HR, 19-01-2010, nr. 08/05212 U
ECLI:NL:HR:2010:BK9753
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-01-2010
- Zaaknummer
08/05212 U
- LJN
BK9753
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK9753, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2010; (Cassatie)
In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBMAA:2008:BG5116, Niet ontvankelijk
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Uitlevering. Uit de voorliggende stukken moet worden afgeleid dat de Italiaanse autoriteiten het uitleveringsverzoek hebben ingetrokken. Daarmee is aan de inleidende vordering van de OvJ de grondslag komen te ontvallen, zodat de OvJ alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in die vordering.
19 januari 2010
Strafkamer
nr. 08/05212 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Maastricht van 24 november 2008, nummer 03/702005-05, op een verzoek van de autoriteiten van de Republiek Italië tot uitlevering van:
[De opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De procesgang
1.1. De Hoge Raad verwijst naar zijn arrest van 9 juni 2009, waarvan een afschrift aan dit arrest is gehecht. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad de uitspraak van de Rechtbank te Maastricht van 24 november 2008 vernietigd. Voorts heeft de Hoge Raad bij dat arrest bevolen dat de opgeëiste persoon zal worden opgeroepen te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad om te worden gehoord omtrent het verzoek tot zijn uitlevering.
1.2. De behandeling van het uitleveringsverzoek is op de zittingen van 1 september 2009, 6 oktober 2009 en 10 november 2009 telkens aangehouden, omdat de door de Procureur-Generaal van het Ministerie van Justitie gevraagde inlichtingen nog niet waren ontvangen.
1.3. Ter zitting van 22 december 2009 is de opgeëiste persoon noch zijn raadsman, mr. D. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam, verschenen. De Procureur-Generaal heeft op deze zitting als zijn opvatting te kennen gegeven dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de inleidende vordering tot het in behandeling nemen van het verzoek tot uitlevering, omdat de Italiaanse autoriteiten het verzoek tot uitlevering hebben ingetrokken.
2. Het verzoek tot uitlevering
Uit de inhoud van de in de schriftelijke samenvatting van de Procureur-Generaal onder 5 en 6 weergegeven stukken moet worden afgeleid dat de Italiaanse autoriteiten het uitleveringsverzoek hebben ingetrokken. Daarmee is aan de inleidende vordering van de Officier van Justitie de grondslag komen te ontvallen, zodat de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard in die vordering.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in zijn inleidende vordering tot het in behandeling nemen van het uitleveringsverzoek.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 19 januari 2010.