Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-06-2018, nr. 200.238.941/01
ECLI:NL:GHARL:2018:5722
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
01-06-2018
- Zaaknummer
200.238.941/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:5722, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑06‑2018; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
PFR-Updates.nl 2018-0171
Uitspraak 01‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Gesloten plaatsing. Verzoek afgewezen, omdat de jeugdige niet in persoon is gehoord. Als horen in persoon niet mogelijk is, staat alleen de weg van een spoedmachtiging open.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.238.941/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/160346 / FJ RK 18-296)
beschikking van 1 juni 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [A] ,verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. E. Albayrak te Heerenveen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de moeder] ,
wonende te [B] ,
verder te noemen: de moeder,
2. [de stiefvader] ,
wonende te [B] ,
verder te noemen: de stiefvader,
3. het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden,
zetelend te Leeuwarden,
verder te noemen: het college.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 25 april 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 9 mei 2018;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 16 mei 2018;
- een brief van mr. Albayrak van 28 mei 2018 met bijlage(n).
2.2
Bij beschikking van 15 mei 2018 heeft het hof aan de Raad voor Rechtsbijstand last gegeven mr. Albayrak aan [verzoekster] toe te voegen als advocaat.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 juni 2018 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Namens het college zijn verschenen mevrouw [C] team Zuid Leeuwarden, en mevrouw [D] , gedragswetenschapper bij [E] te Leeuwarden. Met instemming van partijen en belanghebbenden is de coach van [verzoekster] (van [F] hierna: [F] ), de heer [G] , bij de behandeling aanwezig geweest.
2.4
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Albayrak de (eerste) beschikking machtiging gesloten jeugdhulp van 27 oktober 2017 overgelegd. Het college heeft overgelegd een
e-mailbericht van 25 mei 2018 van [H] van Jeugdhulp Friesland en een zorgplan van [F] .
3. De feiten
3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2000 te [B] . De moeder en de stiefvader waren tot 8 april 2018, de datum waarop [verzoekster] meerderjarig is geworden, gezamenlijk belast met het gezag over [verzoekster] .
3.2
Bij beschikking van 9 oktober 2017 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [verzoekster] , met ingang van 9 oktober 2017 tot 6 november 2017. Bij beschikking van 27 oktober 2017 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [verzoekster] verleend met ingang van 27 oktober 2017 tot uiterlijk 27 april 2018.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 27 april 2018 tot 8 oktober 2018.
3.5
[verzoekster] is op 19 oktober 2017 geplaatst in [F] te [A] .
4. De omvang van het geschil
4.1
[verzoekster] is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 25 april 2018. Grief I ziet op het schenden van het beginsel van hoor en wederhoor en grief II ziet op de duur van de verleende machtiging. [verzoekster] verzoekt de beschikking van 25 april 2018 te vernietigen en een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen met ingang van 27 april 2018 tot uiterlijk 31 juli 2018, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.2
Ter zitting heeft [verzoekster] haar verzoek in hoger beroep in die zin gewijzigd dat zij verzoekt de beschikking van 25 april 2018 te vernietigen voor zover het de periode vanaf
4 juni 2018 betreft en in zoverre het verzoek van het college af te wijzen.
4.3
Het college handhaaft het verzoek en vraagt de beschikking van 25 april 2018 te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jeugdwet (Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
5.3
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw behoeft het verzoek instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.4
Bij verzoekschrift van 26 maart 2018, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op
27 maart 2018, heeft het college de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoekster] te verlenen voor de duur van zes maanden. Bij dit verzoekschrift is als bijlage 2 een "Verklaring Plaatsing Gesloten Jeugdzorg van gedragswetenschapper" van 27 maart 2018 gevoegd. Daaruit blijkt dat mevrouw [I] Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, op basis van dossieronderzoek als gedragswetenschapper instemt met het verzoek van het college. Gebleken is dat de gedragswetenschapper [verzoekster] niet persoonlijk heeft gesproken en onderzocht, omdat [verzoekster] op 5 maart 2018 was weggelopen uit [F] en op dat moment onvindbaar was. [verzoekster] heeft zich op 23 april 2018 weer gemeld bij [F] .
5.5
Het belang van (procedurele) waarborgen als de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, zoals bedoeld in artikel 6.1.2. lid 6 Jw, moet worden bezien tegen de achtergrond van artikel 5 lid 1 sub d van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), artikel 37 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) en artikel 15 van de Grondwet. Plaatsing in gesloten jeugdzorg geldt immers als vrijheidsbeneming in de zin van artikel 5 EVRM en artikel 37 IVRK. Een gesloten plaatsing is van ingrijpende aard en daarom slechts rechtmatig wanneer deze plaatsvindt overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven procedure. In de rechtspraak worden de bepalingen in dit verband strikt toegepast.
De gedragswetenschapper moet volgens artikel 6.1.2. lid 6 Jw in eigen persoon de jeugdige kort tevoren hebben onderzocht. Op die manier kan de gedragswetenschapper toetsen of geslotenheid inderdaad noodzakelijk is, hetgeen een waarborg geeft tegen onnodige vrijheidsbeneming.
In dit geval is weliswaar een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper overgelegd, maar deze is niet gebaseerd op eigen onderzoek van [verzoekster] . Daarmee is niet voldaan aan de strenge vereisten die de wet aan toepassing van de maatregel van gesloten jeugdzorg stelt. Om die reden dient het verzoek van het college te worden afgewezen.
In de situatie dat persoonlijk onderzoek van een jeugdige voor de gedragswetenschapper onmogelijk is, zoals destijds bij [verzoekster] het geval was, staat slechts de weg van een spoedmachtiging als bedoeld in artikel 6.1.3 Jw open. In die procedure kan het onderzoek door een gedragswetenschapper achterwege blijven indien dat feitelijk onmogelijk is.
Artikel 6.1.2 lid 6 Jw voorziet niet in een zodanige uitzondering.
5.6
Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking dient te vernietigen voor zover aan zijn oordeel onderworpen en het verzoek van het college in zoverre zal afwijzen.
5.7
Gelet op het vorenstaande hoeven de grieven van [verzoekster] voor het overige geen bespreking meer.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 25 april 2018 voor zover die ziet op de periode vanaf 4 juni 2018 en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van het college tot het verlenen van een machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van [verzoekster] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg per 4 juni 2018 af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, I.M. Dölle en
C. Koopman, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 1 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.