Hof Amsterdam, 27-05-2004, nr. 963/03
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2131
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-05-2004
- Zaaknummer
963/03
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2004:AR2131, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑05‑2004; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 294 Wetboek van Koophandel
Uitspraak 27‑05‑2004
Inhoudsindicatie
CV-installatie bijgevuld op de dag voor de vakantie en vergeten de kraan dicht te draaien toen de telefoon ging. ‘Extra uitgebreide’ woonhuisverzekering. Voor klant gunstigste uitleg van ‘onvoorzien’. Geen ‘merkelijke’ eigen schuld.
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
1. [appellant 1],
2. [appellante 2],
beiden wonende te [woonplaats],
APPELLANTEN,
procureur: mr. A. Volders,
t e g e n
de naamloze vennootschap
ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
GEÏNTIMEERDE,
procureur: mr. G.W. Kernkamp.
1. Het verloop van het geding in hoger beroep
Appellanten worden hierna ook wel (in enkelvoud) als [appellant 1] aangeduid en geïntimeerde als Zwolsche Algemeene.
Bij dagvaarding van 1 mei 2003 zijn [appellant 1] en [appellante 2] in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank te Utrecht met nummer 153119HAZA02 2062 tussen hen als eisers en Zwolsche Algemeene als gedaagde gewezen en op 2 april 2003 uitgesproken vonnis.
Bij memorie heeft [appellant 1] tegen het vonnis waarvan beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof dat vonnis zal vernietigen en zijn in eerste aanleg ingestelde vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Zwolsche Algemeene in de kosten van het geding in beide instanties.
Bij memorie heeft Zwolsche Algemeene de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis, zonodig met verbetering en/of aanvulling van gronden, zal bekrachtigen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [appellant 1] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Partijen hebben de zaak mondeling door hun raadslieden, [appellant 1] door mr. M.G. Ligthart, advocaat te Den Haag, en Zwolsche Algemeene door mr. B.F. Keulen, advocaat te Utrecht, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen, doen bepleiten.
Tenslotte hebben partijen recht gevraagd op de stukken van het geding in beide instanties. De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. De feiten
In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank onder 2.1 tot en met 2.7 de tussen partijen vaststaande feiten opgesomd. Tegen deze opsomming is geen grief gericht zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3. Beoordeling van het hoger beroep
3.1. Deze zaak gaat over het volgende.
(i) [appellant 1] heeft ten behoeve van zijn woonhuis en inboedel bij Zwolsche Algemeene een "pakketpolis Familieverzekeringen" afgesloten, waaronder een opstalverzekering met extra uitgebreide dekking en een inboedelverzekering, eveneens met extra uitgebreide dekking. De polisvoorwaarden, voor zover van belang, luiden als volgt:
Artikel WHV (hof: Woonhuisverzekering) 2, Omvang van de dekking
De verzekering dekt de schade aan het woonhuis, tot ten hoogste de op het polisblad genoemde verzekerde som, veroorzaakt door:
(..)
6. water, stoom en neerslag:
Hieronder wordt verstaan:
- water of stoom onvoorzien gestroomd uit leidingen of daarop aangesloten toestellen en installaties van waterleiding en centrale verwarming als gevolg van springen door vorst, breuk, verstopping of ander plotseling optredend defect;
(..)
Artikel INB (hof: Inboedelverzekering) 2, Omvang van de dekking
De verzekering dekt (..) de in het woonhuis aanwezige inboedel tegen directe materiële schade tot ten hoogste de op het polisblad vermelde verzekerde som veroorzaakt door:
(..)
6. water, stoom en neerslag:
Hieronder wordt verstaan:
- water of stoom onvoorzien gestroomd uit leidingen of daarop aangesloten sanitaire en andere toestellen en installaties van waterleiding en centrale verwarming;
- water, overgelopen uit de hierboven genoemde toestellen en installaties;
(..)
Artikel ALG (hof: algemene voorwaarden) 11 Eigen schuld
De Zwolsche Algemeene zal geen beroep doen op de eigen schuld van verzekeringnemer, tenzij de eigen schuld de vormen aanneemt van merkelijke schuld in de zin van art. 294 Wetboek van Koophandel.
(ii) De woning van [appellant 1] is voorzien van centrale verwarming; de c.v.-ketel staat op de zolderverdieping. De installatie wordt door [appellant 1] eens in de zoveel tijd bijgevuld met water. [appellant 1] maakt daarbij gebruik van een met de c.v.-ketel meegeleverde vulslang.
(iii) Op 18 juli 2002 heeft [appellant 1] de c.v.-installatie bijgevuld en op 19 juli 2002 is hij op vakantie gegaan. Op 30 juli 2002 is in de woning ernstige lekkage geconstateerd die zowel aan de woning als aan de inboedel aanzienlijke schade heeft veroorzaakt. Een in opdracht van Zwolsche Algemeene opgesteld expertise-rapport van 1 augustus 2002 vermeldt dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat de lekkage is veroorzaakt doordat de kraan waarop de vulslang van de c.v.-ketel was aangesloten, open heeft gestaan en vervolgens de wartel en de slang van deze kraan zijn losgesprongen.
(iv) Partijen twisten over de vraag of de door [appellant 1] geleden schade door de verzekeringen is gedekt. De rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord en heeft de vordering van [appellant 1] afgewezen. De grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, zijn tegen deze beslissing – en de gronden waarop zij berust – gericht.
3.2. Het hof begrijpt het rapport van de deskundige en hetgeen partijen omtrent de oorzaak van de schade hebben aangevoerd, aldus dat de vulslang, bevestigd zowel aan de c.v.-installatie als aan de kraan van de waterleiding, aan de zijde van de kraan is losgeschoten en dat daardoor het water ongehinderd door de geopende kraan uit de waterleiding kon stromen.
3.3. Dit zo zijnde moet worden vastgesteld dat het water uit de leiding is gestroomd en niet uit de c.v.-installatie of uit de vulslang. Daarom zal moeten worden onderzocht of het weggestroomde water kan worden aangemerkt als " water (..) onvoorzien gestroomd uit leidingen (..). Bij de inboedelverzekering zal tevens onderzocht moeten wortden of voldaan is aan de omschrijving: "als gevolg van springen door vorst, breuk, verstopping of ander plotseling optredend defect". Aan de vraag of de vulslang deel uitmaakt van de c.v.-installatie komt daarbij geen betekenis toe.
3.4. Of het evenement door de polissen is gedekt moet worden bepaald door uitleg van de van belang zijnde polisvoorwaarden. Zulks dient te geschieden met gebruikmaking van het zogenaamde Haviltexcriterium. Bij hetgeen [appellant 1] redelijkerwijs van de verzekering mocht verwachten – en op welke verwachting Zwolsche Algemeene verdacht moest zijn – speelt een rol dat de verzekering door Zwolsche Algemeene is aangeduid als "extra uitgebreid", reden waarom [appellant 1] minder dan wanneer deze aanduiding zou hebben ontbroken bedacht behoefde te zijn op verborgen uitsluitingen en in het bijzonder niet op uitsluitingen die niet expliciet zijn geformuleerd maar die – op min of meer verborgen wijze - besloten liggen in de (positieve) omschrijving van de dekking. Voorts dient te worden vastgesteld dat partijen de hoedanigheden bezitten die toepassing van 6:238, tweede lid, BW mogelijk maakt. Zwolsche Algemeene is immers aan te merken als een professionele gebruiker van de polisvoorwaarden en [appellant 1] is, bij de afsluiting van het onderhavige familiepakket waarin begrepen zijn een opstalverzekering van een woonhuis en een inboedelverzekering, te beschouwen als een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Gevolg daarvan is dat ten aanzien van de polisvoorwaarden de eis mag worden gesteld dat de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld en dat bij twijfel over de betekenis van een beding de voor [appellant 1] gunstigste uitleg prevaleert, althans dient – nu niet geheel duidelijk is wanneer de verzekering tot stand is gekomen - het in art. 6:238 BW neergelegde voorschrift te gelden als een bij de uitleg in acht te nemen gezichtspunt.
3.5. Naar het oordeel van het hof hebben partijen over en weer [...] het woord "onvoorzien" redelijkerwijze mogen en moeten begrijpen als "onverhoeds", "onverwacht", "waarmee [appellant 1] geen rekening heeft gehouden". Vastgesteld kan worden dat aan deze voor de dekking gestelde voorwaarde wordt voldaan, het is immers voor [appellant 1] geheel onverwacht geweest dat het water tijdens zijn vakantie in grote hoeveelheden uit de leidingen stroomde. In hoeverre [appellant 1] in dit opzicht onverantwoordelijk heeft gehandeld is niet van belang voor de vraag of het evenement onder de omschrijving van de polisbepaling(en) valt maar voor de vraag of de mate van eigen schuld aan dekking in de weg behoort te staan.
3.6. Aan de voorwaarden gesteld aan uitkering krachtens de inboedelverzekering is derhalve voldaan. Met betrekking tot de opstalverzekering zal het hof nog ingaan op de vraag of het losspringen van de wartel die tot dan toe, in combinatie met de slang en de c.v.-installatie, het wegstromen van het leidingwater had voorkomen, kan worden beschouwd als een "ander plotseling optredend defect".
3.7. Mede tegen de achtergrond van hetgeen onder 3.4 werd overwogen beantwoordt het hof die vraag bevestigend. Immers is niet bepaald – en heeft [appellant 1] redelijkerwijs ook niet behoeven te begrijpen - dat een defect aan de met de c.v.-installatie meegeleverde – en voor het vullen van de installatie benodigde - vulslang niet onder een in artikel 2 sub 6 WHV genoemd "ander plotseling optredend defect" begrepen kan worden.
3.8. Het hof concludeert dat het evenement dat zich heeft voorgedaan valt onder dekking zoals beschreven in de beide polisbepalingen van art. 2, onder 6.
3.9. Omtrent de (mate van) schuld van [appellant 1] stelt het hof, op grond van hetgeen onbestreden door [appellant 1] daaromtrent door [appellant 1] is gesteld, het volgende vast. Op de dag voor zijn vakantie heeft [appellant 1] de c.v.-installatie bijgevuld. Weggeroepen door een telefoontje heeft hij, in tegenstelling tot wat hij na het bijvullen placht te doen, nagelaten de waterkraan af te sluiten, ten gevolge waarvan de druk van de waterleiding op de slang en de c.v.-installatie is blijven bestaan.
3.10. Naar het oordeel van het hof kan dit handelen niet worden aangemerkt als een vorm van merkelijke schuld. [appellant 1] heeft zich wel bewust moeten zijn van het gevaar dat het niet afsluiten van de waterkraan aanzienlijke schade met zich kon brengen en hij is ook tekortgeschoten in de zorg om die schade te voorkomen, maar in de gegeven omstandigheden is sprake van een vorm van onvoorzichtigheid en nalatigheid en kan hem daarvan geen ernstig verwijt worden gemaakt. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden zijn gesteld noch gebleken.
3.11. Het vorenoverwogene brengt met zich dat de grieven doel treffen, dat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en dat – nu daartegen geen andere dan de besproken verweren zijn gevoerd – de vorderingen van [appellant 1] zullen worden toegewezen, met veroordeling van Zwolsche Algemeene, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding in beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt Zwolsche Algemeene conform artikel ALG 8 van de polisvoorwaarden de schade vast te stellen en het vastgestelde schadebedrag binnen 14 dagen na de vaststelling van de omvang van de schade aan [appellant 1] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2002 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Zwolsche Algemeene in de kosten van het geding in beide instanties, aan de zijde van [appellant 1] tot deze uitspraak in eerste aanleg begroot op € 2.640,45 en in hoger beroep op € 1.051,06;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs Visser, Van Staveren en Scheltema en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2004.