ABRvS, 11-11-2009, nr. 200902754/1/H1
ECLI:NL:RVS:2009:BK2900
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-11-2009
- Zaaknummer
200902754/1/H1
- LJN
BK2900
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BK2900, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑11‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑11‑2009
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] ontheffing te verlenen van het verbod vervat in artikel 2, eerste lid, van de Gebruiksverordening tweede woningen Veere (hierna: de verordening) voor de woning aan het [locatie] te [plaats].
Partij(en)
200902754/1/H1.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 2 maart 2009 in zaak nr. 08/503 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] ontheffing te verlenen van het verbod vervat in artikel 2, eerste lid, van de Gebruiksverordening tweede woningen Veere (hierna: de verordening) voor de woning aan het [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 15 april 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 maart 2009, verzonden op 4 maart 2009, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 oktober 2009.
2. Overwegingen
2.1.
De rechtbank heeft het beroep van [appellant] tegen het besluit van 15 april 2008 niet-ontvankelijk verklaard omdat de woning waarvoor hij ontheffing van de verordening heeft verzocht - met het oog op aankoop van die woning - in 2008 is verkocht aan een derde. Desgevraagd heeft [appellant] ter zitting bij de rechtbank verklaard dat hij het niet eens is met de verordening en het - volgens hem - zeer stringente tweede woningenbeleid van de gemeente Veere en dat hij hierover een uitspraak wenste te verkrijgen. Naar het oordeel van de rechtbank is hierin voor [appellant] geen belang gelegen bij een beoordeling van zijn beroep. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen.
2.1.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 juni 2002 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=899">200106139/1a>), kan procesbelang onder meer bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat dergelijke schade is geleden als gevolg van het besluit.
2.1.2.
[appellant] stelt in hoger beroep dat zijn belang er in is gelegen dat er een uitspraak komt over de vraag of het huidige beleid van de gemeente Veere past binnen de kaders zoals deze binnen de Europese Unie gelden en past binnen het huidige normenstelsel zoals deze van toepassing is binnen de samenleving, mede gelet op de ontwerpnota Wonen. Voorts stelt hij dat zijn belang er in is gelegen dat er een uitspraak komt over zijn standpunt dat de gemeente Veere ondeugdelijke argumenten heeft gebruikt en ten onrechte geen ontheffing van de verordening heeft verleend. Hiermee heeft [appellant] echter niet voldoende aannemelijk gemaakt nog steeds belang te hebben bij een uitspraak over het besluit van 15 april 2008. Het enkele feit dat een partij een principiële uitspraak van de Afdeling wenst, is geen rechtens te respecteren procesbelang.
Voor zover [appellant] verder stelt materiële schade te hebben geleden, omdat hij nog geen tweede woning in Zeeland heeft kunnen vinden, geldt dat deze schadepost zowel naar aard als oorzaak dermate algemeen is dat geen grond bestaat voor het oordeel dat [appellant] aldus tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het besluit van 15 april 2008 voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft geleden. Van een daaraan te ontlenen procesbelang bij het beroep tegen dat besluit, is derhalve geen sprake.
Het betoog van [appellant] dat hij tevens materiële schade heeft geleden omdat de rechtbank - naar zijn mening - het door hem ingestelde beroep te laat heeft behandeld waardoor de woning ten tijde van de behandeling aan een derde was verkocht, mist feitelijke grondslag. [appellant] heeft bij brief van 1 juni 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het besluit van 15 april 2008. In het door het college bij de rechtbank ingediende verweerschrift van 27 juni 2008 staat dat [appellant] vlak na de behandeling van zijn bezwaren door de commissie bezwaarschriften op 30 maart 2008 het college ervan op de hoogte had gesteld dat de woning reeds was verkocht. [appellant] heeft dit niet weersproken.
Het betoog faalt.
2.2.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
270-552.