Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 oktober 2014.
Rb. Midden-Nederland, 24-10-2014, nr. 16-659680-14
ECLI:NL:RBMNE:2014:5390
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
24-10-2014
- Zaaknummer
16-659680-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2014:5390, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 24‑10‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑10‑2014
Inhoudsindicatie
Voorwaardelijke ISD opgelegd
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/659680-14 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 oktober 2014, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 7 juli 2014 een winkeldiefstal heeft gepleegd en daarbij geweld heeft gebruikt, en/of gedreigd heeft geweld te gebruiken;
feit 2: op 6 augustus 2014 een winkeldiefstal heeft gepleegd.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde diefstallen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Verdachte dient vrijgesproken te worden van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging. De ten laste gelegde bewoordingen vormen, zonder de bij wijziging van de tenlastelegging toegevoegde zinsnede “Ik ga naar jullie uithalen”, naar het oordeel van de verdediging geen bedreiging. De verklaring van aangever dat verdachte gezegd zou hebben “Ik ga naar jullie uithalen” wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund en is derhalve onvoldoende om tot het bewijs gebezigd te kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
feit 1
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de paginanummers van het eind proces-verbaal nummer PL0900-2014182787 en het aanvullend proces-verbaal nummer PL0900-2014182787A. De door de rechtbank in de voetnoten aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 7 juli 2014 bij de Albert Heijn in IJsselstein etenswaren en blikjes drinken had weggenomen en deze in een plastic tas had gestopt. Vervolgens wilde hij zonder te betalen de winkel verlaten. Hij werd door diverse personen tegen gehouden. Hij had zich losgerukt. Hij was kwaad en had tegen die personen geroepen. Het kan heel goed zijn dat hij woorden had gebruikt als: ”De eerste die mij nu nog aanraakt heeft een heel groot probleem" en/of "Ik kom hier niet vandaan, maar ik onthoud je kop en kom terug als ik weer vrij ben" en/of "Met jou ben ik nog niet klaar".1.
Op 7 juli 2014 was [getuige 1] in de Albert Heijn aan het Basiliekpad te IJsselstein. Hij zag dat verdachte blikjes Captain Morgan in zijn linker binnenzak stopte. Hij had verdachte aangehouden toen hij voorbij de kassa liep. Verdachte was erg agressief en verzette zich. Hij probeerde met zijn broer verdachte tegen te houden. Meerdere mensen kwamen hen helpen. Hij hoorde dat verdachte zei: “Ik ga naar jullie uithalen” en “Met jou ben ik nog niet klaar, ik heb vrienden die niet van hier zijn.” Hij voelde zich daardoor bedreigd. Verdachte bleef zich verzetten. Bij verdachte werden aangetroffen: 2 blikjes Heineken bier, 4 blikjes Captain Morgan, een maaltijdsalade, chorizo worst en een plastic tas.2.
Op 7 juli 2014 was [getuige 2] aan het werk in de Albert Heijn en zag dat zijn broer een man had aangehouden, de man wilde weglopen. De man werd verbaal steeds agressiever en wilde weglopen. De man bedreigde zijn broer, een omstander en hemzelf. Hij zei meerdere malen: “De eerste die mij nu nog aanraakt heeft een heel groot probleem" en "Ik kom hier niet vandaan, maar ik onthoud je kop en kom terug als ik weer vrij ben" en "Met jou ben ik nog niet klaar". De man had ook een ongekreukte Albert Heijn tas bij zich.3.
Op camerabeelden was te zien dat verdachte de Albert Heijn in liep en een tasje pakte. Even later verliet verdachte zonder af te rekenen de winkel. Aangever ([getuige 1]) sprak verdachte aan en hield hem tegen. Verdachte liep door en duwde aangever met zijn hele lijf aan de kant. Verdachte werd vervolgens tegengehouden door aangever en nog een medewerker. Verdachte wilde langs beide mannen lopen en dreigde met een slaande beweging. De mannen bleven verdachte tegenhouden en verdachte probeerde langs hen te komen. Verdachte probeerde vervolgens om hen heen te lopen. Met behulp van omstanders kreeg men verdachte even onder controle. Verdachte bleef zich verzetten.4.
(Bewijs)overwegingen
Bedreiging met geweld
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever [getuige 1] “Ik ga naar jullie uithalen” wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden waaruit volgt dat verdachte dreigde met een slaande beweging. Daarnaast geven de aangever en getuige beiden aan dat zij zich door verdachte bedreigd voelden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, de woorden van verdachte in combinatie met zijn handelingen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm als een bedreiging gekwalificeerd kunnen worden.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal gevolgd door bedreiging met geweld.
4.3.2
feit 2
Nu verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- -
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 oktober 2014;
- -
het proces-verbaal van aangifte van [aangever], namens Plus Supermarkt, pagina 5 t/m 7 van proces-verbaal nummer PL0611-2014107280.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 07 juli 2014 te IJsselstein, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere blikjes Heineken bier en meerdere blikjes Captain Morgan en een maaltijdsalade en chorizo worst en een plastic tas toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd aan het Basiliekpad), welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en [getuige 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, toen aldaar:
- heeft gedreigd met een slaande beweging en
- die [getuige 1] en [getuige 2], toen die hem tegen/vast wilden houden, de volgende woorden heeft toegevoegd: “Ik ga naar jullie uithalen” en "De eerste die mij nu nog aanraakt heeft een heel groot probleem" en "Ik kom hier niet vandaan, maar ik onthoud je kop en kom terug als ik weer vrij ben" en "Met jou ben ik nog niet klaar";
feit 2
op 06 augustus 2014 te Ermelo, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2 blikjes Bacardi Cola, toebehorende aan Plus Supermarkt (B. Langmanstraat 2);
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid
5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
feit 1: diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2: diefstal.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door
H. Scharft, gezondheidszorg psycholoog, die op 23 september 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voorts functioneert verdachte op een zwakbegaafd niveau. Tevens is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid, waarvan de ernst in de laatste jaren wel wat is afgenomen. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachtes keuzes en gedragingen ten tijd van de ten laste gelegde feiten kunnen hieruit deels verklaard worden. Geadviseerd wordt om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de voormelde conclusies over en maakt deze tot de hare.
Nu uit de rapportages of anderszins niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- -
een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- -
voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van drie jaar met als bijzondere voorwaarden: verplicht reclasseringscontact, meewerken aan een klinische opname voor maximaal twee jaar en meewerken aan ambulante behandeling, zowel voorafgaand als volgend op de klinische behandeling.
Daarnaast vordert de officier van justitie dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke, ten tijde van de uitspraak, gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de verdediging gesteld dat behandeling van verdachte noodzakelijk is en heeft zich ten aanzien van de bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie. Voorts heeft de verdediging verzocht, met het oog op de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte, een voorwaardelijk strafdeel, niet zijnde een voorwaardelijke ISD, op te leggen. Een voorwaardelijke ISD is niet wenselijk, immers als op enig moment de behandeling en/of begeleiding van verdachte niet naar wens verloopt, zal bij een terugmelding het gehele traject inclusief rapportage opnieuw opgestart moeten worden. Voorts heeft een eerder opgelegde ISD niet tot het gewenste resultaat geleid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal waarbij hij het personeel en/of omstanders heeft bedreigd. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij de betrokkenen. Daarnaast heeft verdachte zich nogmaals schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen veroorzaken overlast en financiële schade bij de benadeelden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 9 oktober 2014 volgt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Ook blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de nu door hem begane misdrijven, tenminste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of taakstraf is veroordeeld. Deze veroordelingen betreffen onder meer een veroordeling door het gerechtshof op 14 juli 2014 voor onder andere diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, een veroordeling door het gerechtshof op 14 juli 2014 voor diefstal in vereniging tot een gevangenisstraf van 74 dagen en een veroordeling door de politierechter op 18 september 2013 voor diefstal met geweld tot een gevangenisstraf van 14 dagen en een werkstraf van 84 uren. Deze straffen zijn ten uitvoer gelegd voorafgaand aan het bovengenoemde strafbare feit.
Uit voornoemd rapport van H. Scharft volgt dat de hulpvraag van verdachte vooral gericht is op resocialisatie. Tot op heden is hij er niet in geslaagd zelfstandig zijn leven maatschappelijk op orde te krijgen. Waarschijnlijk heeft zijn persoonlijkheidsproblematiek dit ook bemoeilijkt. Hij is dermate vaak gedetineerd geweest dat hij moeite heeft zijn weg weer te vinden in de huidige maatschappij. Een klinische behandeling biedt de meeste kans van slagen om hem te helpen te resocialiseren. Hierbij zal ook aandacht besteed moeten worden aan persoonlijkheidseigenschappen (impulsiviteit en een beperkte frustratietolerantie) die een belemmering kunnen vormen bij een succesvolle resocialisatie. Hij is vooral gebaat bij een praktische gedragstherapeutische aanpak. Nare ervaringen uit de jeugd lijken beperkt verwerkt en zullen mogelijk gaandeweg de behandeling naar voren komen. Ook zal aandacht besteed moeten worden aan zijn alcoholgebruik.
Verdachte toonde zich in het verleden niet bereid mee te werken met de reclassering of hulpverlening. Hij lijkt zich na het overlijden van zijn moeder te realiseren hulp nodig te hebben en staat inmiddels open voor hulpverlening en is bereid om mee te werken aan een klinische opname. De deskundige adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en meewerken aan een klinische opname.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies d.d. 8 oktober 2014. Mw. K. Lageman heeft ter terechtzitting voornoemd advies toegelicht. In het verleden verliepen de contacten met de reclassering moeizaam. Als het al tot afspraken kwam over opnames en vervolgcontacten, kwam verdachte zijn afspraken niet na. Verdachte heeft van 2011 tot 2013 een ISD-maatregel gehad en heeft zich driemaal onttrokken, waardoor hij alleen nog kans maakte op het nazorgtraject. Er heeft geen nazorg plaatsgevonden omdat verdachte aangaf daar geen behoefte aan te hebben. Sinds het beëindigen van die ISD-maatregel heeft hij regelmatig opnieuw strafbare feiten gepleegd. Het ontbreekt verdachte aan voldoende copingvaardigheden om een maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen. Bij het delictgedrag speelt impulsiviteit en het niet kunnen omgaan met frustraties voortkomend uit de persoonlijkheidsproblematiek een rol. Dit is in samenhang met alcoholproblematiek en materiële problemen. Verdachte heeft een beperkt prosociaal netwerk. Verdachte geeft aan gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling. Hij heeft echter weinig vertrouwen in de hulpverlening en het zal moeten blijken of zijn persoonsproblematiek in de weg staat om zich open te stellen voor behandeling.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog gezien de problemen op vrijwel alle leefgebieden, de jarenlange delictgeschiedenis en het gebrek aan medewerking in het verleden. Het risico op onttrekking aan de voorwaarden is hoog, gelet op hoe verdachte zich in het verleden heeft opgesteld.
Verdachte kan thans, in afwachting van een indicatiestelling en een eventuele wachtlijst, nog niet klinisch geplaatst worden. De ambulante begeleiding/behandeling van verdachte, ter overbrugging van deze periode, kan aansluitend aan de detentie van verdachte opgepakt worden. Geschat wordt dat de duur van de klinische opname maximaal twee jaar zal duren. Dit is ingegeven nu er bij verdachte veel onderliggende problematiek is waar nooit eerder aan gewerkt is, daarnaast is niet aan te geven wat ten gevolge daarvan nog naar voren zal komen. Voorts is de termijn mede afhankelijk van de persoon van verdachte en het verloop van de opname en behandeling.
De reclassering adviseert verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod, een klinische opname voor de duur van twee jaren en een ambulante behandelverplichting.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten van artikel 38m, eerste lid, Wetboek van Strafrecht is voldaan. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten begaan zijn na tenuitvoerlegging van deze straffen.
Verder dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel.
Verdachte heeft ter terechtzitting er blijk van gegeven bereid te zijn leven een positieve draai te zullen geven. De rechtbank zal gelet op de adviezen van de deskundigen de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn zich aan de door de reclassering opgestelde voorwaarden, inclusief een klinische opname voor de duur van maximaal twee jaar, te houden.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte wenselijk en noodzakelijk. Eerder opgelegde begeleiding/behandeling van verdachte heeft telkens niet tot het gewenste resultaat geleid. Voorts heeft verdachte, terwijl hij in een schorsing liep, zich opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Een voorwaardelijk strafdeel - anders dan een voorwaardelijke ISD maatregel – is derhalve, gelet op de persoon van verdachte, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te zorgen dat verdachte voor langere tijd zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden zal houden en zich niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Het is nu aan verdachte om te laten zien dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft aangegeven, zijn leven een andere wending wil geven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf en een maatregel zoals door de officier van justitie zijn geëist, passend en geboden zijn. De rechtbank zal verdachte derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest. Tevens zal aan verdachte een voorwaardelijke ISD maatregel opgelegd worden, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
De rechtbank zal daarbij, gelet op de persoon van verdachte en de hardnekkigheid van zijn problematiek, een proeftijd van drie jaar opleggen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen indien er geen behandeling of begeleiding van de verdachte plaatsvindt. De rechtbank acht het, gelet op artikel 38v, vierde lid Wetboek van Strafrecht, om die reden geboden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
7. De wettelijke voorschriften
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2: diefstal.
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Maatregel
- gelast de voorwaardelijke plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
* zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn invrijheidstelling voor 17.00 uur melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht. Wanneer betrokkene is opgenomen in de kliniek zal de meldplicht worden uitgevoerd door middel van bezoeken aan veroordeelde in de kliniek;
* verplicht is om te verblijven in en mee te werken aan een klinische behandeling in een voor de veroordeelde meest geschikte behandelsetting in een inrichting te bepalen door het NIFP/IFZ, dat hiertoe een inrichting zal aanwijzen waar feitelijke invulling aan een dergelijke intramurale behandeling zal kunnen worden gegeven, met inachtneming van de mate van zorg en beveiliging die voor veroordeelde noodzakelijk is. De behandeling van veroordeelde zal maximaal twee jaren duren, of zoveel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
* verplicht is om mee te werken aan ambulante behandeling door het forensisch ACT team van Aventurijn/Altrecht of soortgelijke ambulante behandeling zolang een klinische opname nog niet is gerealiseerd of bij beëindiging van de klinische behandeling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het toezicht op de naleving daarvan, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.M. Schwillens, voorzitter, mrs. P.P.C.M. Waarts en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 oktober 2014.
Mrs. J.P.M. Schwillens en M.P. Glerum zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 juli 2014 te IJsselstein, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere blikjes Heinekenbier en/of een of meerdere blikjes Captain Morgan en/of een maaltijdsalade en/of chorizo worst en/of een plastic tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (gevestigd aan het Basiliekpad), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [getuige 1] en/of [getuige 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, toen aldaar:
- heeft gedreigd met een slaande beweging en/of
- die [getuige 1] en/of [getuige 2], toen die hem tegen/vast wilden houden, de volgende woorden heeft toegevoegd: “ik ga naar jullie uithalen” en/of "De eerste die mij nu nog aanraakt heeft een heel groot probleem" en/of "Ik kom hier niet vandaan, maar ik onthoud je kop en kom terug als ik weer vrij ben" en/of "Met jou ben ik nog niet klaar",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 augustus 2014 te Ermelo, althans in het arrondissement Oost-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 2 blikjes Bacardi Cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plus Supermarkt (B.Langmanstraat 2), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht