Richtlijn 2006/39/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool op te nemen als werkzame stof
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2007
- Bronpublicatie:
12-04-2006, PbEU 2006, L 104 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/39/EG)
- Inwerkingtreding
01-02-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-04-2006, PbEU 2006, L 104 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/39/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van de Commissie van 12 april 2006 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool op te nemen als werkzame stof
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 703/2001 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de tweede fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool zijn in deze lijst opgenomen.
- (2)
Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 703/2001 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 451/2000 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor clodinafop was Nederland de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediend op 7 november 2003. Voor pirimicarb was het Verenigd Koninkrijk de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediendop 4 november 2003. Voor rimsulfuron was Duitsland de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediend op 6 augustus 2003. Voor tolclofos-methyl was Zweden de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediend op 3 november 2003. Voor triticonazool was Oostenrijk de rapporterende lidstaat en was alle relevante informatie ingediend op 29 september 2003.
- (3)
De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en op 14 maart en 10 augustus 2005 bij de Commissie ingediend in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA voor clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool (4). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 27 januari 2006 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool.
- (4)
Uit het onderzoek naar pirimicarb zijn enkele vragen naar voren gekomen waarover het Wetenschappelijk Panel voor de gezondheid van gewassen, gewasbeschermingsmiddelen en de residuen daarvan (PPR-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) zich heeft gebogen. Het Wetenschappelijk Panel is om advies gevraagd over het gebruik van een tijdsfactor bij de acute risicobeoordeling voor vogels en over de uitgevoerde beoordeling van het acute risico voor vogels. In zijn advies over de eerste vraag kwam het PPR-panel tot de conclusie dat de door de OESO voorgestelde tijdsfactor equivalent is aan de bestaande door de EU gebruikte beoordeling van het acute risico voor vogels (niveau 1), behalve dat bijlage VI bij richtlijn 91/414/eeg uitgaat van een specifieke veiligheidsfactor van 10. Daarom zou een gedetailleerde wetenschappelijke analyse moeten worden verricht om te beoordelen of de actuele veiligheidsfactor naar behoren rekening houdt met alle relevante risico's. Aangezien voor een dergelijke analyse omvangrijke verdere werkzaamheden vereist zijn die buiten het bereik van het advies vallen, stelt het PPR-panel voor per geval te beoordelen wat de beste methode is. Met betrekking tot de tweede vraag heeft het PPR-panel een nauwkeurige risicobeoordeling uitgevoerd en geconcludeerd dat vogels die zich in het veld met insecten voeden zelfs bij de maximaal denkbare blootstelling waarschijnlijk geen dodelijke dosis pirimicarb binnenkrijgen (5).
- (5)
Uit het onderzoek naar clodinafop, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool zijn geen vragen naar voren gekomen voor het Wetenschappelijk Panel voor de gezondheid van gewassen, gewasbeschermingsmiddelen en de residuen daarvan (PPR-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).
- (6)
Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl en triticonazool bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.
- (7)
Onverminderd deze conclusie moet er ten aanzien van pirimicarb and triticonazool nadere informatie over bepaalde aspecten worden verkregen. In artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG wordt bepaald dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Er dient dan ook te worden geëist dat pirimicarb en triticonazool ter bevestiging van de risicobeoordeling in bepaalde gevallen aan verdere testen worden onderworpen en dat deze studies door de kennisgevers worden voorgelegd.
- (8)
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.
- (9)
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die clodinafop, pirimicarb, rimsulfuron, tolclofos-methyl of triticonazool bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.
- (10)
Bij eerdere opnamen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (6) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren dat de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft en daarmee aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.
- (11)
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (12)
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/19/EG van de Commissie (PB L 44 van 15.2.2006, blz. 15).
PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 32).
PB L 98 van 7.4.2001, blz. 6.
EFSA Scientific Report (2005) 34, 1–78, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance clodinafop (afgerond op 10 augustus 2005).EFSA Scientific Report (2005) 43, 1–76, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance pirimicarb (afgerond op 10 augustus 2005).EFSA Scientific Report (2005) 45, 1–61, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance rimsulfuron (afgerond op 10 augustus 2005).EFSA Scientific Report (2005) 28, 1–77, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance triticonazole (afgerond op 14 maart 2005).EFSA Scientific Report (2005) 28, 1–77, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance tolclofos-methyl (afgerond op 14 maart 2005).
Advies van het Wetenschappelijk Panel voor de gezondheid van gewassen, gewasbeschermingsmiddelen en de residuen daarvan naar aanleiding van een verzoek van EFSA betreffende de evaluatie van pirimicarb (EFSA Journal (2005) 240, 1–21).
PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2266/2000 (PB L 259 van 13.10.2000, blz. 27).