NJ 2011/129
Daadwerkelijke rechterlijke bescherming van aan Unierecht ontleende rechten. Recht op toegang tot rechter. Rechtsbijstand. Nationale regeling waarbij rechtsbijstand aan rechtspersonen wordt geweigerd wanneer ‘algemene belangen’ ontbreken.
HvJ EU 22-12-2010, ECLI:EU:C:2010:811, m.nt. M.R. Mok (DEB/Duitsland)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
22 december 2010
- Magistraten
J.N. Cunha Rodrigues, A. Rosas, U. Lõhmus, A. Ó Caoimh, P. Lindh
- Zaaknummer
C-279/09
- Conclusie
A-G P. Mengozzi
- Noot
M.R. Mok
- LJN
BP0396
- Roepnaam
DEB/Duitsland
- JCDI
JCDI:ADS96506:1
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2010:811, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 22‑12‑2010
- Wetingang
Handvest grondrechten art. 47; Richtlijn 2002/8/EG
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Kammergericht (Berlin) bij beslissing van 30 juni 2009.
Daadwerkelijke rechterlijke bescherming van aan Unierecht ontleende rechten. Recht op toegang tot rechter. Rechtsbijstand. Nationale regeling waarbij rechtsbijstand aan rechtspersonen wordt geweigerd wanneer ‘algemene belangen’ ontbreken.
Samenvatting
Het in art. 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde beginsel van daadwerkelijke rechterlijke bescherming moet aldus worden uitgelegd dat het niet is uitgesloten dat daarop door rechtspersonen een beroep wordt gedaan, en dat de overeenkomstig dit beginsel verleende bijstand onder meer de vrijstelling van betaling van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.