Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 5.16 Verlening en behoud van accreditatie bestaande opleiding
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2019
- Bronpublicatie:
15-06-2018, Stb. 2018, 209 (uitgifte: 05-07-2018, kamerstukken: 34735)
- Inwerkingtreding
01-02-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-01-2019, Stb. 2019, 28 (uitgifte: 31-01-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Indien de opleiding door het accreditatieorgaan op alle kwaliteitsaspecten, genoemd in artikel 5.12 positief wordt beoordeeld, wordt accreditatie bestaande opleiding verleend, met dien verstande dat de opleiding elke zes jaar wordt herbeoordeeld en de kwaliteit van de opleiding bij die gelegenheid door het accreditatieorgaan telkens positief moet worden beoordeeld. De artikelen 5.11 tot en met 5.15 zijn op de herbeoordeling van overeenkomstige toepassing.
2.
In het besluit tot verlening van accreditatie bestaande opleiding en de bevestiging daarvan, bedoeld in het derde lid, vermeldt het accreditatieorgaan de datum waarop het visitatierapport moet worden overgelegd met het oog op de eerstvolgende herbeoordeling.
3.
Voor zover de opleiding telkens op alle kwaliteitsaspecten door het accreditatieorgaan positief wordt beoordeeld en de opleiding accreditatie bestaande opleiding behoudt, stuurt het accreditatieorgaan het instellingsbestuur daarvan een bevestiging binnen drie maanden na de datum, bedoeld in het tweede lid, waarop het visitatierapport moet worden overgelegd, tenzij Onze Minister uitstel heeft verleend als bedoeld in het vierde lid in welk geval de door Onze Minister bepaalde datum in de plaats treedt van de datum, bedoeld in het tweede lid. Hij stuurt daarbij een besluit met betrekking tot het eindoordeel bedoeld in artikel 5.15, zesde lid, en in voorkomend geval met betrekking tot een wijziging in de naam en de toevoeging aan de graad, bedoeld in artikel 5.15, tweede lid.
4.
Indien wegens onvoorziene omstandigheden het visitatierapport niet tijdig door het instellingsbestuur kan worden overgelegd, kan Onze Minister besluiten hem daarvan uitstel te verlenen.