Einde inhoudsopgave
Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014
Artikel 72
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2021, Stcrt. 2021, 46072 (uitgifte: 09-12-2021, regelingnummer: WJZ/ 21054508)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Energierecht (V)
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor de productie van hernieuwbare warmte die voor het eerst nuttig wordt gebruikt aan een producent van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte die de hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte produceert door middel van:
- a.
een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van allesvergisting;
- b.
een productie-installatie waarmee elektriciteit en hernieuwbare warmte wordt geproduceerd uitsluitend door middel van vergisting en co-vergisting van dierlijke mest of door middel van vergisting op een landbouwbedrijf van uitsluitend plantaardige stoffen vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, of
- c.
een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte door middel van thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa.
2.
Een producent aan wie subsidie is verstrekt op grond van het eerste lid, onderdeel c, draagt er zorg voor dat wordt aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de richtlijn (EU) 2018/2001.
3.
Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.
4.
Productie-installaties als bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen als productie-installaties als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel d, 48, tweede lid, en 56, eerste lid, derde volzin, van het besluit.
5.
Productie-installaties als bedoeld in het eerste lid, worden, indien subsidie is verstrekt op grond van de regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008, aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, en vijfde lid van het besluit.
6.
Productie-installaties als bedoeld in het eerste lid worden, indien subsidie is verstrekt op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties, aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het besluit.