HR, 27-03-2012, nr. S 10/05080
ECLI:NL:HR:2012:BV6664
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-03-2012
- Zaaknummer
S 10/05080
- LJN
BV6664
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BV6664, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BV6664
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Gegronde bewijsklacht belaging. Uit de bewijsmiddelen kan niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte zich volgens de bijzondere voorwaarde van het onherroepelijk vonnis dient te onthouden van elke vorm van contact met de aangeefster.
27 maart 2012
Strafkamer
nr. S 10/05080
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 september 2010, nummer 23/000036-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de proeftijd, tot bepaling van die proeftijd op twee jaar en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 31 maart 2009 tot en met 15 juni 2009 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], met het oogmerk [betrokkene 1] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte,
- meermalen [betrokkene 1] enige tijd hinderlijk met een auto achtervolgd en
- achterna gelopen en
- zich meermalen opgehouden in de directe omgeving van het werk van [betrokkene 1] en
- [betrokkene 1] een e-mail gestuurd en
- meermalen [betrokkene 1] hinderlijk aangesproken en
- [betrokkene 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik zal je pakken en je vriendjes kunnen je toch niet beschermen" en "Je kan de politie bellen, maar ze geloven jou toch niet. Ik zet jou in de bak en ik maak je helemaal kapot",
- terwijl hij, verdachte, zich volgens de bijzondere voorwaarde van het onherroepelijke vonnis van 15 maart 2008 dient te onthouden van elke vorm van contact met [betrokkene 1]."
2.2. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Op 3 april 2009 doet [betrokkene 1] aangifte van stalking/bedreiging door [verdachte] (hierna: verdachte) op 31 maart 2009 in het metrostation Waterlooplein te Amsterdam. Verdachte verklaart dat hij [betrokkene 1] op 31 maart 2009 in het metrostation Waterlooplein heeft aangesproken.
Op 16 april 2009 doet [betrokkene 1] aanvullend aangifte van bedreiging door verdachte op 14 april 2009 op de Kamerlingh Onneslaan. Verdachte verklaart dat hij op 14 april 2009 met zijn auto op de Kamerlingh Onneslaan was en [betrokkene 1] zag.
Op 18 mei 2009 doet [betrokkene 1] opnieuw aangifte van stalking door verdachte. Ditmaal betreft het een incident dat eerder die dag had plaatsgevonden bij het werk van [betrokkene 1] bij [A] te Diemen. Verdachte verklaart dat hij [betrokkene 1] op 18 mei 2009 vanuit zijn auto heeft gezien bij het bedrijventerrein te Diemen. Ook verklaart hij dat hij op dat moment langzaam reed.
Op 26 mei 2009 doet [betrokkene 1] nogmaals aangifte van bedreiging door verdachte. Deze keer betreft het een incident op 22 mei 2009 op het werk van [betrokkene 1] bij [A] te Diemen en een incident op 25 mei 2009 op de Kamerlingh Onneslaan te Amsterdam. Bij deze aangifte overhandigt [betrokkene 1] ook een e-mail die verdachte aan haar heeft gestuurd. Verdachte verklaart dat hij op 22 mei 2009 bij [A] was en [betrokkene 1] daar zag. Ook verklaart verdachte dat hij een e-mail aan [betrokkene 1] heeft gestuurd.
Op 15 juni 2009 doet [betrokkene 1] wederom aangifte van bedreiging door verdachte. Ditmaal betreft het een incident dat eerder die dag had plaatsgevonden toen [betrokkene 1] op weg was naar haar werk bij [A] te Diemen.
(...) Waardering van het bewijs
(...)
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 31 maart 2009 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard. Ze was met [betrokkene 2] in het metrostation Waterlooplein toen ze hoorde en zag dat verdachte haar aansprak. Ze gaf daarop aan dat ze geen contact met hem wilde. Verdachte begon vervolgens tegen haar te schreeuwen en riep: "Je kan de politie bellen maar ze geloven jou toch niet. Ik zet jou in de bak en ik maak je helemaal kapot". Daarbij liep verdachte haar en [betrokkene 2] steeds achterna. De verklaring van [betrokkene 1] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [betrokkene 2]. [Betrokkene 2] heeft eveneens verklaard dat verdachte [betrokkene 1] aansprak en achterna liep, ook nadat [betrokkene 1] duidelijk had gemaakt dat ze geen contact wilde.
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 14 april 2009 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard. Ze was in de Kamerlingh Onneslaan toen ze iemand hoorde roepen: "Goedemorgen [betrokkene 1]". Ze keek om en zag verdachte in een auto zitten. Ze reageerde niet op hem. Daarop riep verdachte: "Ik groet toch, zeg je niks".
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 18 mei 2009 heeft [betrokkene 1] verklaard dat ze vanaf de tramhalte richting haar werk liep toen ze zag dat verdachte langzaam passeerde in een auto en haar daarbij aankeek. Vervolgens zag ze dat verdachte nog een keer achter haar langs reed.
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 22 mei 2009 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard. Toen ze 's ochtends [A], het bedrijf waar ze werkt, inliep, zag ze verdachte bij de balie staan. Op het moment dat verdachte haar zag, liep hij naar haar toe en begon tegen haar te praten. Ze liep snel door en riep in het voorbijgaan tegen verdachte dat hij moest oprotten. Toen ze haar computer opstartte, zag ze dat verdachte haar een e-mail had gestuurd. Getuige [betrokkene 3], die als receptioniste bij [A] werkt, heeft verklaard dat op 22 mei 2009 een man het pand inliep en langs de balie liep. Nadat ze had gezegd dat hij niet door mocht lopen, was de man bij de balie blijven wachten. Even later zag ze [betrokkene 1] binnenkomen. De man liep vervolgens naar [betrokkene 1] toe en sprak haar aan. Op camerabeelden van de bewaking zag ze dat de man buiten een paar keer heen en weer liep langs het raam van het kantoor van [betrokkene 1]. Getuige [betrokkene 4] heeft eveneens verklaard op de beelden van de bewakingscamera te hebben gezien dat een man bij het raam van de plek waar [betrokkene 1] werkt naar binnen keek.
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 25 mei 2009 heeft [betrokkene 1] verklaard dat ze op de Kamerlingh Onneslaan liep, toen ze verdachte in een auto voorbij zag rijden. Vervolgens zag ze dat verdachte de auto keerde en achter haar aan kwam rijden. Ze zag dat verdachte, toen hij haar was genaderd, de auto stopte en uitstapte. Ze hoorde dat hij tegen haar zei: "Ik zal je pakken en je vriendjes kunnen je toch niet beschermen."
Met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 15 juni 2009 heeft [betrokkene 1] het volgende verklaard. Toen ze vanaf de tramhalte richting haar werk liep, zag ze verdachte in een auto voorbijrijden. Ze zag dat verdachte haar daarbij zeer boos aankeek. Vervolgens zag ze dat verdachte de auto keerde en weer terug kwam rijden in haar richting. Ter hoogte van waar ze stond, stopte hij de auto en stapte uit. Hij begon direct tegen haar te schreeuwen en bleef ook tegen haar schreeuwen nadat ze had gebaard dat hij weg moest gaan.
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen van [betrokkene 1]. [Betrokkene 1] heeft gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd, die bovendien voor een deel worden bevestigd door de verklaringen van de getuigen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] en door de verklaringen van verdachte zelf.
Verdachte heeft met betrekking tot de incidenten die plaatsvonden op 14 april 2009 en op 18 mei 2009 verklaard dat hij niet op zoek was naar [betrokkene 1] en dat hij [betrokkene 1] niet heeft achtervolgd en verdachte heeft met betrekking tot het incident op 14 april 2009 verklaard dat hij [betrokkene 1] niet heeft aangesproken. De rechtbank acht dit, gelet op de verklaringen van [betrokkene 1] en gelet op alle incidenten in samenhang bezien, niet aannemelijk.
Verdachte heeft met betrekking tot het incident dat plaatsvond op 22 mei 2009 verklaard dat hij bij [A] was om een stageplaats voor zijn zoon te zoeken. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. De zoon van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een stageplaats zocht in het kader van zijn opleiding groothandel/detailhandel. [A] is geen bedrijf dat zich richt op groothandel dan wel detailhandel. Verder heeft getuige [betrokkene 3] verklaard dat verdachte in eerste instantie langs de balie was gelopen en daarbij had gezegd dat hij doorliep omdat getuige aan de telefoon was. Deze gedraging past naar de mening van de rechtbank niet bij iemand die enkel om inlichtingen over stageplaatsen komt vragen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij toen nog niet wist dat [betrokkene 1] bij [A] werkte. Ook dit acht de rechtbank ongeloofwaardig. De e-mail van verdachte aan [betrokkene 1], waarin hij [betrokkene 1] feliciteert met haar baan, is verzonden op 22 mei 2009 om 3:55 uur. Dit tijdstip ligt een aantal uren voordat verdachte bij [A] was en stemt overeen met de verklaring van [betrokkene 1], die heeft aangegeven dat zij bij aankomst op haar werk op 22 mei 2009 zag dat zij een e-mail van verdachte had ontvangen. Gezien het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de e-mail heeft verzonden in de nacht nadat hij bij [A] was geweest niet geloofwaardig. De stelling van de verdediging dat het tijdstip op de verzonden e-mail mogelijk niet klopt is niet nader onderbouwd en overigens niet aannemelijk geworden.
Verdachte heeft ontkend dat er op 25 mei 2009 en op15 juni 2009 contact is geweest tussen hem en [betrokkene 1]. De rechtbank acht dit echter, gelet op alle incidenten in samenhang bezien, wel bewezen op grond van de verklaringen van [betrokkene 1]. Anders dan de raadsman - naar de rechtbank begrijpt - van mening is, gelden de bewijsminima voor de tenlastelegging als geheel en niet per incident.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij de hiervoor beschreven incidenten opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1], waarbij verdachte het oogmerk had [betrokkene 1] te dwingen zijn - storende - aanwezigheid te dulden.
Het aantal incidenten dat heeft plaatsgevonden is niet zeer groot. Toch is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet alleen opzettelijk, maar ook stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [betrokkene 1]. De periode waarbinnen de - 6 - incidenten hebben plaatsgevonden betreft slechts anderhalve maand. Daarbij is voorts van belang dat verdachte al eerder is veroordeeld voor belaging van [betrokkene 1]. Mede op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank worden geconstateerd dat bij de gedragingen van verdachte sprake is van een repeterend patroon en een behoorlijke hardnekkigheid."
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel klaagt dat de gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen voor zover het de in die bewezenverklaring genoemde bijzondere voorwaarde betreft.
3.2. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte "zich volgens de bijzondere voorwaarde van het onherroepelijk vonnis van 15 maart 2008 dient te onthouden van elke vorm van contact" met de aangeefster, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.3. Het middel slaagt.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 27 maart 2012.