V. , gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] , gemachtigde mr. F.J.P. Delissen.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie
- -
de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens akte houdende inbreng producties
- -
de conclusie van dupliek tevens akte uitlating producties
- -
de conclusie van dupliek in reconventie tevens akte houdende overlegging van producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 3 december 1990 heeft Servex B.V. met [A] een ‘exploitatie-overeenkomst stationsfietsenstalling’ [vestigingsplaats] gesloten. Servex B.V. is een vennootschap die enige tijd geleden is opgegaan in NS Stations Retailbedrijf. NS Fiets is een volle dochteronderneming van NS Stations. Binnen het concern van NS Groep N.V. heeft NS Fiets als opdracht het verbeteren, stimuleren en uitbreiden van de verbindingen tussen reizigersvervoer per trein en andere vormen van (openbaar) vervoer. Een onderdeel van die taakstelling betreft het beheer van stationsfietsenstallingen.
2.2.
De exploitatieovereenkomst bevat de volgende relevante bepalingen:
“Artikel 1.
Servex verleent aan exploitant, gelijk exploitant van Servex aanneemt, het recht tot exploitatie van de stationsfietsen— stalling te [vestigingsplaats] , mede omvattend het gebruik, ten behoeve van deze exploitatie, van de navolgende ruimten:
a. stalling t.b.v. fietsen, bromfietsen en motoren;
b. bewaardersverblijf, werkplaats, showroom, toilet, bagagedepot, kantoor, magazijn;
alsmede andere ruimten, indien en zodra zij daartoe door Servex aan exploitant ter beschikking zijn gesteld.
Artikel 2.
1. Exploitant verbindt zich voor het recht tot exploitatie van de in de overeenkomst genoemde stationsfietsenstalling na het einde van het lopende kalenderjaar te voldoen een bedrag gelijk aan het saldo van de netto-ontvangsten, vermeerderd met de door hem verschuldigde concessie ad f 7.442,-— per kalenderjaar verminderd met de personeelskosten en de door Servex verschuldigde bijdrage in de diverse exploitatiekosten ad f 6.500,-- per kalenderjaar onder verrekening van de in art. 3 bedoelde voorschotten.
2. Servex verbindt zich, indien het in artikel 2 lid 1 berekende saldo negatief is, aan liet einde van het lopende kalenderjaar te voldoen een bedrag gelijk aan dit negatieve saldo onder verrekening van de in art. 3 bedoelde voorschotten.(..)”
Artikel 3.
1. Exploitant dan wel Servex, is verplicht maandelijks als voorschot bij vooruitbetaling te voldoen 1/12 gedeelte van het in artikel 2 lid 1, dan wel in artikel 2 lid 2 bedoelde saldo dat voor de duur van deze overeenkomst f 21.492,-- bedraagt onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
2. Indien partijen een nieuwe overeenkomst als bedoeld in artikel 5 sluiten zal alsdan het maandelijks verschuldigde bedrag gelijk zijn aan 1/12 gedeelte van het in artikel 2 bedoelde saldo dat is begroot volgens de formule (a+b) — (c+d), waarin
a. gelijk is aan de netto ontvangsten (zijnde de bewaargelden exclusief de BTW) over het tijdvak 4e kwartaal vorig jaar tot en met 3e kwartaal van dit jaar, eventueel vermeerderd met een tariefsverhoging;
b. gelijk is aan de concessievergoeding voor het recht van reparatie, verkoop en verhuur van fietsen ten bedrage van f 7.442,—— ;
c. gelijk is aan de bijdrage in de exploitatiekosten verschuldigd door Servex ad f 6.500,-— en
d. gelijk is aan de salarissen personeel voor 2 vaste werknemers en voor 40.00 uren losse werknemers volgens de CAO (inclusief de toeslagen voor weekeinden en feestdagen).
3. Het ingevolge dit artikel verschuldigde bedrag wordt na afloop van het tweede kwartaal aan de hand van de in deze twee kwartalen behaalde netto—ontvangsten zo nodig bijgesteld.
Artikel 4.
Voor zover daarvan niet is afgeweken in artikel 6, zijn op deze overeenkomst van toepassing de Algemene Voorwaarden voor de Exploitatie van Stationsfietsenstallingen, hierna te noemen “Algemene Voorwaarden”, waarvan exploitant verklaart een exemplaar te hebben ontvangen.
Artikel 5.
1. Deze overeenkomst vangt aan op 1 januari 1991 en eindigt, onverminderd liet bepaalde in de artikelen 5 en 6 van de Algemene Voorwaarden, op 31 december 1991.
2. Desgevraagd zal Servex zich, uiterlijk 6 maanden voor de in lid 1 genoemde datum waarop de overeenkomst eindigt, uitspreken over het al of niet aangaan van een nieuwe overeenkomst met exploitant op dezelfde voorwaarden als in deze overeenkomst opgenomen.(..)”
2.3.
De Algemene voorwaarden bevat de volgende relevante bepalingen:
“Artikel 5.
Servex is - onverminderd de verplichting van exploitant (in privé) tot vergoeding van kosten, schaden en interessen (de kosten in verband met de aanstelling van een tijdelijke beheerder en/of een nieuwe exploitant daaronder begrepen) - gerechtigd de overeenkomst door schriftelijke opzegging met opgave van reden tegen elke gewenste datum te beëindigen, indien exploitant:
a. in strijd met de overeenkomst handelt;
b. naar het oordeel van Servex onvoldoende blijk geeft van vakbekwaamheid en/of te kortschiet in de ontwikkeling van het bedrijf en/of de verlening van dienstbetoon aan het reizend publiek;
c. onjuiste inlichtingen verstrekt omtrent de exploitatie in de ruimste zin of zijn administratie en/of boekhouding de resultaten van de exploitatie onjuist weergeven;
d. zich aan wangedrag schuldig maakt of de belangen van NS en/of Servex schaadt;
e. in staat van faillissement verkeert, surséance van betaling heeft aangevraagd en niet in staat moet worden geacht om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen;
f. een langere periode niet in staat is geweest de exploitatie persoonlijk te leiden.(..)”
2.4.
Partijen zijn op 1 december 2009 een modelovereenkomst NS OV-fiets aangegaan, waarbij in de considerans van de overeenkomst is opgenomen dat met deze overeenkomst een gemengde overeenkomst is beoogd van opdracht c.q. van lastgeving als bedoeld in artikel 7:400 en artikel 7:414 BW in combinatie met een overeenkomst van bruikleen als bedoeld in artikel 7:1777 BW.
2.5.
Partijen hebben jaarlijks (aangepaste) beheerovereenkomsten gesloten.
2.6.
In samenspraak met NS Fiets c.s. en de Vereniging van StationsRijwielstallingsExploitanten (VSRE) is in 2007 een modelovereenkomst ‘van opdracht tot het verrichten van werkzaamheden van een rijwielstalling alsmede van huur van een rijwielshop’ opgesteld. Bij brief van 25 april 2012 met betrekking tot afspraken omtrent de renovatie is door NS Fiets c.s. medegedeeld dat na de verbouwing de door de VSRE goedgekeurde modelovereenkomst zal worden aangeboden en dat de huurprijs zal worden vastgesteld op basis van de in en uitstappers. De overeenkomst is uiteindelijk niet (definitief) tot stand gekomen. In de modelovereenkomst is het regime van artikel 7:290 BW van toepassing verklaard.
2.7.
Bij brief van 21 juni 2016, betekend op 29 juni 2016, heeft NS Fiets c.s. de overeenkomst(en) tussen partijen opgezegd tegen 31 december 2016 en de ontruiming aangezegd tegen 1 januari 2017:
“(..) NS fiets is bezig met een operatie, die gericht is op de landelijke invoering van een nieuw model met betrekking tot het beheer en de exploitatie van stationsfietsenstallingen. Wij willen binnenkort ook tot invoering van het nieuwe model overgaan in de stalling te [vestigingsplaats] . Daarvoor is vereist dat het beheer en de exploitatie, zoals die plaatsvinden in de huidige vorm, worden beëindigd.(..)”
Teneinde over de Juridische kwalificatie van de situatie geen misverstanden te laten ontstaan hecht ik eraan u te laten weten dat NS Fiets R.V. zich primair op het standpunt stelt dat voornoemde exploitatieovereenkomst als een overeenkomst van opdracht moet worden gezien, althans als een gemengde overeenkomst waarin het element van opdracht overheerst, zodat u geen beroep op wettelijke huurbescherming toekomt. (..)”
Voor zover u zich op het standpunt stelt sprake is van een huurovereenkomst die onder de werking valt van artikel 7:290 BW e.v., hetgeen dezerzijds eveneens uitdrukkelijk wordt betwist, zeg ik u hierbij, namens NS Fiets B.V., de exploitatieovereenkomst op. Eveneens tegen 31 december 2016, althans tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum. De opzegging geschiedt alsdan op grond van a) dringend eigen gebruik, aangezien NS fiets BV. in verband met de invoering van het nieuwe exploitatiemodel alsmede op grond van bedrijfseconomische redenen, bouwtechnische aspecten en/of transferdoeleinden, zelf over de stationsfietsenstalling dient te kunnen beschikken, en (b) op grond van het feit dat bij een redelijke afweging van de belangen van partijen de belangen van NS fiets bij beëindiging van de exploitatieovereenkomst prevaleren boven uw belangen bij verlenging van de overeenkomst.
Om iedere discussie te voorkomen zeg ik u hierbij aan dat ik tevens en voor zover nodig, handel als gevolmachtigde namens NS Stations BV. en NS Stations Retailbedrijf BV.. De opzegging geschiedt derhalve ook namens deze vennootschappen, voor zover nodig.(..)”
2.8.
Bij beschikking van 18 oktober 2017, naar aanleiding van een door [gedaagde] ingediend verzoekschrift ex artikel 7:230a BW, heeft de kantonrechter samengevat geoordeeld dat partijen met elkaar een overeenkomst hebben gesloten ten aanzien van de exploitatie van de stalling, waarbij de exploitant ook het recht kreeg (tegen een vergoeding) een deel van de ruimte te gebruiken voor ‘commerciële activiteiten’, omdat NS belang had bij een goede service ten behoeve van de stalling en belang had bij een beheerder die met haar commerciële activiteiten winst kon maken en daardoor de stallingactiviteiten kon en wilde uitvoeren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat een aanvullende en gelijkwaardige samenhang tussen de commerciële activiteiten en de stallingsactiviteiten bestaat. Bij de beoordeling welke (opzeggings)bepalingen dienen te prevaleren, die van opdracht/lastgeving of die van huur 290-bedrijfsruimte heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opzeggingsbepaling die het meeste bescherming biedt aan de exploitant/huurder voor dient te gaan. Dat betekent dat voor de opzegging van de exploitatieovereenkomst als geheel de bepalingen van art. 7:290 e.v. BW dienen te worden toegepast op grond waarvan [gedaagde] niet ontvankelijk is verklaard in haar verzoek.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
NS Fiets vordert in deze procedure, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het tijdstip
vast te stellen waarop de exploitatieovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de
fietsenstalling c.a. te [vestigingsplaats] zal eindigen,
- met vaststelling van het tijdstip van de ontruiming daarvan en met veroordeling van
[gedaagde] om de stationsfietsenstalling, met al degenen die en al hetgeen dat zich
daarin of daarop bevinden respectievelijk bevindt, voor of uiterlijk op het vastgestelde tijdstip van de ontruiming volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van NS Fiets te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden,
- zulks met machtiging aan eiser bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van NS [gedaagde] ;
- een en ander met veroordeling van NS [gedaagde] in de kosten van dit geding, te voldoen
binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis en — voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke
handelsrente daarover vanaf de 14e dag na dagtekening van het vonnis;
- en te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan,
waaronder de eventueel te maken ontruimingskosten op vertoon van de daartoe nodige, in dit vonnis te vermelden bescheiden op de voet van artikel 3:299 lid 3 BW.
Standpunt NS Fiets
3.2.
NS Fiets voert daartoe het volgende aan. NS Fiets heeft de exploitatleovereenkomst opgezegd op de wettelijke opzeggingsgronden ‘dringend eigen gebruik’ en de ‘open belangenafweging’ als bedoeld in art. 7:296 BW. De onderhavige vordering betreft de vaststelling van het tijdstip waarop de overeenkomst zal eindigen, zulks op de voet van artikel 7:295 lid 2 BW.
3.3.
NS Fiets heeft bij de opzegging van de exploitatieovereenkomst voldaan aan de wettelijke vereisten voor de opzegging van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte in de zin van art. 7:290 BW. De opzeggingsbrief van 21 juni 2016 is zowel per gewone post als per deurwaardersexploot aan [gedaagde] betekend. NS Fiets heeft tegen 31 december 2016 opgezegd en de ontruiming aangezegd tegen 1 januari 2017. De opzegging verliest haar werking niet als de vordering tot beëindiging wordt ingesteld na het tijdstip waartegen is opgezegd. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de 7:230a-procedure geruime tijd in beslag heeft genomen, alsook dat de door NS Fiets gedane opzegging op grond van de in art. 7:293 lid 2 BW dwingendrechtelijk voorgeschreven opzegtermijn van tenminste een jaar, moet worden geacht te zijn gedaan tegen 31 december 2017. Zo nodig doet NS Fiets uitdrukkelijk een beroep op conversie van art. 3:42 BW.
3.4.
NS Fiets doet een beroep op dringend eigen gebruik. Op grond van artikel 7:296 lid 1 aanhef en onder b en lid 4 juncto lid 3 BW dient de rechter de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst toe te wijzen indien de verhuurder aannemelijk maakt dat zij het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en zij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft. De vraag of een verhuurder het verhuurde dringend nodig heeft voor gebruik als bedoeld in artikel 7:296 lid 1 aanhef en onder b BW dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval zonder dat dit in deze fase van de beoordeling van de vordering niet mag leiden tot een belangenafweging. De verhuurder behoeft de dringendheid van het eigen gebruik slechts aannemelijk te maken.
3.5.
Ter onderbouwing van bovengenoemde grond voert NS Fiets het volgende aan. NS Fiets verzorgt een groot deel van het personenvervoer in Nederland. Onderdeel van haat taakstelling is het voorzien in fietsparkeergelegenheid bij stations. In de huidige opzet loopt de kwaliteit van de dienstverlening in den lande sterk uiteen, terwijl ook de werkwijze van stalling tot stalling verschilt. NS Fiets heeft thans onvoldoende invloed op de werkwijze en de kwaliteit van de dienstverlening. Van de bewaakte fietsenstallingen bij stations wordt weinig gebruik gemaakt en de waardering daarvoor is laag. Nabij stations worden in het openbaar gebied te veel fietsen geparkeerd. Gemeenten zien zich daardoor geconfronteerd met hoge handhavingskosten voor het opruimen van fout geplaatste fietsen en achtergelaten fietswrakken. In 2011 hebben de Rijksoverheid, gemeenten, NS Fiets en ProRail samen het ‘Actieplan fietsparkeren bij stations 20 12- 2020’ opgesteld. Daarmee werd voorzien in een doelgerichte aanpak van de groeiende vraag naar fietsparkeren bij stations. Tijdens de evaluatie van dit plan, in 2015, bleken de kosten per fietsparkeerplaats hoger dan begroot. In 2030 moeten 230.000 nieuwe plekken zijn gerealiseerd; met de in het Actieplan voorziene budgetten zouden slechts 132.000 plekken gerealiseerd kunnen worden. Geconcludeerd is daarom onder meer dat de kosten per parkeerplek verlaagd moeten worden en dat de opbrengsten moeten worden verhoogd. Dit betekent dat de fietsenstallingen efficiënter moeten worden ingericht en gebruikt, door het stimuleren van het gebruik van deelfietsen (de ov-fiets), door het gebruik van de commerciële ruimten (de ruimten waarin de exploitant van de stalling voor eigen rekening fietsen verkoopt, repareert en verhuurt) voor het stallen van fietsen (hetgeen betekent: de sluiting van de thans te [vestigingsplaats] bestaande winkel), door het verlagen van de exploitatiekosten en het inrichten van geautomatiseerde zelfservice fietsenstallingen. NS Fiets wil gebruik gaan maken van herkenbare formules, een voorspelbaar aanbod en een vaste hoge kwaliteit. Om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen heeft zij belang bij directe zeggenschap over het uitvoerend personeel en hun opleiding en training. In de vernieuwde stallingen zullen de reizigers hun fietsen gedurende de eerste 24 uur gratis mogen stallen. Dit zal veel fietsers over de streep trekken om gebruik te maken van de bewaakte stalling in plaats van het openbaar gebied. Die ontwikkeling is aanleiding voor gemeenten om financieel bij te dragen aan het concept Eerste 24 uur gratis. De plannen voorzien verder in het aanbod van basisreparaties en de verkoop van fietslampjes en dergelijke (maar niet meer in de verkoop van fietsen) in de stallingen. De benodigde werkzaamheden zullen tvorden uitgevoerd door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De bemensing van de stallingen wordt via een payrollconstnictie tiitbesteed aan een derde. Het operationeel management van de stallingen wordt verzorgd door district
managers. Zij zijn in dienst bij NS Fiets. De stalling en de winkel worden aangestuurd door de unitleider, die in dienst is bij de zojuist bedoelde derde. Het nieuwe businessmodel is
gebaseerd op uitvoerig onderzoek en is zorgvuldig uitgetest in een pilot. In de bij de pilot
betrokken stallingen is de klanttevredenheid significant toegenomen. NS Fiets wil haar
fietsenstallingen te [vestigingsplaats] dus zelf duurzaam voor eigen risico gaan exploiteren. Door de
processen in de stallingen rechtstreeks aan te sturen, zal zij de efficiency van haar bedrijfsvoering kunnen versterken en uniformeren en beter invulling kunnen geven aan haar
positie als partner in de vervoersketen. Op die wijze kan zij beter en gericht kunnen sturen op de kosten, waarmee zij de thans sterk verlieslatende exploitatie in elk geval minder onrendabel zal kunnen maken.
3.6.
Indien de rechter toekomt aan de open belangenafweging van art. 7:296 lid 3 BW, dient ook deze grondslag beoordeeld te worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Nu de exploitatleovereenkomst niet (uitsluitend) kwalificeert als een huurovereenkomst in de zin van art. 7:290 BW, maar als een gemengde overeenkomst en de in de stalling verrichte activiteiten elkaar in gelijke zin aanvullen, zodat de overeenkomst van opdracht/lastgeving ten aanzien van de stalling noch de huurovereenkomst ten aanzien van de commerciële ruimte de ander overheerst, dient de bescherming hier te worden gerelativeerd, sterker nog in het kader van de open belangenafweging van art. 7:296 lid 3 BW komt hieraan over het geheel genomen minder betekenis toe. Naast hetgeen onder de dringende reden is aangevoerd spelen de volgende omstandigheden bij de afweging van de belangen een rol.
I. De beheerdersactiviteiten in de stalling vallen niet onder de definitie van art. 7:290 BW. Die activiteiten betreffen een net zo substantieel gedeelte van het geheel als de commerciële activiteiten.
II. De commerciële nevenactiviteiten van de beheerder bestaan voor een aanzienlijk
gedeelte uit de verhuur van fietsen (in opdracht van NS 0V-fiets B.V.), hetgeen een
activiteit is die niet valt binnen de definitiebepaling van art, 7:290 8W.
III. Het te beschermen belang van door de huurder opgebouwde plaatselijke goodwill
ontbreekt, althans is slechts in zeer beperkte mate aanwezig. De aan de commerciele ruimte verbonden goodwill in de zin van plaatselijke klantenkring is in de eerste plaats toe te schrijven aan de aanwezigheid van de stalling in de nabijheid van het station en de in opdracht van NS door [gedaagde] te verrichten beheerdersactiviteiten in het kader van de serviceverlening aan het publiek.
IV. Door [gedaagde] zijn geen substantiële investeringen gedaan die zij (nog) gedurende een bepaalde termijn moet kunnen terugverdienen. De enige investeringen die zij heeft gedaan betreffen haar winkelinrichting en handeisvoorraad, maar die kan zij bij vertrek meenemen. Niet voor niets heeft de wetgever ervoor gekozen om de wettelijke bescherming van de huurder van bedrijfsruimte in beginsel te beperken tot tweemaal een periode van vijf jaar. Na die periodes is de overeenkomst gemakkelijker opzegbaar omdat de huurder dan wordt geacht zijn investeringen in het gehuurde te hebben terugverdiend. Hier ontbreken die investeringen vrijwel volledig. De inrichting en de inventaris, maar ook alle voorzieningen in de stalling behoren toe aan ProRail en/of NS en ook de commerciële ruimte is gebouwd door NS. De overeenkomst heeft 27 jaren voortgeduurd, [gedaagde] heeft lange tijd voordeel gehad van haar positie als beheerder en de daaraan verbonden kostenvergoedingen, zij heeft kunnen profiteren van het gebruik van de commerciële ruimte envan de aan de fietsenstalling verbonden goodwill zonder dat daar een substantiële tegenprestatie tegenover stond en zonder dat zij in haar financiële huishouding gebukt ging onder zware financieringslasten. Een belangenafweging dient ook in het voordeel van NS Fiets uit te vallen.
Standpunt [gedaagde]
3.7.
voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, althans verzoekt het tijdstip waarop de “exploitatieovereenkomst” zal eindigen vast te stellen op een datum gelegen na 31 december 2022 en overeenkomstig artikel 7:297 lid 1 BW een tegemoetkoming in een verhuis- en inrichtingskosten toe te wijzen. Tot slot verzoekt [gedaagde] op grond van artikel 7:295 lid 1 BW het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.8.
Bij beschikking van 18 oktober 2017 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opzeggingsbepalingen van art. 7:290 e.v. BW op de opzegging van onderhavige (gemengde) overeenkomst moeten worden toegepast. De kwalificatievraag welke opzeggingsregels in de rechtsverhouding tussen partijen hebben te gelden staat daarmee vast.
3.9.
Art. 7:293 lid 2 BW schrijft dwingend voor dat bij de opzegging van de huurovereenkomst een opzegtermijn van ten minste een jaar in acht moet worden genomen. NS fiets heeft met haar opzegging niet aan dit vereiste voldaan, nu zij bij brief van 21juni 2016 heeft opgezegd tegen 31 december 2016. De opzegging van NS Fiets bij brief van 21juni 2016 is dan ook niet rechtsgeldig. De opzegging had tegen 31 december 2017 moeten plaatsvinden. De in de opzeggingsbrief van 21 juni 2016 gebruikte formulering ‘althans tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum’ maakt dat niet anders temeer nu NS Fiets de opzegging zekerheidshalve ook in het kader van artikel 7:290 BW heeft gedaan. Een beroep op conversie op grond van artikel 3:42 BW slaagt evenmin, omdat deze bepaling terughoudend dient te worden toegepast en de belangen van [gedaagde] onevenredig zouden worden geschaad. Niet valt in te zien dat van NS Fiets niet gevergd kan worden een nieuw rechtsgeldige opzegging te doen.
3.10.
[gedaagde] beroept zich erop dat de derogerende, respectievelijk de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengen dat de door NS Fiets gedane opzegging - zonder daaraan een zwaarwegende reden ten grondslag te leggen - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans, dat aan deze opzegging nadere eisen zouden moeten worden verbonden ten aanzien van een langere termijn van opzegging. [gedaagde] voert daartoe de volgende feiten en omstandigheden aan:
- partijen staan al gedurende lange tijd (meer dan 35 jaar) in een huurrelatie tot elkaar;
- [gedaagde] heeft in deze periode in het gehuurde geheel zelfstandig en door eigen investering en inspanning, een succesvolle onderneming opgebouwd;
- NS Fiets heeft erkend dat zij zeer tevreden was (en nog steeds is) over de dienstverlening van en de exploitatie door [gedaagde] ;
- NS Fiets heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom er een noodzaak zou zijn de Huurovereenkomst te beëindigen en het gehuurde zelf in gebruik te nemen;
- NS Fiets heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom de huurovereenkomst op korte termijn beëindigd zou moeten worden;
- NS Fiets heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom zij de doelen waarvan zij stelt dat zij deze met beëindiging van de huurovereenkomst wil verwezenlijken, niet in samenwerking met [gedaagde] zou kunnen verwezenlijken.
3.11.
Partijen zijn in de aan de exploitatieovereenkomst verbonden algemene voorwaarden in artikel 5 een uitputtende opzeggingsregeling overeengekomen. De door NS Fiets gehanteerde gronden van ‘dringend eigen gebruik’ en ‘afweging van de wederzijdse belangen’ vallen niet onder bovengenoemde opzeggingsregeling.
3.12.
NS Fiets heeft haar beroep op dringend eigen gebruik onvoldoende onderbouwd door slechts te verwijzen naar de als productie 6 bij dagvaarding overgelegde ‘onderlegger’. Daarmee voldoet NS Fiets niet aan de op haar rustende stel- en bewijsplicht. Door daar naar te verwijzen is voor [gedaagde] onvoldoende duidelijk waartegen zij zich dient te verweren. Daarnaast is geen sprake van eigen gebruik. In het nieuwe businessplan gaat NS Fiets er ten onrechte van uit dat zij alle stallingen zelf gaat beheren. Zij zal hiervoor districtmanagers gebruiken (bij haar in dienst) die unitmanagers aansturen, die op hun beurt weer de medewerkers in de stallingen aansturen. NS Fiets stelt dat zij de bemensing van de stallingen (zowel de unitmanagers als de medewerkers in de stalling) zal uitbesteden aan een bemensingspartner te weten [naam stichting] . Van zelfexploitatie is dus geen sprake. Het feit dat NS fiets zelf bevestigt dat zij de stallingslocatie aan een andere exploitant, [naam stichting] , in gebruik zal geven en de bevestiging dat in de bestaande organisatie geen wezenlijke verandering nodig is, staan in de weg aan een geslaagd beroep van NS fiets op dringend eigen gebruik. Ook is niet voldaan aan het vereiste van ‘dringendheid’. NS Fiets volstaat met het standpunt dat zij het gehuurde ‘ooit’ dringend nodig heeft, maar onderbouwd dat niet. NS Fiets heeft nergens gespecificeerd, laat staan onderbouwd, binnen
welke termijn zij meent de Fiets en Service formule te moeten ontwikkelen. In de door NS fiets overgelegde producties wordt telkens een termijn tot 2030 genoemd, waarbinnen de doelstelling van NS Fiets tot het creëren van aanvullende stallingsplaatsen dient te zijn verwezenlijkt.
3.13.
Een belangenafweging van artikel 7:296 lid 3 BW dient in het voordeel van [gedaagde] uit te vallen. Ten onrecht betrekt NS Fiets de kwalificatie van de overeenkomst in de belangenafweging, maar die kwalificatie is een gegeven op grond waarvan NS Fiets gebonden is aan de opzeggingsregels van artikel 7:290 e.v. BW. [gedaagde] heeft een groot belang bij voortzetting van de overeenkomst. [gedaagde] heeft gedurende de inmiddels al 36 jaren dat zij in het gehuurde haaronderneming drijft een grote en trouwe klantenkring opgebouwd. Deze klantenkring bestaat, in tegenstelling tot wat NS Fiets stelt, voor een groot gedeelte uit niet-reizigers. [gedaagde] heeft investeringen in het gehuurde gedaan. Zij deed deze investeringen met het vooruitzicht dat zij nog gedurende een lange periode haar onderneming in het gehuurde zou kunnen exploiteren. [gedaagde] is garantieverplichtingen aangegaan jegens haar klanten. Deze garantieverplichtingen (in de regel voor de duur van vijfjaar) zal [gedaagde] niet kunnen nakomen wanneer als gevolg van de beëindiging van de huurovereenkomst [gedaagde] zou ophouden te bestaan.
3.14.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.15.
[gedaagde] vordert - onder verwijzing naar hetgeen in conventie is aangevoerd - in het geval dat de vordering van NS Fiets in conventie wordt afgewezen, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat NS Fiets de “exploitatieovereenkomst” met [gedaagde] niet eerder kan opzeggen dan tegen 31 december 2022 en tevens te bepalen dat deze opzegging geldt als een opzegging als bedoeld in artikel 7:300, lid 2 BW, een en ander kosten rechtens.
3.16.
NS Fiets voert verweer. De wet laat geen ruimte voor het stellen van aanvullende eisen aan de opzegging. [gedaagde] bepleit kennelijk een aanvulling op de wet door de opzegging aan een langere opzegtermijn te verbinden. Zij verliest daarmee echter uit het oog dat de opzegtermijn feitelijk al is opgerekt tot ruim twee-en-een-halfjaar, gegeven het feit
dat de opzegging heeft plaatsgevonden op 21juni 2016 en de beëindiging van de
huurovereenkomst niet met terugwerkende kracht kan worden uitgesproken.
3.17.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van onderhavig geschil is dat de kantonrechter bij beschikking van 18 oktober 2017 heeft geoordeeld dat op de opzegging van de exploitatieovereenkomst niet de bepalingen van artikel 7:230a BW van toepassing zijn, maar die van artikel 7:290 e.v. BW. De kantonrechter heeft de rechtsverhouding tussen partijen gekwalificeerd als een gemengde overeenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht/lastgeving ten aanzien van de stalling en die van huur van bedrijfsruimte elkaar in gelijke zin aanvullen op grond waarvan de opzeggingsbepaling die het meeste bescherming biedt aan de exploitant/huurder dient voor te gaan. De kwalificatievraag in het kader van deze procedure is dan ook niet langer aan de orde.
Artikel 7:293 lid 2 BW (opzegtermijn van één jaar)
4.2.
[gedaagde] meent dat de vordering van NS Fiets niet voor toewijzing in aanmerking kan komen, omdat NS Fiets de dwingend voorgeschreven opzegtermijn van één jaar niet in acht heeft genomen, zodat sprake is van een nietige opzegging. NS Fiets heeft immers bij brief van 21 juni 2016, betekend op 29 juni 2016, de overeenkomst met [gedaagde] opgezegd, ook voor het geval artikel 7:290 BW van toepassing zou zijn, tegen 31 december 2016, althans tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum. Vast staat dat de opzegging tegen 31 december 2016 in ieder geval niet voldoet aan de wettelijk vereiste opzegtermijn van één jaar. De toevoeging in de brief ‘althans tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum’ is onvoldoende om zonder meer aan te nemen dat NS Fiets daarmee voldoende duidelijk tot uitdrukking heeft gebracht dat zij de overeenkomst tussen partijen met inachtneming van de wettelijke opzegging van één jaar heeft willen opzeggen tegen 31 december 2017. Dat [gedaagde] mogelijk zich over de gevolgen van de opzegging heeft laten voorlichten door haar advocaat maakt dat niet anders. Het is primair aan de professionele verhuurder (NS Fiets dient als zodanig te worden gekwalificeerd) op een juiste wijze uitvoering te geven aan de geldende opzeggingsregels.
4.3.
De vraag die vervolgens voorligt is of de nietige rechtshandeling moet worden geacht in een geldige rechtshandeling te zijn omgezet op grond van artikel 3:42 BW. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Conversie houdt in dat aan een nietige rechtshandeling de werking toekomt van een wel geldige rechtshandeling met een overeenkomstige strekking waarvan moet worden aangenomen dat die zou zijn verricht als van het verrichten van de nietige rechtshandeling wegens haar ongeldigheid was afgezien. Wat NS Fiets beoogt is namelijk het vervangen van de ongeldige rechtshandeling, een opzegging met inachtneming van een te korte termijn, in een geldige rechtshandeling, een opzegging met inachtneming van de juiste termijn tegen een datum waartegen contractueel kon worden opgezegd in dit geval 31 december 2017. In het kader van de beoordeling of conversie moet worden toegepast is de in de brief van 21 juni 2016 vermelde toevoeging ‘althans tegen de eerste daarvoor in aanmerking komende datum’ wel relevant. Met andere woorden, de strekking van de foute opzegging is dezelfde als de strekking van de gewenste juiste opzegging. De conversie leidt niet tot een inbreuk op de wettelijke bescherming en tast evenmin de mogelijkheden van [gedaagde] aan om zich tegen de opzegging van de huur te verzetten. Niet is, althans onvoldoende, gesteld noch gebleken dat [gedaagde] is benadeeld in haar mogelijkheden verweer te voeren of tijdig maatregelen voor te bereiden met het oog op de gevorderde ontruiming. Aldus moet worden geacht dat NS Fiets tijdig heeft opgezegd maar dan door conversie tegen 31 december 2017.
Artikel 5 Algemene Voorwaarden voor de Exploitatie van Stationsfietsenstallingen
4.4.
Het verweer van [gedaagde] dat de overeenkomst tussen partijen uitsluitend kan worden opgezegd op een van de in artikel 5 van de algemene voorwaarden genoemde gronden faalt. De exploitatieovereenkomst uit 1991 is indertijd aangegaan voor de duur van één jaar en telkens verlengd met één jaar. De overeenkomst beoogde steeds een verlenging van één jaar, waarbij NS Fiets, althans haar rechtsvoorganger Servex, het recht had de overeenkomst niet te verlengen en aldus te beëindigen. In dit licht moet de bepaling van artikel 5 van de algemene voorwaarden worden gezien. Dit betekent dat met artikel 5 van de algemene voorwaarden NS Fiets slechts een extra bevoegdheid is gegeven de overeenkomst op de daarin benoemde gronden tussentijds te beëindigen. De uitleg van [gedaagde] dat uitsluitend kan worden opgezegd op grond van in artikel 5 van de algemene voorwaarden genoemde omstandigheden is derhalve onjuist. Daarnaast heeft te gelden dat aangenomen moet worden dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst zich niet hebben gerealiseerd dat de beëindigingsregeling die zij in de overeenkomst hebben opgenomen niet verenigbaar was met artikel 1627 lid 2 (oud) BW, althans niet voor zover de overeenkomst een langere looptijd zou hebben dan twee jaar (artikel 1630 (oud) BW). Dit vindt reeds zijn bevestiging in het feit dat partijen daarover in een eerdere procedure verschillende standpunten hebben gehanteerd, resulterend in het vonnis van de kantonrechter van 18 oktober 2017, waarbij is uitgemaakt dat op de overeenkomst thans de bepalingen van artikel 7:290 e.v. van toepassing zijn. Indien partijen zich bij de totstandkoming van de overeenkomst hadden gerealiseerd dat de in de overeenkomst en de algemene voorwaarden opgenomen opzeggingsregels onverenigbaar waren met de dwingend rechterlijk voorgeschreven regels uit artikel 1627 (oud) BW en thans artikel 7:290 e.v. BW is aannemelijk dat partijen een opzeggingsregeling waren overeengekomen die wel verenigbaar met de wettelijke bepalingen zou zijn.
Aanvullende en derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid
4.5.
[gedaagde] beroept zich erop dat de derogerende, respectievelijk de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid met zich mee brengen dat de door NS Fiets gedane opzegging - zonder daaraan een zwaarwegende reden ten grondslag te leggen - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans, dat aan deze opzegging nadere eisen zouden moeten worden verbonden ten aanzien van een langere termijn van opzegging op grond van de onder rechtsoverweging 3.10 opgenomen omstandigheden. Dit verweer faalt.
4.6.
Als de wet of een overeenkomst voorziet in een regeling van de opzegging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van art. 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen gesteld worden. De in het huurecht opgenomen wettelijke regeling biedt ten aanzien van de in artikel 7:296 lid 1 BW opgenomen wettelijke gronden (de bedrijfsvoering is niet geweest zoals een goed huurder betaamt of persoonlijk duurzaam dringend gebruik) daarvoor evenwel geen ruimte. Indien wordt vastgesteld dat een van de bovengenoemde gronden terecht is ingeroepen, staat daarmee de zwaarwegende grond vast en is de rechter op grond van artikel 7:296 lid 4 BW verplicht de vordering toe te wijzen. Een belangenafweging op grond van de redelijkheid en billijkheid, zoals kennelijk door [gedaagde] wordt voorgestaan, vindt dan geen plaats bij de beoordeling van die gronden. Voor zover aan de opzegging ten grondslag is gelegd dat de overeenkomst dient te worden beëindigd omdat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan de belangen van de huurder bij voortzetting van de overeenkomst (artikel 7:296 lid 3 BW) heeft te gelden dat de wettelijke opzeggingsregeling dan nu juist voorziet in een afweging naar redelijkheid en billijkheid, zodat de daarop gebaseerde opzeggingsgrond evenmin ruimte laat voor het stellen van nadere eisen.
4.7.
Bij brief van 21 juni 2016 heeft NS Fiets de overeenkomst opgezegd op grond van ‘ a) dringend eigen gebruik, aangezien NS Fiets BV. in verband met de invoering van het nieuwe exploitatiemodel alsmede op grond van bedrijfseconomische redenen, bouwtechnische aspecten en/of transferdoeleinden, zelf over de stationsfietsenstalling dient te kunnen beschikken, en (b) op grond van het feit dat bij een redelijke afweging van de belangen van partijen de belangen van NS fiets bij beëindiging van de exploitatieovereenkomst prevaleren boven uw belangen bij verlenging van de overeenkomst’.
Een en ander betekent dat thans eerst zal worden bezien of aan de voorwaarden voor één van de verplichte toewijzingsgronden, in dit geval dringend nodig hebben voor eigen gebruik, is voldaan. Zo niet eerst dan komt de subsidiaire grond van de belangenafweging in beeld.
Dringend eigen gebruik
4.8.
[gedaagde] heeft gesteld dat NS Fiets ter onderbouwing van haar beroep op dringend eigen gebruik in de dagvaarding heeft volstaan met verwijzing naar de als productie 6 overgelegde ‘onderlegger met de fietsenstalling naar de toekomst’ zonder dit op zodanig wijze te doen dat voor de rechter duidelijk is welke stellingen hem ter beoordeling worden voorgelegd en voor [gedaagde] duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. [gedaagde] verzoekt de ‘onderlegger’ voor zover de daarin vermelde elementen die niet in de dagvaarding worden besproken buiten beschouwing te laten. De kantonrechter passeert dit verweer. NS Fiets heeft in de toelichting bij de dagvaarding haar standpunt ten aanzien van de gestelde dringendheid voor eigen gebruik voldoende duidelijk gemaakt en later bij conclusie van repliek in conventie nog nader aangevuld. [gedaagde] heeft, gelet op haar verweer, daarop ook inhoudelijk gereageerd, zodat moet worden aangenomen dat [gedaagde] het standpunt van NS Fiets en de onderbouwing daarvan voldoende heeft begrepen.
Toetsingskader
4.9.
De vraag die voorligt is of NS Fiets aannemelijk heeft gemaakt dat zijzelf of iemand anders die in nauwe relatie tot haar staat het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen en zij daartoe het verhuurde dringend nodig heeft. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. De kantonrechter neemt daartoe de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking.
4.10.
NS Fiets heeft een landelijk businessplan ontwikkeld met als doel alle NS- stallingen zelf te gaan beheren ter verbetering van de kwaliteit en klantvriendelijkheid, ten behoeve van uitbreiding van de stallingscapaciteit, ten behoeve van kostenreductie en efficiency van de bedrijfsvoering, dit alles op basis van een uniforme werkwijze. De huidige vorm van exploitatie is verlieslatend. Beoogd wordt de exploitatie kosten neutraal althans minder onrendabel te maken. Om het fietsparkeren buiten de stalling tegen te gaan wordt het 24 uurs gratis ingevoerd. De bedrijfsruimte wordt verkleind ten behoeve van uitbreiding van de stalling. De service wordt beperkt op basis van het ‘Fiets & Service concept’, waarbij in de beperkte bedrijfsruimte uitsluitend basis reparaties zullen worden aangeboden, terwijl de verkoop van fietsen wordt uitgesloten. Daartoe heeft NS Fiets het handboek ‘Fietsenstalling’ en het handboek ‘Fiets & Service’ opgesteld. NS neemt de exploitatie voor haar rekening, maar besteedt de bemensing in een payrolconstructie uit aan een derde partij, in dit geval de [naam stichting] . [naam stichting] is gespecialiseerd in het inzetten van medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Binnen de afdeling [..] zijn de districtmanagers (in dienst van NS Fiets) operationeel en financieel eindverantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. Elke stalling heeft een unitleider die de overige medewerkers aanstuurt in dienst van [naam stichting] . Aldus NS Fiets.
persoonlijk
[gedaagde] meent dat de door NS Fiets gekozen constructie door onder leiding van districtmanagers het operationele gedeelte van de stalling en het commerciële gedeelte (reparatie, verkoop en verhuur) uit te besteden aan een bemensingspartner ( [naam stichting] ) niet wezenlijk verschilt met de huidige situatie. Aldus kan volgens [gedaagde] niet gesproken worden van persoonlijk gebruik. De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet. Van ‘persoonlijk in duurzaam gebruik willen nemen’ kan ook sprake zijn indien de verhuurder het verhuurde wil gebruiken voor zijn eigen bedrijf, maar waarin hij voor bepaalde activiteiten een medewerker of medewerkers aantrekt al dan niet via een payrolconstructie. Bovendien kan van persoonlijk gebruik ook sprake zijn als de verhuurder met het gebruik aan een derde zijn eigen belang dient. NS Fiets heeft in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat zij met het door haar opgestelde businessplan haar eigen belang dient. Die belangen zien op een verbetering van het aanbod aan het reizend publiek, de daarbij betrokken belangen, de bedrijfseconomische omstandigheden en het feit dat NS Fiets de winkel/bedrijfsruimte voor een belangrijk deel als stalling wil gaan gebruiken. Het zelf voor eigen rekening en risico exploiteren van de ruimte sluit dus niet uit dat het te verrichten operationele en commerciële werk wordt uitgevoerd door een derde partij ( [naam stichting] ).
duurzaam
Het door NS Fiets opgesteld businessplan ziet voorts op een gestage verbetering van de kwaliteit en de capaciteit op de lange termijn op grond waarvan de duurzaamheid eveneens is gegeven.
dringend
De vraag of NS Fiets het gehuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik hoeft de verhuurder slechts aannemelijk te maken. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Niet is vereist dat de dringende noodzaak met objectieve gegevens wordt aangetoond. NS Fiets voert aan dat zij de stationsfietsenstallingen zelf in gebruik wil nemen om uitvoering te geven aan haar landelijk geformuleerde exploitatieformule. Uit het businessplan vloeit voort dat NS Fiets beoogt zorg te dragen voor een uniforme regeling ten behoeve van het reizend publiek, waarbij de dienstverlening in algemene zin wordt verbeterd en het algemeen belang wordt gediend onder meer door uitbreiding van de stallingscapaciteit door ingebruikneming van een deel van de bedrijfsruimte. [gedaagde] stelt zich echter op het standpunt dat die dringende behoefte ontbreekt. [gedaagde] betwist dat sprake is van een tekort aan stallingsplaatsen, die het dringend gebruik rechtvaardigt. [gedaagde] meent dat enerzijds een deel van het tekort kan worden opgelost door de invoering van de ‘eerste 24 uur gratis service’ door [gedaagde] zelf te laten uitvoeren en anderzijds door de bewaakte stallingsruimte beter te benutten, terwijl een tekort eerst dreigt te ontstaan in 2030. [gedaagde] verwijst daarvoor onder meer naar productie 14, een publicatie op internet. Uit de door NS Fiets overgelegde foto’s, maar ook uit de publicatie waaraan [gedaagde] refereert, valt nu juist af te leiden dat wel sprake is van een tekort aan fietsenstallingen. Dat mogelijk een deel van het tekort kan worden opgelost op de wijze zoals door [gedaagde] wordt geschetst doet echter geen afbreuk aan het belang dat NS Fiets heeft uitvoering te geven aan het door haar beoogde businessplan. Daarnaast heeft NS Fiets onvoldoende weersproken gesteld dat ook bedrijfseconomische motieven ten grondslag liggen aan de wens zelf de exploitatie uit te voeren. [gedaagde] volstaat op dit punt slechts met een blote ontkenning. De stelling van [gedaagde] dat die doestellingen in samenwerking met [gedaagde] kunnen worden bereikt, staat op zich niet in de weg aan de conclusie dat sprake is van dringend eigen gebruik. De juistheid van de stelling van [gedaagde] dat NS Fiets de door haar gestelde doelen samen met [gedaagde] heeft bereikt is niet, althans onvoldoende, gebleken. De dringendheid vloeit naar het oordeel van de kantonrechter dan ook in voldoende mate voort uit het door NS Fiets gepresenteerde businessmodel.
4.11.
Op grond van het bovenstaande komt de kantonrechter niet toe aan een belangenafweging. De opzegging door NS Fiets is derhalve gerechtvaardigd, zodat de kantonrechter het tijdstip van de ontruiming dient vast te stellen.
Verhuiskostenvergoeding
4.12.
[gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op een tegemoetkoming in de door haar te maken verhuis- en inrichtingskosten op grond van artikel 7:297 lid 1 BW voor het geval de vordering van NS Fiets zal worden toegewezen. [gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan al dan niet een tegemoetkoming kan worden vastgesteld. NS Fiets zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte daarop te reageren.
4.13.
NS Fiets kan bij die antwoordakte tevens kenbaar maken of zij afstand doet van haar intrekkingsbevoegdheid ex artikel 7:297 lid 2 BW. Indien NS Fiets op voorhand afstand doet van haar intrekkingsrecht zal op de vordering van NS Fiets worden beslist en het tijdstip van de ontruiming worden vastgesteld.
4.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De kantonrechter
verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 5 juni 2019 te 11.00 uur voor het nemen van de in rechtsoverweging 4.12 genoemde akte door [gedaagde] , waarna NS Fiets in de gelegenheid wordt gesteld van antwoord akte te dienen als genoemd in rechtsoverweging 4.12 en 4.13,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2019.