Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:52 [Dienstverrichting naar Nederland]
Geldend
Geldend vanaf 17-03-2021
- Bronpublicatie:
03-03-2021, Stb. 2021, 131 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken: 35599)
- Inwerkingtreding
17-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2021, Stb. 2021, 131 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken: 35599)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het is een ieder met zetel:
- a.
in een andere lidstaat verboden het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uit te oefenen, tenzij hij de Nederlandsche Bank van dit voornemen kennis heeft gegeven;
- b.
in een staat die geen lidstaat is, verboden het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uit te oefenen;
- c.
in een staat die geen lidstaat is en aldaar het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang uitoefent verboden om door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van herverzekeraar in Nederland uit te oefenen.
2.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op levensverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars of schadeverzekeraars met beperkte risico-omvang met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen lidstaat waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van lidstaten. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.
3.
Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op levensverzekeraars met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning hebben voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar.
4.
Indien de Nederlandsche Bank een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft ontvangen, deelt zij de ontvangst hiervan onverwijld mede aan de financiële onderneming die de kennisgeving heeft gedaan.