Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/392/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende machines
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 02-08-1993
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 01-01-1995.
- Bronpublicatie:
22-07-1993, PbEG 1993, L 220 (uitgifte: 01-01-1993, regelingnummer: 93/68/EEG)
- Inwerkingtreding
02-08-1993
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-07-1993, PbEG 1993, L 220 (uitgifte: 01-01-1993, regelingnummer: 93/68/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde moet, om te kunnen verklaren dat zijn machines en veiligheidscomponenten in overeenstemming met deze richtlijn zijn, voor elke gefabriceerde machine of veiligheidscomponent een EG-verklaring van overeenstemming opstellen bestaande uit de in bijlage II, onder A, respectievelijk onder C, vermelde onderdelen.
Voor machines geldt bovendien dat de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de machine de in artikel 10 bedoelde EG-markering moet aanbrengen.
2.
Voordat de machine in de handel wordt gebracht, moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde:
- a)
indien bijlage IV niet op de machine van toepassing is, het in bijlage V bedoelde dossier samenstellen;
- b)
indien bijlage IV op de machine van toepassing is en de fabricage niet of slechts gedeeltelijk volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde normen heeft plaatsgevonden, of indien zulke normen ontbreken, een model van de machine aan het in bijlage VI bedoelde EG-typeonderzoek onderwerpen;
- c)
indien bijlage IV op de machine van toepassing is en de fabricage volgens de in artikel 5, lid 2, bedoelde normen heeft plaatsgevonden:
- —
hetzij het in bijlage VI bedoelde dossier samenstellen en toezenden aan de keuringsinstantie waarvan kennisgeving is gedaan, waarna deze instantie zo spoedig mogelijk bericht van ontvangst zal geven en het dossier zal bewaren;
- —
hetzij het in bijlage VI bedoelde dossier voorleggen aan de keuringsinstantie waarvan kennisgeving is gedaan, waarna deze instantie zal nagaan of de in artikel 5, lid 2, bedoelde normen correct zijn toegepast en een verklaring van geschiktheid van dit dossier zal opstellen;
- —
hetzij een model van de machine aan het in bijlage VI bedoelde EG-typeonderzoek onderwerpen.
3.
In het geval bedoeld in lid 2, onder c), eerste streepje, is het bepaalde in punt 5, eerste zin, en in punt 7 van bijlage VI van overeenkomstige toepassing.
In het geval bedoeld in lid 2, onder c), tweede streepje, is het bepaalde in de punten 5, 6 en 7 van bijlage VI van overeenkomstige toepassing.
4.
Indien lid 2, onder a), en punt c), eerste en tweede streepje, van toepassing zijn, mag de EG-verklaring van overeenstemming uitsluitend de overeenstemming met de fundamentele veiligheidsvoorschriften van de richtlijn vaststellen.
In de gevallen bedoeld in lid 2, onder b), of onder c), derde streepje, moet de EG-verklaring van overeenstemming de overeenstemming vaststellen met het model dat een EG-typeonderzoek heeft ondergaan.
4 bis.
Voor veiligheidscomponenten gelden de certificeringsprocedures die ingevolge de leden 2, 3 en 4 op machines van toepassing zijn. Wanneer een EG-typeonderzoek wordt uitgevoerd, gaat de keuringsinstantie waarvan kennisgeving is gedaan, bovendien na of de veiligheidscomponent de veiligheidsfuncties kan vervullen die door de fabrikant zijn opgegeven.
5
- a)
Indien machines met betrekking tot andere aspecten onder andere richtlijnen vallen die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering, geeft de markering aan dat de machines geacht worden ook aan de voorschriften van deze andere richtlijnen te voldoen.
- b)
Indien echter in een of meer van deze richtlijnen gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan dat aan de voorschriften van de door de fabrikant toegepaste richtlijnen is voldaan. In dat geval moeten de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte referenties van de toegepaste richtlijnen worden vermeld op de door deze richtlijnen voorgeschreven documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij deze machines zijn gevoegd.
6.
Indien de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde niet aan de verplichtingen van de voorgaande leden heeft voldaan, rusten deze verplichtingen op een ieder die de machine of de veiligheidscomponent in de Gemeenschap in de handel brengt. Dezelfde verplichtingen gelden voor diegene die machines of machineonderdelen of veiligheidscomponenten van verschillende herkomst assembleert of die de machine of de veiligheidscomponent voor zijn eigen gebruik vervaardigt.
7.
De verplichtingen van lid 6 gelden niet voor degenen die een verwisselbaar uitrustingsstuk als bedoeld in artikel 1 op een machine of een trekker aansluiten, mits de elementen compatibel zijn en alle delen waaruit de machine na die aansluiting bestaat, zijn voorzien van de EG-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming.