Hof 's-Hertogenbosch, 22-01-2009, nr. 20-001475-08
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH0705
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-01-2009
- Magistraten
Mrs. H.D. Bergkotte, A.M.G. Smit, N.J.M. Ruyters
- Zaaknummer
20-001475-08
- LJN
BH0705
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2009:BH0705, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑01‑2009
Uitspraak 22‑01‑2009
Mrs. H.D. Bergkotte, A.M.G. Smit, N.J.M. Ruyters
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 8 april 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-984807-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van ‘Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd’ werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot die onderdelen van de impliciet cumulatieve tenlastelegging waarvoor verdachte is veroordeeld. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis — voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen — zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 34 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft bepleit:
- —
primair dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde;
- —
subsidiair dat de op te leggen straf zal worden verlaagd omdat meerdere geheimhoudersgesprekken te laat zijn vernietigd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is — voor zover thans nog aan de orde — ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 19 juni 2007 op een of meerdere plaats(en) gelegen in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- —
zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- —
(een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), (telkens) opzettelijk daartoe meermalen, althans eenmaal,
- —
in of omstreeks de periode van 15 februari 2007 tot en met 22 februari 2007, 1400 liter, in elk geval een hoeveelheid, aceton besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 1) en/of
- —
in of omstreeks de periode van 26 maart 2007 tot en met 27 maart, 800 liter, in elk geval een hoeveelheid, mierenzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 2) en/of
- —
in of omstreeks de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007, 1400 liter, in elk geval een hoeveelheid, methanol besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 3) en/of
- —
in of omstreeks de periode van 10 mei 2007 tot en met 14 mei 2007, 1200 liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur en/of 1000 liter, in elk geval een hoeveelheid, methanol besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 4) en/of
- —
in of omstreeks de periode van 10 april 2007 tot en met 11 april 2007, 800 liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 5) en/of
- —
in of omstreeks de periode van 6 juni 2007 tot en met 7 juni 2007, 1200 liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 6) en/of
- —
op of omstreeks 13 december 2006, 960 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, mierenzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- —
op of omstreeks 5 april 2007, 920 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 7).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Het hof acht uit het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan met betrekking tot de na te noemen onderdelen, zodat zij in zoverre van het haar ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van het onderdeel van de tenlastelegging met betrekking tot de 1200 liter zoutzuur in de periode van 6 juni 2007 tot en met 7 juni 2007 is onvoldoende bewijs voorhanden dat deze stof bestemd was tot het plegen van een feit als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet.
Voor de onderdelen van de tenlastelegging met betrekking tot de 960 kilogram mierenzuur op 13 december 2006 en de 920 kilogram zoutzuur op 5 april 2007 is onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte en/of zijn mededader deze stoffen voorhanden heeft gehad.
Vaststaande feiten
Het hof stelt het volgende vast.
[naam bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]) is gevestigd op het adres [adres] te [plaats]. De onderneming [bedrijf 2] is eigendom van verdachte.
Op 22 februari 2007 werd door [bedrijf 1] 1155 kilogram, zijnde 1400 liter, aceton geleverd aan [bedrijf 2]. Deze partij werd opgehaald met een bestelbus, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken]. Door een Nederlands observatieteam werd ter hoogte van Wouw de observatie van deze bestelbus, een Renault Master, overgenomen van de Belgische politie. Vervolgens werd waargenomen dat:
- —
de Renault Master werd geparkeerd op een parkeerterrein aan de Dreef te Oud-Gastel;
- —
verdachte en [medeverdachte 1] uit de Renault Master stapten en samen wegreden in een personenauto;
- —
de Renault Master beladen was;
- —
anderhalf uur later een man in de Renault Master stapte en wegreed;
- —
de Renault Master werd geparkeerd aan de IJsclubweg te Tilburg;
- —
een andere persoon enkele uren later in de Renault Master stapte en wegreed;
- —
de Renault Master een inrit gelegen naast [adres] te Tilburg inreed;
- —
er veel beweging was in de Renault Master;
- —
de Renault Master een kwartier later uit een loods op het terrein naast het pand [adres] te Tilburg kwam gereden;
- —
de Renault Master in Tilburg werd geparkeerd en geheel leeg was.
Op 23 en 24 februari 2007 werd de loods op het adres [adres] te Tilburg door het NFI en de politie onderzocht. Aldaar werden onder meer aangetroffen zeven vaten van 200 liter met het opschrift ‘[naam bedrijf 1] aceton’, 52,2 kilogram MDMA-poeder en zeer veel goederen die gerelateerd zijn aan het vervaardigen van synthetische drugs, waaronder een destillatieopstelling en reactorvaten. Door het NFI werd geconcludeerd dat in de loods MDMA werd geproduceerd volgens de methode genaamd ‘verhoogde druk’ reductieve aminering.
Op 27 maart 2007 werd door [bedrijf 1] 960 kilogram, zijnde 800 liter, mierenzuur geleverd aan [bedrijf 2]. Door een observatieteam werd op die datum waargenomen dat:
- —
verdachte en [medeverdachte 1] om 10.29 uur in een Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken], wegreden vanaf de Waterstraat te Roosendaal;
- —
de Vito om 12.17 uur op de [straat] te [plaats] reed;
- —
de Vito om 13.25 uur werd geparkeerd op de Parkstraat te Oud-Gastel, waarna verdachte en [medeverdachte 1] uitstapten en wegliepen;
- —
om 13.46 uur een Volkswagen en een Audi geparkeerd werden ter hoogte van de Vito;
- —
de bestuurder van de Audi om 13.56 uur in de Vito stapte en wegreed;
- —
de Vito om 14.40 op de [straat] te Breda reed en achteruit een terrein op gereden werd waar een aantal loodsen stonden.
Op 28 maart 2007 werd door een observatieteam waargenomen dat de Vito uit de loods gereden werd en vertrok. De Vito reed vervolgens het terrein van autoverhuurbedrijf [bedrijf 3] op, waarna de bestuurder lopend het terrein van [bedrijf 3] verliet.
Op 12 april 2007 werd de loods gelegen aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Aldaar werden goederen en chemicaliën, waaronder mierenzuur, aangetroffen die zeer waarschijnlijk in de loods zijn gebruikt danwel opgeslagen ten behoeve van de illegale vervaardiging van amfetamine, terwijl voorts zeer waarschijnlijk is dat in de loods amfetamine(base) werd bewerkt c.q. omgezet in amfetamine(sulfaat) en daarna werd versneden met coffeïne.
Op 21 maart 2007 werd door [bedrijf 1] 1106 kilogram, zijnde 1400 liter, methanol geleverd aan [bedrijf 2]. Door een observatieteam werd waargenomen dat:
- —
verdachte en [medeverdachte 1] met een vrachtauto naar [plaats] reden en aldaar bij een bedrijf geparkeerd stonden en na ongeveer een kwartier weer vertrokken;
- —
zij met de vrachtauto reden naar de Parkstraat te Oud-Gastel, alwaar zij de vrachtauto parkeerden op een parkeerplaats achter de [bedrijf 4] en samen wegreden in een personenauto;
- —
circa anderhalf uur later een personenauto stopte ter hoogte van de vrachtauto;
- —
een persoon uit de personenauto stapte en in de vrachtauto stapte, waarna deze wegreed;
- —
de vrachtauto reed naar een parkeerplaats bij [bedrijf 5] aan De Run te Veldhoven;
- —
de bestuurder (hierna: NN1) uitstapte en contact had met een man (hierna: NN2);
- —
NN2 in de vrachtauto stapte, terwijl NN1 plaatsnam in een Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken];
- —
NN2 met de vrachtauto naar [adres] te Veldhoven reed en vervolgens de aldaar gelegen loods binnen reed;
- —
na een kwartier de vrachtauto de loods verliet en terugreed naar de parkeerplaats voor [bedrijf 5];
- —
NN1 en NN2 weer contact hadden op deze parkeerplaats, waarna NN1 in de vrachtauto en NN2 in de Mercedes wegreden.
In de loods aan [adres] te Veldhoven werden op 22 mei 2007 onder meer 285,96 kilo amfetamine, 778,68 kilo MDMA-poeder en ongeveer 3.500.000 pillen bevattende MDMA aangetroffen.
Op 11 mei 2007 werd door [bedrijf 1] 1380 kilogram, zijnde 1200 liter, zoutzuur geleverd aan de firma [bedrijf 2]. Op die datum werd door een observatieteam waargenomen dat:
- —
verdachte en [medeverdachte 1] met een Ford Transit, voorzien van het kenteken [kenteken], vertrokken vanaf de [adres] te [plaats];
- —
verdachte en [medeverdachte 1] deze Ford Transit reden naar de Parkstraat te Oud-Gastel, alwaar zij de vrachtauto parkeerden op een parkeerplaats achter de [bedrijf 4] en vertrokken in een personenwagen;
- —
circa veertig minuten later een personenauto stopte ter hoogte van de Ford Transit. Een persoon stapte uit de personenauto en stapte in de Ford Transit waarna hij wegreed;
- —
de Ford Transit naar het [hotel] te Tilburg reed;
- —
de Ford Transit daar door een andere persoon werd overgenomen;
- —
de Ford Transit werd geparkeerd aan de Generaal Smutslaan/het Steve Bikohof te Tilburg;
- —
de Ford Transit om 18.37 uur weer werd weggereden;
- —
de Ford Transit het terrein tussen de [adres] en [adres] te [woonplaats] opreed, alwaar 27 garageboxen stonden;
- —
daarna geluiden lijkend op het laden en/of lossen van goederen in of uit voertuigen werden gehoord;
- —
de Ford Transit vervolgens weer vertrok en werd geparkeerd bij het autoverhuurbedrijf [bedrijf 6].
Op 14 mei 2007 werd door [bedrijf 1] 790 kilogram methanol, zijnde 1000 liter, geleverd aan de firma [bedrijf 2]. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden deze partij 's ochtends om circa 07.30 uur in [plaats] geladen in een Citroën Jumper, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken]. Door een observatieteam werd waargenomen dat:
- —
de Citroën Jumper, voorzien van het kenteken [kenteken] om 10.15 uur geparkeerd stond op een parkeerterrein aan de Generaal Smutslaan te Tilburg;
- —
na circa twee uur een persoon in de Citroën Jumper stapte en wegreed;
- —
de Citroën Jumper het terrein tussen de [adres] en [adres] te Tilburg werd weggereden;
- —
na circa een kwartier de Citroën Jumper weer werd weggereden;
- —
de Citroën Jumper werd geparkeerd bij [bedrijf 6].
Tenaamgestelde van de kentekens van de Ford Transit en de Citroën Jumper was autoverhuurbedrijf [bedrijf 6].
Op 23 mei 2007 werd [garagebox] op het adres [adres] te Tilburg doorzocht. Aldaar werden onder meer aangetroffen: vijf vaten met 200 liter methanol met originele etikettering van [bedrijf 1], vier vaten met in totaal circa 800 liter zoutzuur, circa 9700 pillen bevattende MDMA en 143,6 kilo amfetamine. Deze garagebox en alle hierin opgeslagen goederen waren in gebruik respectievelijk bestemd voor het opslaan van verdovende middelen en voor de opslag en het ver- dan wel ompakken van chemicaliën bestemd voor de productie van vooral amfetamine en MDMA.
Op 11 april 2007 werd door [bedrijf 1] 920 kilogram, zijnde 800 liter, zoutzuur geleverd aan [bedrijf 2]. Door een observatieteam werd waargenomen dat:
- —
een witte Mercedes Vito, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken], om 12.24 uur het terrein van [bedrijf 1] te [plaats] opreed;
- —
de Vito om 12.55 uur vertrok met twee personen als inzittenden;
- —
de Vito om 14.09 uur werd geparkeerd op een parkeerplaats in de omgeving van de Dorpsstraat te Oud-Gastel en de bestuurder in een geparkeerde Peugeot 106, voorzien van het kenteken [kenteken] stapte en vertrok;
- —
om 14.41 uur een persoon in de Vito stapte en vertrok;
- —
de Vito om 14.57 uur een terrein opreed door een hek gelegen tussen [percelen] te Roosendaal;
- —
om 15.00 uur het hek werd afgesloten.
De Vito is nog tot 22.01 uur geobserveerd, maar er is verder niets meer waargenomen. Vervolgens werd door een observatieteam op 12 april 2007 waargenomen dat:
- —
om 7.31 uur de Vito geparkeerd stond achter een hek op de [straat] ter hoogte van [perceel] te Roosendaal;
- —
de Vito om 10.08 uur reed over de Beethovenlaan te Roosendaal;
- —
de Vito om 11.43 uur werd geparkeerd op de Aldendriel te Eindhoven;
- —
in de laadruimte van de Vito toen in ieder geval twee grote vaten stonden;
- —
de Vito om 12.06 uur weer vertrok;
- —
de Vito om 12.29 uur op de [adres] te Eindhoven een doodlopende steeg inreed;
- —
om 12.41 uur in de doodlopende steeg een witte poort geopend werd en de Vito achter deze poort stond en de Vito achter de poort keerde en dat de rechter achterzijde naar rechts werd gestoken;
- —
de Vito om 12.43 uur vertrok vanaf de [adres];
- —
de Vito om 13.08 uur stopte bij het bedrijf [naam] te Veldhoven en de bestuurder minstens tien gasflessen uit de Vito haalde en naast de Vito zette;
- —
de Vito om 13.20 uur weer vertrok;
- —
de Vito om 14.24 uur de doodlopende steeg aan de [adres] te Eindhoven inreed en vervolgens de witte poort inreed;
- —
achter de witte poort meerdere garageboxen gevestigd waren;
- —
de Vito om 14.50 uur wegreed uit de doodlopende steeg aan de [adres].
Op 14 april 2007 werd in de [garagebox] aan de [adres] te Eindhoven een inkijkoperatie verricht. Daarbij werd in de garagebox een groot oranje, op een vat gelijkend voorwerp met het opschrift [bedrijf 1] gezien.
Op 19 juni 2007 werd [garagebox] aan de [adres] te Eindhoven door de politie onderzocht. Daarbij werden onder meer aangetroffen gebruikte elektrische verwarmingsmantels, twee behangafstomers en een groot aantal doppen en jerrycans, welke goederen in gebruik waren geweest bij de illegale vervaardiging van amfetamine dan wel waren bestemd om (weer) gebruikt te worden binnen de illegale vervaardiging van verdovende middelen. Afdrukken op de betonvloer op de begane grond deden vermoeden dat er gedurende langere tijd chemicaliën in kunststof jerrycans en in metalen vaten hebben gestaan.
Aceton wordt bij de productie van synthetische drugs gebruikt als oplosmiddel, namelijk voor het oplossen van MDMA olie, waarna vervolgens kristallisatie plaatsvindt. Methanol wordt bij de productie van synthetische drugs gebruikt als oplosmiddel, te weten voor het oplossen van amfetamineolie tijdens het kristallisatieproces en het oplossen van PMK bij de synthese via de verhoogde druk methode. Mierenzuur wordt gebruikt bij de productie van amfetamine. Het wordt toegevoegd aan de synthese waardoor onder andere de kooktemperatuur zakt van die synthese. Zoutzuur wordt bij de productie van amfetaminepoeder in het syntheseproces en bij de productie van MDMA in het kristallisatieproces gebruikt.
Wanneer bij de synthese van MDMA volgens de methode van reductieve aminering gebruik wordt gemaakt van ethylamine in plaats van methylamine, dan wordt in plaats van MDMA N-ethyl-MDA ofwel MDEA gevormd.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
- A.
Met betrekking tot de levering op 11 april 2007 van 800 liter zoutzuur overweegt het hof het volgende.
Uit de vermelde waarnemingen blijkt dat twee personen met het Mercedes Vito busje omstreeks 12.24 uur het terrein van [bedrijf 1] in België opreden en daar om 12.55 uur weer vertrokken. Uit de verzendnota blijkt dat deze is ondertekend en gestempeld op 11 april 2007 om 12:52:24 uur. Uit de verklaring van de productmanager bij de firma [bedrijf 1], [betrokkene], blijkt dat bij aflevering steeds contant is betaald.
Verdachte heeft bij de politie met betrekking tot deze levering op 11 april 2007 verklaard dat zij die heeft betaald en dat zij ook die dag samen met [medeverdachte 1] in de Vito bus onderweg is geweest.
De bestuurder van de Vito bus stopte volgens de observatie nadat hij de Vito bus in Oud-Gastel geparkeerd had in de Peugeot 106 voorzien van het kenteken [kenteken]. Tenaamgestelde van deze auto was verdachte. Verdachte heeft verklaard dat zij een Peugeot 106 bezat, waarvan enkel [medeverdachte 1] en zij gebruik maakten.
Bovenstaande brengt het hof tot de conclusie dat de twee personen die op 11 april 2007 met de Mercedes Vito de zoutzuur bij [bedrijf 1] hebben opgehaald zijn verdachte en [medeverdachte 1].
- B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat zij van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat zij opzettelijk de productie van synthetische drugs heeft bevorderd. Daartoe is aangevoerd — zakelijk weergegeven — dat de enkele omstandigheid dat de chemicaliën voor andere dan legale doeleinden gebruikt kunnen worden, niet maakt dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat alle leveringen gebruikt zouden worden voor het vervaardigen van synthetische drugs. Immers, ten aanzien van [medeverdachte 2] had verdachte de overtuiging dat het om legale handel ging, terwijl ten aanzien van medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zij door [medeverdachte 1] was verzekerd dat het om legale handel ging.
Het hof overweegt als volgt.
- C.
- i.
Op basis van de hierboven en in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte en [medeverdachte 1] op zes verschillende tijdstippen grote hoeveelheden chemicaliën gekocht en opgehaald hebben bij het Belgische bedrijf [bedrijf 1] en op een parkeerplaats in Oud-Gastel in de auto hebben achtergelaten. Het ging steeds om chemicaliën die gebruikt kunnen worden bij de productie van synthetische drugs. Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat de stoffen steeds door derden verder vervoerd zijn naar plaatsen die, zoals uit doorzoekingen is gebleken, in verband gebracht konden worden met synthetische drugs.
- ii.
Zowel verdachte als [medeverdachte 1] moeten van het mogelijk gebruik van die chemicaliën voor de productie van verdovende middelen op de hoogte zijn geweest.
Daartoe stelt het hof in de eerste plaats vast dat verdachte met haar bedrijf onder de naam [bedrijf 2] in samenwerking met [medeverdachte 1] onder andere handelde in chemische stoffen. Daarnaast blijkt het hof dat [medeverdachte 1] tijdens verhoren door de FIOD in verband met eerdere leveringen van oplosmiddelen en zuren, onder andere in verband met een levering van 1400 liter aceton, op 15 en 16 november 2006 er diverse keren op is gewezen dat oplosmiddelen en zuren gebruikt kunnen worden in het productieproces van XTC en hij is geïnformeerd dat die aceton was geleverd aan personen die de beschikking hadden over een laboratorium voor de productie van XTC. Zowel [medeverdachte 1] bij de politie als verdachte ter zitting van het hof hebben deze waarschuwing bevestigd.
- iii.
Voorts is van belang, dat de omstandigheden waaronder verdachte en [medeverdachte 1] de chemicaliën leverden, werden gekenmerkt door grote geheimzinnigheid: zoals hierboven weergegeven hebben verdachte en [medeverdachte 1] op de zes voormelde data de chemicaliën steeds opgehaald bij [bedrijf 1] in Belgie. Vervolgens reden zij naar Oud-Gastel alwaar zij het voertuig waarmee de chemicaliën waren opgehaald, onbeheerd achterlieten op een parkeerplaats. Door een andere persoon werd dit voertuig dan enige tijd later opgehaald.
Voor hun wijze van levering hebben verdachte noch [medeverdachte 1] een steekhoudende verklaring gegeven.
- iv.
De hierboven onder i., ii. en iii. weergegeven omstandigheden laten naar het oordeel van het hof geen andere gevolgstrekking toe dan dat verdachte en [medeverdachte 1] door te handelen als voormeld willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij het bereiden van synthetische drugs zouden bevorderen.
- v.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (genoemd in de voetnoten), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2006 tot en met 19 juni 2007 in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van een materiaal bevattende MDMA en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine, zijnde MDMA en N-ethyl-MDA en amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te bevorderen
- —
stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan zij en haar mededader wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende verdachte en haar mededader opzettelijk daartoe
- —
in de periode van 15 februari 2007 tot en met 22 februari 2007, 1400 liter aceton aanwezig gehad en
- —
in de periode van 26 maart 2007 tot en met 27 maart 2007, 800 liter mierenzuur aanwezig gehad en
- —
in de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007, 1400 liter methanol aanwezig gehad en
- —
in de periode van 10 mei 2007 tot en met 14 mei 2007, 1200 liter zoutzuur en 1000 liter methanol aanwezig gehad en
- —
in de periode van 10 april 2007 tot en met 11 april 2007, 800 liter zoutzuur aanwezig gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3o, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
- A.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat — mocht het hof niet tot vrijspraak komen — in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld, als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot strafvermindering. Daartoe is aangevoerd dat opgenomen gesprekken met geheimhouders, gevoerd met telefoonaansluitingen van verdachte en medeverdachten, niet terstond zijn vernietigd.
- B.
Het hof overweegt als volgt.
- i.
In de periode van 23 maart 2007 tot en met 1 mei 2007 zijn telefoongesprekken met geheimhouders, gevoerd met telefoonaansluitingen van verdachte en medeverdachten, opgenomen. Gelet op het bepaalde in artikel 126aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dienden deze tapgesprekken vernietigd te worden. Eerst op 7 december 2007 werd door de politie in een proces-verbaal gerelateerd dat zich gesprekken met geheimhouders tussen de opgenomen gesprekken bevonden, waarna op 11 december 2007 door de officier van justitie de vernietiging van deze gesprekken werd bevolen.
- ii.
Artikel 4, eerste en tweede lid, van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken houdt het volgende in:
- ‘1.
De opsporingsambtenaar die door de uitoefening van een van de bevoegdheden, genoemd in de titels IVa tot en met Va van het Wetboek van Strafvordering, kennisneemt van mededelingen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze zijn gedaan door of aan een geheimhouder, stelt hiervan de officier van justitie onverwijld in kennis.
- 2.
Indien de officier van justitie vaststelt dat de mededelingen, bedoeld in het eerste lid, mededelingen zijn als bedoeld in artikel 126aa, tweede lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, beveelt hij terstond de vernietiging van de processen-verbaal en andere voorwerpen, voorzover zij deze mededelingen behelzen. Het bevel tot vernietiging is schriftelijk. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt, dat wordt gezonden aan de officier van justitie.’
- iii.
Naar het oordeel van het hof zijn de geheimhoudersgesprekken in strijd met artikel 4 van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken niet terstond vernietigd. Hoewel de officier van justitie binnen vier dagen nadat hij in kennis was gesteld van de geheimhoudersgesprekken de vernietiging daarvan heeft bevolen, kan naar het oordeel van het hof niet meer gesproken van het terstond bevelen van de vernietiging. Immers, eerst zeven maanden na het opnemen van de gesprekken is de vernietiging ervan bevolen. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
- iv.
Het hof ziet evenwel aanleiding om te volstaan met de enkele constatering van dit vormverzuim. Immers is aangevoerd noch anderszins aannemelijk geworden dat verdachte als gevolg van dit vormverzuim zelfs maar enigszins in haar belangen is geschaad.
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep nog betoogd dat de mogelijkheid bestaat dat schade is ontstaan, maar het hof ziet geen aanleiding om compensatie toe te passen voor een mogelijke schade.
- v.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
- C.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan — kort weergegeven — de voorbereiding van de productie van synthetische drugs door in verschillende pleegperiodes chemicaliën bestemd voor die productie aanwezig te hebben.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat gelet op de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling het hof de verdachte zal veroordelen ter zake van de feiten ter zake waarvan de eerste rechter veroordeeld heeft, tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat, in geval van bewezenverklaring, aan verdachte per afzonderlijk feit een werkstraf zal worden opgelegd, zonder dat het maximum per feit wordt overschreden. Het hof zal de verdediging in dat standpunt niet volgen om de reden dat het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van drie onderdelen van de tenlastelegging en komt aldus tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de eerste rechter en van minder feiten dan waarvan de advocaat-generaal bij het bepalen van zijn vordering is uitgegaan.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- —
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- —
de omstandigheid dat de verdachte zich gedurende enkele maanden welbewust schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van stoffen bestemd voor de productie van synthetische drugs.
- —
de omstandigheid dat dergelijke harddrugs, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend;
- —
de omstandigheid dat de productie van synthetische drugs schadelijk is voor het milieu vanwege de wijze waarop chemische afvalstoffen van dergelijke productieprocessen vaak illegaal worden afgevoerd in het openbare riool, dan wel middels lozingen in openbare wateren of dumping in de openbare ruimte;
- —
de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
- —
de omstandigheid dat verdachte, blijkens het haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 november 2008, niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld;
- —
het haar betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 28 november 2007;
- —
de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen — grosso modo — vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van de gevorderde gevangenisstraf in dit geval een passende reactie.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. H.D. Bergkotte, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. N.J.M. Ruyters, in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier, en op 22 januari 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.