Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
Artikel 183 Erkenning van gelijkwaardigheid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 207 (uitgifte: 26-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2016, Trb. 2016, 89 (uitgifte: 28-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Erkenning van gelijkwaardigheid kan geschieden met betrekking tot:
- a)
afzonderlijke maatregelen;
- b)
een groep maatregelen; of
- c)
een op een sector, subsector, handelsartikel of groep handelsartikelen toepasselijk systeem.
2.
Met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt door de partijen de procedure van lid 3 gevolgd. Deze procedure omvat dat door de partij van uitvoer objectief bewijs van gelijkwaardigheid wordt aangedragen en dat het verzoek door de partij van invoer objectief wordt beoordeeld. Deze beoordeling kan inspecties of verificaties omvatten.
3.
Indien de partij van uitvoer een verzoek indient met betrekking tot een erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 van dit artikel, leiden de partijen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van dit verzoek door de partij van invoer de overlegprocedure in die de in bijlage XXI bij deze overeenkomst genoemde stappen omvat. Indien de partij van uitvoer meerdere verzoeken indient, komen de partijen, op verzoek van de partij van invoer, in het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité een tijdschema overeen waarbinnen zij de in dit lid bedoelde procedure inleiden en uitvoeren.
4.
De Republiek Moldavië stelt de Unie in kennis zodra de aanpassing is voltooid ten gevolge van het toezicht waarin artikel 181, lid 3, van deze overeenkomst voorziet. Deze kennisgeving wordt beschouwd als een verzoek van de Republiek Moldavië om de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de desbetreffende maatregelen overeenkomstig lid 3 van dit artikel in te leiden.
5.
Tenzij anders overeengekomen, rondt de partij van invoer de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel af binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek van de partij van uitvoer, met inbegrip van een dossier met het bewijs van gelijkwaardigheid. Deze termijn kan worden verlengd voor seizoensgewassen waarvoor het gerechtvaardigd is de evaluatie uit te stellen teneinde de fytosanitaire maatregelen over een voldoende lange groeiperiode te kunnen verifiëren.
6.
De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen vast overeenkomstig de desbetreffende ISPM's.
7.
De partij van invoer kan de erkenning van de gelijkwaardigheid intrekken of opschorten bij elke wijziging van een maatregel door een van de partijen die van invloed is op de gelijkwaardigheid, op voorwaarde dat de volgende procedure wordt gevolgd:
- a)
overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Binnen één maand na de ontvangst van deze gegevens stelt de partij van invoer de partij van uitvoer ervan in kennis of de erkenning van de gelijkwaardigheid op basis van de voorgestelde maatregelen al dan niet gehandhaafd blijft;
- b)
overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van elk voorstel tot wijziging van door haar ingestelde maatregelen op basis waarvan de gelijkwaardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Indien de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet handhaaft, kunnen de partijen de voorwaarden overeenkomen waaronder de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure opnieuw kan worden ingeleid op basis van de voorgestelde maatregelen.
8.
Het besluit over de erkenning van de gelijkwaardigheid dan wel de opschorting of intrekking ervan kan uitsluitend worden genomen door de partij van invoer, overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke regelgeving. De partij van invoer verstrekt de partij van uitvoer schriftelijk een omstandige toelichting bij en de ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel. Indien de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt geweigerd, dan wel wordt opgeschort of ingetrokken, stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de in lid 3 bedoelde procedure opnieuw te kunnen inleiden.
9.
Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst kan de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet intrekken of opschorten vóór de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen die door een van de partijen zijn voorgesteld.
10.
Indien de gelijkwaardigheid op basis van de in bijlage XXI bij deze overeenkomst uiteengezette overlegprocedure formeel wordt erkend door de partij van invoer, zal het SPS-subcomité overeenkomstig de procedure van artikel 191, lid 5, van deze overeenkomst de erkenning van de gelijkwaardigheid in de handel tussen de partijen bevestigen. Dit besluit kan tevens voorzien in de vermindering van fysieke controles aan de grenzen, vereenvoudiging van de certificaten en in voorkomend geval in procedures voor de voorlopige opneming van inrichtingen op die lijsten.
De status van gelijkwaardigheid wordt vermeld in bijlage XXV bij deze overeenkomst.