Rb. Arnhem, 15-08-2007, nr. 66103
ECLI:NL:RBARN:2007:BB2025
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
15-08-2007
- Zaaknummer
66103
- LJN
BB2025
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2007:BB2025, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 15‑08‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 15‑08‑2007
Inhoudsindicatie
Exhibitieplicht
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 66103 / HA ZA 00-1596
Vonnis in incident van 15 augustus 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TALKLINE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Utrecht, kantoorhoudende te Baarn,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. R.J. Bakker te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARES WORLDWIDE B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur mr. F.P. Lomans,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Talkline en Ares genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de conclusie van dagvaarding, overeenkomstig het exploit van dagvaarding met bijgevoegde producties van 5 oktober 2000
- -
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 18 januari 2001
- -
de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende vermeerdering eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie van 12 april 2001
- -
de conclusie van dupliek in reconventie tevens conclusie van repliek in reconventie tevens houdende wijziging van eis van 16 augustus 2001
- -
de conclusie van dupliek in reconventie van 13 december 2001
- -
de akte uitlating producties van Ares van 4 mei 2005
- -
het proces-verbaal van pleidooi van 31 oktober 2005
- -
de incidentele conclusie op de voet van artikel 843a Rv van 11 juli 2007
- -
de incidentele conclusie van antwoord van 25 juli 2007.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De vordering in het incident
2.1.
Ares vordert in het incident - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Talkline veroordeelt om aan Ares, althans aan haar advocaat, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te leggen de processtukken die betrekking hebben op de procedure bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, onder rolnummer 04/1141 en de procedure bij de rechtbank te ’s-Gravenhage onder rolnummers 03/605 en 03/191 (kennelijk is bedoeld 03/1910) dan wel kopieën daarvan, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van EUR 500,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat Talkline daarmee in gebreke blijft.
2.2.
Talkline voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling in het incident
3.1.
Het Nederlands recht kent geen algemene exhibitieplicht. Artikel 843a Rv voorziet er echter in dat hij die daarbij belang heeft een afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is.
3.2.
De bescheiden waarvan Ares overlegging vordert zijn de processtukken in rechtszaken tussen [XXX], de vennootschap NCM Eurocollect B.V. en, in vrijwaring, [XXX] (verder respectievelijk [XXX], NCM en [XXX]). Niet in geding is dat Ares bij geen van die rechtszaken procespartij is.
3.3.
De omstandigheid dat, zoals Ares aanvoert, de uitkomst van voornoemde procedures een rol speelt bij het onderzoeken van de mogelijkheid om in de onderhavige (hoofd)zaak een schikking te bereiken, betekent niet dat de desbetreffende processtukken bescheiden zijn aangaande een rechtsbetrekking waarin Ares partij is.
3.4.
Ares beroept zich, zo begrijpt de rechtbank, ter onderbouwing van haar stelling dat dit wel het geval is voorts op de volgende omstandigheden.
- 1)
In de procedure voor de Haagse rechtbank (rolnummers 03/605 en 03/1910) en de appel¬procedure voor het gerechtshof te ’s-Gravenhage (rolnummer 04/1141) worden onder meer, zakelijk weergegeven, de volgende feiten als vaststaand aangenomen.
- -
[XXX] is werkzaam geweest bij Talkline.
- -
Hij heeft contact gehad met [XXX], destijds bestuurder van het moederbedrijf van NCM.
- -
Tussen NCM en de moedervennootschap van Talkline, TDC A/S, is overeengekomen dat
- -
NCM de vordering van Talkline op Ares, die het onderwerp vormt van de onderhavige hoofdzaak in conventie, overneemt;
- -
NCM tevens het risico van toewijzing van de reconventionele vordering in deze zaak op zich neemt;
- -
TDC A/S aan NCM een afkoopsom van NLG 2.500.000,-- betaalt.
- 2)
[XXX] vordert in de voornoemde procedures, van NCM primair (als hoofdsom) betalingen van € 10.799,--, € 1.089.072,52 en € 748.737,36. [XXX] legt daaraan ten grondslag dat tussen hem en NCM een overeenkomst tot stand is gekomen betreffende de hono¬rering van zijn werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling bij het tot stand komen van de hiervoor onder 1) genoemde overeenkomt tussen NCM en TDC A/S.
- 3)
[XXX] vordert in de procedure voor de rechtbank te ’s-Gravenhage voorts dat NCM aan [XXX] tweewekelijks verslag zal uitbrengen met betrekking tot de stand van zaken in de onderhavige procedure voor de rechtbank te Arnhem.
3.5.
Uit geen van deze omstandigheden kan worden afgeleid dat Ares partij is bij een rechtsbetrekking waar de gevraagde processtukken op zien. Daaraan doet niet af dat de vor¬de¬rin¬gen van Talkline en Ares op elkaar kennelijk een rol spelen in de Haagse rechtszaken tussen [XXX], NCM en [XXX], noch dat [XXX] in die procedures heeft gevorderd dat NCM verslag uit zal brengen over de stand van zaken in de onderhavige procedure.
3.6.
Ook overigens heeft Ares geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat de gevorderde processtukken bescheiden zijn aangaande een rechtsbetrekking waarin Ares partij is als bedoeld in voornoemd artikel 843a Rv.
3.7.
Het vorenstaande betekent dat niet is voldaan aan de in r.ov. 3.1. genoemde voor¬waar¬den voor toewijzing van een vordering tot overlegging van bescheiden op grond van artikel 843a. De incidentele vordering van Ares wordt daarom afgewezen.
3.8.
Ares zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
4. De hoofdzaak
4.1.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlating in hoofdzaak op grond vaan artikel 2.12 van het rolreglement.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Ares in de kosten van het incident, aan de zijde van Talkline tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 29 augustus 2007 voor uitlating ex artikel 2.12 van het rolreglement.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2007.