NJ 1916, p. 592
HR, 03-01-1916
HR 03-01-1916, ECLI:NL:HR:1916:136
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 januari 1916
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. M. B. Hanlo., Raden: Mrs. H. Hesse, H. M. A. Savelberg, Jhr. Rh. Feith en Dr. L. E. Visser.
- Zaaknummer
[03011916/NJ_1916,_p._592]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS98244:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1916:136, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑01‑1916
- Wetingang
(Oorlogswet 1899 art. 11.)
Samenvatting
Door het in art. 10 der Wet van 23 Mei 1899 (S. 128) voorgeschreven overleg — en uit den aard der zaak geldt hetzelfde voor art. 11 als voor art. 10 — wordt beoogd eenerzijds eenige beperking der macht van het militair gezag, en anderzijds om de bestaande bevoegdheden van het burgerlijk bestuur zooveel mogelijk te eerbiedigen.
Zoowel in verband met dit laatste als op grond van de taalkundige beteekenis van de termen der wet is onder het betrokken burgerlijk gezag te verstaan het orgaan tot welks bevoegdheid de telkens te nemen maatregelen krachtens hun aard geacht kunnen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.